Uw werknemer in een assisenjury

article image Van 
93026

Elke werknemer kan als burger opgeroepen worden om te zetelen in een jury van het assisenhof. Wat betekent dit voor de werkgever en de werknemer?

Algemeen

Het assisenhof is bevoegd voor misdaden zoals moord met voorbedachte rade, poging tot moord met voorbedachte rade, moord of gijzeling. Ons land telt 11 assisenhoven, één per provincie plus één in Brussel. Assisenhoven zetelen niet bestendig maar moeten telkens voor elk proces worden samengesteld. Het hof bestaat uit drie beroepsrechters bijgestaan door een griffier en een volksjury van twaalf burgers die bij lottrekking in fasen worden uitgeloot. De kandidaatgezworenen moeten aan een aantal criteria voldoen: ingeschreven zijn op de lijst van de kiezers, 28 tot 65 jaar oud, burgerlijke en politieke rechten genieten, kunnen lezen en schrijven, geen strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan 4 maanden of tot een werkstraf van meer dan zestig uur.

De kandidaten worden opgeroepen met een Pro Justitia dat door een gerechtsdeurwaarder wordt betekend, om als jurylid te zetelen in een aanstaande zitting van het assisenhof dat recht zal spreken over X, die beschuldigd wordt van het plegen van een misdaad.

De afwezigheid op het werk

Artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 zegt dat «de werknemer het recht heeft afwezig te zijn op het werk met behoud van zijn normaal loon naar aanleiding van familiale gebeurtenissen, voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten of om te verschijnen voor een rechtbank. Om recht te hebben op zijn loon moet de werknemer de werkgever op voorhand verwittigen: als dit niet mogelijk is moet hij het zo spoedig mogelijk doen. Hij moet het verlof gebruiken waarvoor het is toegekend (…)».

Meer bepaald met betrekking tot de assisenjury zegt artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 dat de werknemer de nodige tijd afwezig mag blijven met een maximum van 5 dagen. Deze 5 dagen worden gelijkgesteld met een periode van klein verlet, maar meestal duurt een proces langer. De volgende dagen (vanaf de zesde dag) worden dan beschouwd als een periode van overmacht. Deze afwezigheid van 5 dagen of meer wordt gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen die recht geven op jaarlijkse vakantie.

Op welk loon heeft de werknemer recht?

Voor de eerste 5 dagen (= dagen van klein verlet), betaalt de werkgever het normale loon. Duurt het proces langer dan 5 dagen en de werkgever beslist het loon te blijven betalen, dan krijgt hij van de FOD Justitie een vergoeding die gelijk is aan het brutodagloon verhoogd met de patronale bijdragen voor sociale zekerheid, alsook het betreffende vakantiegeld en de eindejaarspremie.

Extra-wettelijke looncomponenten worden niet in aanmerking genomen. De werkgever heeft er dus geen belang bij het loon voor die dagen te weigeren want hij zal door de FOD volledig worden terugbetaald. Elke persoon die opgeroepen wordt om te zetelen in een assisenjury ontvangt bovendien een vergoeding van 11,15 EUR, ongeacht of die persoon ontheven of gewraakt wordt. Elk jurylid (effectief of vervanger) krijgt een vergoeding van 45,21 EUR voor elke dag dat hij zetelt of op de debatten aanwezig is. Daarbij komt dan nog eens een kilometervergoeding van 0,5397 EUR om naar het assisenhof te komen. Deze vergoedingen worden uitbetaald door de griffie, bij voorkeur op de rekening opgegeven door de burger. Deze sommen komen dus bij het loon.

Mag men weigeren te zetelen?

De wet legt een geldboete op van 1250 tot 25 000 EUR aan de niet-vrijgestelde gezworene die zich op de dag en het uur gesteld in de oproeping niet aanmeldt op het assisenhof of die weigert te zetelen.

Men kan vragen ontheven te worden door een brief te richten aan de voorzitter van het hof. In die brief moeten de redenen aangehaald worden waarom de persoon niet kan zetelen (bijvoorbeeld bedrijfsleider van een kleine onderneming waardoor de activiteit voornamelijk op zijn schouders rust, echtgenote die op het punt staat te bevallen, zwaar ziek familielid dat verzorging vereist, verblijf in het buitenland, kinderopvang, enz.).

De werkgever mag de werknemer dus niet verbieden zijn plicht te vervullen maar als de bedrijfswerking het vereist, dan kan hij aan de werknemer een attest afleveren waarin gezegd wordt dat zijn aanwezigheid in het bedrijf in die periode onontbeerlijk is. Het laatste woord is evenwel aan de voorzitter van het assisenhof.