Flexibele arbeidstijd : de nieuwe bepalingen worden van kracht op 1 oktober 2013


63729

Ons artikel van 23 september jl. over de nieuwe bepalingen inzake flexibiliteit van de arbeidstijd, ingevoerd door de wet van 17 augustus 2013 betreffende de modernisering van het arbeidsrecht, sloten wij af met de mededeling dat deze nieuwe bepalingen van kracht zouden worden van zodra er een koninklijk uitvoeringsbesluit zou genomen zijn. Dit koninklijk uitvoeringsbesluit is nu verschenen in het Belgisch Staatsblad en het bepaalt 1 oktober 2013 als datum van inwerkingtreding van de bepalingen over de flexibiliteit van de arbeidstijd.

Het nieuwe koninklijk besluit van 11 september 2013 voert twee onderhandelingsprocedures in naargelang de interne grens van de arbeidsduur of van het krediet van niet recupereerbare overuren ingeval van buitengewone vermeerdering van werk of van onvoorziene noodzakelijkheid op 130 uur of op 143 uur moet gebracht worden.

Voor de eerste fase, de verhoging tot 130 uur, kan de onderhandelingsprocedure gevoerd worden op het niveau van de sector of van de onderneming in tegenstelling tot de tweede fase, de verhoging tot 143 uur, die slechts mogelijk is op het niveau van de sector.

Hierna volgt een beschrijving van die twee afzonderlijke procedures.

1. Onderhandelingsprocedure voor de eerste fase van verhoging tot 130 uur van de interne grens en van het krediet aan niet recupereerbare overuren

De procedure die hieronder wordt beschreven, moet worden gevolgd om de interne grens van de arbeidsduur die binnen een referteperiode moet worden nageleefd, op maximum 130 uur te brengen.
Zij moet ook worden gevolgd om het overurenquotum waarvoor de werknemer kan afzien van inhaalrust, te verhogen tot maximum 130 uur.

Die verhogingen moeten ingevoerd worden bij  sectorale collectieve arbeidsovereenkomst die de modaliteiten en de voorwaarden van die verhogingen bepaalt of de volledige of gedeeltelijke beslissing tot verhoging doorschuift naar een akkoord dat in de onderneming wordt gesloten volgens de modaliteiten door haar bepaald.

Als er vóór 1 april 2014 geen dergelijke sectorale CAO is neergelegd op de griffie van de FOD Tewerkstelling, dan mag de verhogingsprocedure gevolgd worden in de onderneming zelf. De in de onderneming te volgen procedure verschilt naargelang er al dan niet een vakbondsafvaardiging bestaat voor  de betrokken werknemers.

Als de onderneming een vakbondsafvaardiging heeft, dan wordt de verhoging van de bijkomende overuren ingevoerd door een collectieve overeenkomst op ondernemingsniveau die wordt gesloten met alle organisaties die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging. De bepalingen van die ondernemings-CAO die moeten opgenomen worden in het arbeidsreglement, worden ingevoegd in het arbeidsreglement.

Als de onderneming geen vakbondsafvaardiging heeft, dan wordt de verhoging van overuren ingevoerd door een ondernemings-CAO of door een aanpassing van het arbeidsreglement. 

Wanneer de verhoging wordt ingevoerd met een ondernemings-CAO, dan worden de bepalingen van deze CAO die in het arbeidsreglement moeten staan, ingevoegd in het arbeidsreglement.

Wanneer de verhoging gebeurt door een wijziging van het arbeidsreglement, dan gebeurt dit door toepassing van de gebruikelijke procedure van wijziging van het arbeidsreglement, evenwel met volgende bijzonderheid : de werkgever zendt het ontwerp van wijziging van het arbeidsreglement en het register van opmerkingen naar de voorzitter van het paritair comité. Binnen de twee maanden na de toezending, spreekt het paritair comité zich uit over de overeenstemming van het ontwerp met de wet. Het arbeidsreglement is gewijzigd bij ontvangst van de beslissing van het paritair comité dat het ontwerp overeenstemt met de wet. Als het paritair comité zich niet uitspreekt binnen de twee maanden, dan kan een lid ervan aan de voorzitter vragen dat de termijn wordt verlengd tot aan de volgende vergadering van het comité. Als het paritair comité binnen die termijnen niets beslist, dan stuurt de voorzitter van het comité het ontwerp en het register van opmerkingen naar de inspecteur-districtshoofd van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten. Deze inspecteur controleert of het ontwerp overeenstemt met de wettelijke bepalingen en binnen de 15 dagen na de ontvangst van het ontwerp maakt hij zijn beslissing kenbaar aan de werkgever. Het arbeidsreglement is gewijzigd vanaf ontvangst van de goedkeuring van de inspecteur.

2. Onderhandelingsprocedure voor de tweede fase van verhoging tot 143 uur van de interne grens en van het krediet aan niet recupereerbare overuren

De hieronder beschreven procedure moet worden toegepast om de interne grens van de arbeidsduur die moet worden nageleefd binnen een referteperiode, van 130 op maximum 143 uur te brengen. Zij moet ook worden toegepast om het overurenquotum waaraan de werknemer kan verzaken voor inhaalrust, van 130 op maximum 143 uur te brengen.

Die verhogingen moeten ingevoerd worden bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst die de modaliteiten en de voorwaarden van die verhogingen bepaalt of de volledige of gedeeltelijke beslissing tot verhoging doorschuift naar een akkoord dat in de onderneming wordt gesloten volgens de modaliteiten door haar bepaald.

3. Inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen

Al deze nieuwe bepalingen inzake flexibele arbeidstijd treden in werking op 1 oktober 2013.

4. Wettelijke referenties

Koninklijk besluit van 11 september 2013 tot vaststelling van de onderhandelingsprocedures voor het verhogen van de interne grens van de arbeidsduur die in de loop van een referteperiode moet worden nageleefd en van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 1bis en § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (B.S. van 19 september 2013).