Doelgroepverminderingen eerste aanwervingen: nieuwe regels voor 2022

article image Van 

Einde van de volledige vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen voor de eerste aanwerving, definitie van het begrip “technische bedrijfseenheid”, uitsluiting van bepaalde werknemers, een nieuwe telling en nieuwe regels voor de toepassing van de vermindering: dat zijn zowat de belangrijkste wijzigingen die vanaf 1 januari 2022 op het vlak van de doelgroepverminderingen eerste aanwerving van toepassing zijn.

1. Context

De doelgroepvermindering eerste aanwervingen kreeg wat kritiek te verwerken. Zo werd de volledige vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen bij de aanwerving van de eerste werknemer, toegekend aan werknemers met een aanzienlijk loon, op de korrel genomen. Om dit te verhelpen, krijgt de vermindering nu een plafond.

Verder heeft de wetgever het begrip “technische bedrijfseenheid” (TBE) in de context van de doelgroepverminderingen nooit gedefinieerd. Daardoor ontstond een vergaande juridische onzekerheid, die de hoven en rechtbanken moesten oplossen. De wetgever heeft daarom het begrip gedefinieerd.

Een aantal tegenstrijdigheden op het vlak van tijdelijke tewerkstelling worden rechtgezet.

Ten slotte voorziet men in een nieuwe telling en nieuwe regels voor de toepassing van de vermindering bij de aanwerving van eerste werknemers, hetzij door een onderneming die naast een andere onderneming uit eenzelfde TBE bestaat, hetzij door een onderneming die de activiteit voortzet van een andere onderneming uit eenzelfde TBE.

De wijzigingen van de doelgroepverminderingen eerste aanwervingen moeten ervoor zorgen dat de toepassing ervan het beoogde doel waarmaakt (= banen scheppen) en dat misbruik wordt voorkomen. De toepassing van de verminderingen wordt er evenwel niet eenvoudiger op.

Deze wijzigigingen staan in de programmawet van 27 december 2021 (BS van 31 december 2021) en kunnen ook gelezen worden in de vooropige instructies van de RSZ.

2. Wijziging van de forfaitaire vermindering bij de aanwerving van een eerste werknemer

De doelgroepvermindering van onbeperkte duur blijft behouden voor de eerste werknemer, maar de forfaitaire vermindering is voortaan beperkt tot € 4 000 per kwartaal.

Dat plafond treedt op 1 januari 2022 in voege, zonder overgangsmaatregelen. Anders gezegd: de vermindering voor een eerste aanwerving die een volledige vrijstelling van de basisbijdragen inhield, wordt automatisch vervangen door een vermindering van maximaal € 4 000.

Deze wijziging heeft vooral gevolgen voor de doelgroepverminderingen bij een eerste aanwerving die toegepast wordt op hogere lonen (= meer dan € 5 330/maand). Liggen de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen onder de € 4 000, dan verandert er niets.

Theoretische voorbeelden :

  • een werknemer krijgt een brutoloon van € 5 330/maand

    • 25 % bijdragen op € 5 330 = € 1 332,50
    • kwartaalbijdrage = € 1 332,5 x 3 = € 3 997,5 verschuldigde kwartaalbijdrage
    • de forfaitaire vermindering dekt de volledige verschuldigde bijdrage, dus er verandert niets
  • een werknemer krijgt een brutoloon van € 6 500/maand
    • 25 % bijdragen op € 6 500 = € 1 625
    • kwartaalbijdrage = 1 625 x 3 = € 4 875 verschuldigde kwartaalbijdrage
    • het plafond van de forfaitaire vermindering bedraagt € 4 000, er is dus een verschil van € 875 voor de werkgever ten opzichte van de situatie vóór 1 januari 2022

3. Wijziging van de werknemers uitgesloten van de doelgroepverminderingen eerste aanwervingen

Sommige werknemers met een tijdelijk contract kwamen in aanmerking om het recht op vermindering eerste aanwerving te openen, anderen dan weer niet.

Om dit coherenter te maken, zullen de volgende werknemers (naast de bestaande categorieën) vanaf 1 januari 2022 niet meer in aanmerking komen om het statuut van nieuwe werkgever te bepalen, noch voor de toekenning van de verminderingen eerste aanwervingen:

  • gelegenheidswerknemers in de horeca (werknemerskengetallen 050 en 450);
  • flexi-jobwerknemers (werknemerskengetallen 011, 020, 486 en 496 voor de werkgeverscategorieën 317, 097 en 497, voor de werkgeverscategorie 017 aanduiding “E” in veld “extra”).

