Eenheidsstatuut: stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en activerend beleid


67893

Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever met het oog op een SWT moeten de normale opzeggingstermijnen toegepast worden. Voor ondernemingen erkend in herstructurering of in moeilijkheden kunnen de opzeggingstermijnen (of opzeggingsvergoeding) worden verkort tot minimaal 26 weken. Het Koninklijk besluit van 13 juni 2014 (BS 7 juli 2014) verduidelijkt nu de voorwaarden en modaliteiten die de werkgever moet naleven wanneer hij de termijn (of vergoeding) inkort.

1° de werkgever stelt de werknemer in kennis van het ontslag waarbij een opzeggingstermijn in acht wordt genomen (37/2, § 1, van de wet van 3 juli 1978 of van de artikelen 67 tot 69 van de wet van 26 december 2013) of maakt een einde aan de arbeidsovereenkomst bij middel van betaling van een overeenkomstige opzeggingsvergoeding;

2° de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode wordt ingekort bij een schriftelijke overeenkomst die tussen de werkgever en de werknemer na de kennisgeving van het ontslag wordt gesloten;

3° die termijn of deze periode mag niet korter zijn dan 26 weken. Deze termijn en deze periode gaan slechts in vanaf de schriftelijke overeenkomst;

4° de toepassing van deze regels moet gebeuren in het kader van de overlegprocedure (CAO nr. 17 van 19 december 1974).

Activerend beleid

De werkgever in herstructurering die overgaat tot een collectief ontslag, moet een inschakelingsvergoeding betalen aan de werknemers. Wanneer de normale opzeggingsvergoeding kleiner is dan de kost van de inschakelingsvergoeding, kan de werkgever de meerkost verhalen op de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Deze regeling was in het verleden enkel van toepassing op arbeiders en zal nu ook van toepassing zijn op bedienden.

De werkgever die de gedeeltelijke terugbetaling wil bekomen van de aan de werknemer betaalde inschakelingsvergoeding, moet hiertoe bij de RVA, overeenkomstig de door die dienst voorgeschreven procedure, een vordering tot terugbetaling indienen, ten vroegste op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding betaald aan deze werknemer en ten laatste op het einde van de zesde maand volgend op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding betaald aan deze werknemer.
De werkgever kan ook de vordering tot terugbetaling voor alle bij het collectief ontslag betrokken werknemers in één verzamelstaat overmaken aan de Rijksdienst, ten vroegste na de laatste maand waarin de werkgever in herstructurering een inschakelingsvergoeding verschuldigd was, en uiterlijk zes maanden later.