Gelegenheidswerk in de land- en tuinbouw: versoepeling van de regels


63021

Vanaf 1 juli 2013 kan de werknemer geen gelegenheidswerknemer zijn wanneer hij als gewone werknemer in de land- of tuinbouwsector gewerkt heeft gedurende de 180 dagen voorafgaand aan de tewerkstelling.

Vroeger

De sectoren land- en tuinbouw kennen een specifieke regeling voor het gelegenheidswerk.

De bijdragen die verschuldigd zijn door de gelegenheidswerknemers worden niet berekend op de werkelijke bezoldiging maar op een forfaitaire dagbezoldiging voor zover de prestaties niet langer duren dan 35 dagen(landbouw), 65 dagen (tuinbouw) of 100 dagen(witloofteelt).

De gelegenheidswerknemers zijn trouwens ook maar beperkt aan de RSZ onderworpen (ziekte- invaliditeit, pensioen, werkloosheid, arbeidsongeval en kinderbijslag).

Ten slotte kon de werknemer tot op de dag van vandaag slechts gelegenheidswerknemer zijn voor een bepaald kwartaal als hij tijdens dat kwartaal of tijdens de twee voorgaande kwartalen niet in een andere hoedanigheid (=gewone werknemer) dan die van gelegenheidswerknemer gewerkt had in de land- of tuinbouw.

Vanaf 1 juli 2013

De voorwaarde van de kwartalen hierboven wordt vervangen door de voorwaarde van de 180 dagen.

Het koninklijk besluit van 4 juli 2013 (BS van 18 juli 2013) zegt immers dat de werknemer geen gelegenheidwerknemer kan zijn als hij tijdens de 180 dagen voorafgaand aan de tewerkstelling in de land- of tuinbouw gewerkt heeft in een ander hoedanigheid dan die van gelegenheidswerknemer.