Daaruit volgt dat vanaf 1 januari 2022 de volgende werknemers buiten beschouwing moeten worden gelaten voor de toepassing van de doelgroepverminderingen eerste aanwervingen:

  • jongeren tot 31 december van het jaar waarin ze 18 jaar worden;
  • leerlingen in het kader van de opleiding alternerend leren zoals bepaald in artikel 1bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969;
  • dienstboden;
  • gelegenheidswerknemers in de land- en tuinbouwsector;
  • alle werknemers die buiten het toepassingsgebied van de wet van 27 juni 1969 vallen (jobstudenten, IBO, plan opleiding-inschakeling/overeenkomst voor een instapopleiding, vrijwilligers, sommige stagiairs enz.);
  • gelegenheidswerknemers in de horeca (NIEUW);
  • flexi-jobwerknemers (NIEUW).

Opgelet: gelegenheidswerknemers in de begrafenissector zijn niet uitgesloten!

Voorbeeld:

Een werkgever die nog nooit werknemers had, stelt een leerjongen aan het werk in het kader van een opleiding alternerend leren in het eerste kwartaal van 2022. Hij beslist om een gewone werknemer aan te werven die zal beginnen te werken in het derde kwartaal van 2022. Aangezien er met de leerjongen geen rekening wordt gehouden om het statuut van nieuwe werkgever te bepalen, zal de werkgever in principe de doelgroepverminderingen eerste aanwervingen kunnen genieten.

4. De begrippen “technische bedrijfseenheid” en “nieuwe werkgever”

4.1. Een juridische definitie van het begrip “technische bedrijfseenheid” (TBE)

Tot dusver had de wetgever het begrip “technische bedrijfseenheid” in het kader van de doelgroepverminderingen eerste aanwervingen nog niet gedefinieerd. Daardoor ontstond juridische onzekerheid, die de hoven en rechtbanken moesten oplossen. Er komt daarom nu een wettelijke definitie:

Worden als één enkele TBE beschouwd, juridische entiteiten:

  • met een sociale band door middel van minstens één gemeenschappelijk betrokken persoon, ongeacht zijn functie binnen die entiteiten:

    • werknemers die van de ene naar de andere juridische entiteit overschakelen;
    • werknemers die op zelfstandige basis dezelfde of een gelijkaardige activiteit opstarten;
    • ondernemingen die met een andere eigenaar worden voortgezet maar (deels) met hetzelfde personeel. Werknemers die na een faillissement worden overgenomen in uitvoering van hoofdstuk III van de CAO 32bis worden buiten beschouwing gelaten om de sociale band te bepalen.
  • die een gemeenschappelijkheid vormen die zich uit in socio-economische verwevenheid omdat ze gelijkaardige of complementaire activiteiten uitoefenen, zoals:
    • bankfilialen opgedeeld in verschillende filialen – juridische entiteiten;
    • onafhankelijke informaticadiensten binnen eenzelfde groep.
  • het kunnen juridische entiteiten zijn die gelijktijdig bestaan (= simultane TBE’s) of die elkaar opvolgen (= historische TBE’s).

4.2. De begrippen simultane TBE en historische TBE

4.2.1. Simultane TBE

Onder simultane TBE verstaat men twee of meerdere ondernemingen die, op de datum van de indiensttreding van de nieuwe werknemer voor wie de werkgever de doelgroepvermindering wenst toe te passen, gelijktijdig actief zijn en die een sociale band en socio-economische verwevenheid hebben met elkaar.

Bv.: de zaakvoerder van een kledingzaak in Brussel opent in Luik en andere kledingzaak onder hetzelfde merk.

4.2.2. Historische TBE

Onder historische TBE verstaat men twee of meerdere ondernemingen die, op de datum van de indiensttreding van de nieuwe werknemer voor wie de werkgever de doelgroepvermindering wenst toe te passen, een sociale band en voorafgaandelijke socio-economische verwevenheid hebben met elkaar. De verwevenheid van de verschillende entiteiten is beperkt tot een periode van 12 maanden.

Bv.: een advocaat is geassocieerd met een andere advocaat. Hij beslist om een eigen structuur op te richten door een nieuwe juridische entiteit in het leven te roepen met dezelfde activiteiten en hij neemt een deel van de klantenportefeuille over, maar treedt in concurrentie met de andere onderneming die voortbestaat.

4.3. Gevolgen van de definitie van een TBE op het statuut van nieuwe werkgever

Men moet een onderscheid maken tussen de nieuwe werkgever van een eerste werknemer en een nieuwe werkgever van een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer.

Nieuwe werkgever van een 1e werknemer

Onder nieuwe werkgever van een 1e werknemer verstaat men een werkgever die:

  • hetzij nooit onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969. Bijvoorbeeld, Mevrouw Janssens opent haar eerste supermarkt;
  • hetzij gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden (NIEUW: de periode van 12 maanden vervangt de 4 kwartalen die voorheen van toepassing waren) niet meer onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969 door de tewerkstelling van werknemers. Bijvoorbeeld, een winkel sluit zijn deuren en stelt geen personeel meer te werk gedurende 2 jaar door de crisis. Die werkgever zal de vermindering opnieuw kunnen genieten bij de heropstart van een activiteit.

Vanaf 1 januari 2022 komen er nieuwe voorwaarden bij om als een nieuwe werkgever van een 1e werknemer te kunnen worden beschouwd:

  • op de datum van indiensttreding van de 1e werknemer mag de werkgever geen deel uitmaken van een simultane technische bedrijfseenheid waar reeds een werknemer in dienst is;
  • op de datum van indiensttreding van de 1e werknemer heeft de werkgever die deel uitmaakt van een historische technische bedrijfseenheid evenmin één of meerdere werknemers in dienst genomen die als vervangers worden beschouwd omdat ze al aan de slag waren binnen dezelfde historische TBE in de 12 maanden (NIEUW: de periode van 12 maanden vervangt de 4 kwartalen die voorheen van toepassing waren) voor hun tewerkstelling bij de nieuwe werkgever.

Het begrip “vervanger in een TBE" is nu in de wet verankerd:

  • Eerst telt men het totale aantal personen werkzaam binnen de technische bedrijfseenheid op de dag van indiensttreding van de nieuwe werknemer;
  • Vervolgens telt men het maximale aantal werknemers dat gelijktijdig in dienst was binnen dezelfde technische bedrijfseenheid in de 12 maanden voorafgaand aan de indiensttreding;
  • Is er geen toename, dan is er sprake van vervanging.

De werkgever die 12 opeenvolgende maanden geen werknemers in dienst heeft gehad, moet terug aan de voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de doelgroepvermindering eerste aanwervingen voor een 1ste werknemer.

Nieuwe werkgever van een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer

Onder nieuwe werkgever van een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer verstaat men een werkgever die, op het moment van de aanwerving van een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer:

  • niet meer dan respectievelijk 1, 2, 3, 4 of 5 werknemer(s) in dienst had gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de aanwerving;
  • geen deel uitmaakt van een simultane technische bedrijfseenheid waar al 2, 3, 4, 5 of 6 werknemers in dienst zijn.

Vanaf 1 januari 2022 is het recht op vermindering  voor een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer alleen maar geopend als ten minste 2, 3, 4, 5 of 6 werknemers gelijktijdig in dienst zijn bij de werkgever.

Bovendien mag de vermindering voor een 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer ook alleen maar toegepast worden op de kwartalen waarin er minstens 2, 3, 4, 5 of 6 werknemers gelijktijdig in dienst zijn.

Voor simultane TBE’s kan geen enkel recht op doelgroepverminderingen eerste aanwervingen meer geopend worden zodra er in totaal minstens 6 werknemers zijn binnen de TBE, ook al ontstaat er nieuwe werkgelegenheid.

4.4. Nieuwe principes voor de telling als gevolg

De rang van de 1ste , 2de ,3de, 4de, 5de of 6de werknemer wordt voortaan toegekend door de bijkomende werknemers te beschouwen als laatst in dienst genomen. Dit is in tegenstelling tot de situatie in 2021, waar de werknemer als eerste in dienst werd beschouwd. Dit geldt zowel voor een simultane als voor een historische TBE.

Voor de telling bij simultane TBE’s moeten er nieuwe principes gehanteerd worden:

  • Op de dag van aanwerving van de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer bij de nieuwe werkgever moeten er binnen de TBE meer werknemers in dienst zijn dan het maximum aantal werknemers dat in de 12 maanden voordien gelijktijdig werkzaam was binnen de TBE.
  • Er kan geen recht op vermindering worden geopend voor de nieuwe werkgever als er al eens minstens 6 werknemers tegelijkertijd in dienst waren binnen de TBE in de 12 maanden voordien.
  • Vervolgens wordt er ook een telling uitgevoerd bij de werkgever die de nieuwe aanwerving doet. Een vermindering voor de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e of 6e werknemer is enkel mogelijk indien er minstens 1, 2, 3, 4, 5 of 6 werknemers in dienst zijn bij de nieuwe werkgever zelf.

Er komt een tolerantiemarge bij de telling. De telling is strikt mathematisch. Een heel korte, tijdelijke toename van het aantal werknemers in dienst (zelfs 1 dag) tijdens de referteperiode van 12 maanden kan dus tot gevolg hebben dat het recht op de doelgroepverminderingen niet wordt geopend. De werkgevers vonden dat vaak onrechtvaardig. Als antwoord op die kritiek, voert de wetgever vanaf 1 januari 2022 een tolerantiemarge in van maximaal 5 kalenderdagen. Een tijdelijke verhoging van het aantal werknemers op die dagen in de referteperiode van 12 maanden zal buiten beschouwing blijven. Er zijn geen bijkomende voorwaarden verbonden aan die “tolerantiedagen”. Om de maximale bezetting in de referteperiode van 12 maanden te bepalen, telt men de 5 dagen met het hoogste aantal werknemers gewoonweg niet langer mee.

Er wordt evenwel ook een periode van duurzame tewerkstelling ingevoerd. Een kortstondige stijging van het aantal werknemers op de dag van aanwerving (zelfs voor 1 dag) kon werkgelegenheid creëren en dus het recht op vermindering openen. Om zich ervan te vergewissen dat de bijkomende tewerkstelling(en) op het moment van de aanwerving daadwerkelijk van duurzame aard is (zijn), werd de bijkomende voorwaarde in het leven geroepen: de nieuwe werkgelegenheid moet gedurende minstens 1 maand na de aanwervingsdatum worden aangehouden. Het betreft het aantal werknemers binnen de gehele TBE. Weekend- en/of rustdagen blijven buiten beschouwing. Wordt deze voorwaarde niet vervuld, dan blokkeert dat de opening van het recht voor dezelfde rang bij eventuele latere aanwervingen in de 12 maanden nadien.

4.5. Regels voor de toepassing van de vermindering

voor een werknemer die in dienst treedt na 31 december 2021, volgen de telling en de ranginname de nieuwe regels met betrekking tot simultane en historische TBE's.

Wanneer werknemers opeenvolgend in de loop van het kwartaal in dienst treden, kunnen zij de vermindering voor een 1ste, 2de, 3de, 4de, 5de of 6de werknemer binnen eenzelfde kwartaal verderzetten zolang hun tewerkstellingsperiodes niet overlappen:

  • zo kan in de loop van een kwartaal de doelgroepvermindering voor een 1ste werknemer toegepast worden op elkaar opvolgende werknemers;
  • de werkgever kan zelf kiezen op wie hij de vermindering toepast, zelfs op tewerkstellingslijnen binnen het kwartaal die de opening van het recht voorafgaan maar met de beperking dat er geen overlapping is voor de toepassing van een bepaalde rang tussen de periodes gedekt door de tewerkstellingslijnen.

De vermindering voor een 2de, 3de, 4de, 5de of 6de werknemer blijft gekoppeld aan de juridische entiteit bij wie de rechtopenende werknemer in dienst is getreden. In tegenstelling tot de vermindering 1ste werknemer kan de vermindering wel verder uitgeput worden binnen de periode van 20 kwartalen vanaf het kwartaal van indienstname van de de, 3de, 4de, 5de of 6de werknemer, ook wanneer meer dan 12 maanden geen 2,3,4,5 of 6 werknemers tegelijkertijd in dienst waren.

5. De voortzetting van de verminderingen: versoepelingen

In een aantal specifieke gevallen kan een werkgever aanspraak blijven maken op de doelgroepverminderingen die eerder werden toegekend aan een reeds bestaande juridische entiteit. De RSZ heeft een aantal concrete gevallen vastgesteld waarin een nieuwe juridische entiteit geen nieuwe doelgroepverminderingen eerste aanwervingen kon genieten wegens de TBE en de verminderingen die de vorige onderneming genoot - waarmee ze een TBE vormde - ook niet mocht voortzetten.

De huidige regels waren vooral streng wanneer het een overgang tussen vennootschappen betrof. Er moest altijd sprake zijn van een reorganisatie zoals bedoeld in de artikelen 12:3 tot 12:10 en 12:103 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. De regels hiervoor waren erg strikt en vooral bij kleine ondernemingen weinig bekend. Het was dus moeilijk om eraan te voldoen. De nieuwe regelgeving vanaf 1 januari 2022 betekent een versoepeling. Voortaan is het voor vennootschappen niet langer verplicht dat de reorganisatie altijd overeenstemt met een situatie zoals bedoeld in de artikelen van het WVV. Het volstaat dat ze gelijkaardig is. Zo worden alle werkgevers op dezelfde manier behandeld.

Alle werkgevers moeten een aanvraagformulier indienen bij de RSZ. De werkgever die de verminderingen voortzet, erkent hierin expliciet dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de overlater. De partijen moeten altijd een schriftelijke overeenkomst hebben afgesloten over de reorganisatie. De RSZ kan daar altijd een kopie van opvragen. De overgang van één of meerdere werknemers moet namelijk altijd gepaard gaan met een economische reorganisatie.