Hervorming fiscaal gunstregime buitenlandse kaderleden & onderzoekers : update

article image Van 

De programmawet van 27 december 2021 bevat een hervorming van het fiscaal gunstregime voor buitenlands kaderleden en buitenlandse onderzoekers. De nieuwe regeling is transparanter, is beperkt in de tijd en staat ook open voor wie de Belgische nationaliteit bezit.

Samenvatting

  • vanaf 2022 maakt het fiscale gunstregime voor buitenlandse kaderleden en buitenlands onderzoekers plaats voor twee nieuwe stelsels: het BBIB en het BBIO;
  • het BBIB staat open voor werknemers en bepaalde bedrijfsleiders. Er gelden geen voorwaarden qua opleiding en functie. Wel is een bruto jaarloon van ten minste 75.000 euro vereist;
  • het BBIO staat enkel open voor onderzoekers met een werknemersstatuut. Men moet voldoen aan een opleidingsvoorwaarde of voldoende relevante ervaring bezitten. Er geldt geen loonvoorwaarde;
  • een rechtstreeks aanwerving in het buitenland of een detachering van een buitenlandse onderneming naar België is een voorwaarde;
  • men mag in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de aanstelling in België geen fiscaal Inwoner zijn geweest, noch gewoond hebben binnen 150 kilometer van de Belgische grens, noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners voor beroepsinkomsten in België;
  • de FOD Financiën moet instemmen met elk dossier;
  • het voordeel is een fiscale vrijstelling voor tussenkomsten van de onderneming voor bepaalde kosten;
  • beide stelsels zijn beperkt in tijd: maximaal vijf jaar, eenmalig verlengbaar met drie jaar.

Update 23.01.2023 : aanpassing omschrijving van het begrip "onderneming" en "onderzoek"

Update 24.01.2022: de circulaire 2022/C/9 van 21 januari 2022 heft het oude belastingstelsel van 1983 formeel op vanaf 1 januari 2022, en voorziet een overgangsregeling voor buitenlandse kaderleden die voor 1 januari 2022 in België in dienst zijn getreden en het oude belastingstelsel genoten.

Update 10.02.2022: de RSZ aanvaardt dat de reële en forfaitaire kosten die terugbetaald worden volgens deze nieuwe regeling, ook vrij zijn van sociale bijdragen.

Update 28.02.2022: de aanvraagformulieren en bijhorende instructies van de FOD Financiën zijn beschikbaar

Update 06.05.2022: de circulaire 2022/C/47 van 6 mei 2022 over de regeling houdende invoering van een bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers.legt het regime uit

Update 22.07.2022: De aanvraagtermijn om in het nieuwe fiscaal gunstregime te treden, zowel voor de nieuwe aanstellingen vanaf 1 januari 2022 als voor de aanstellingen in het oude fiscaal gunstregime voor 1 januari 2022 werd versoepeld. Ingeval van nieuwe aanstellingen vanaf 1 januari 2022 wordt de aanvraagtermijn van 3 maanden, als deze verstrijkt vóór 30 september 2022, automatisch verlengd tot 30 september 2022. Aanstellingen in het oude fiscaal regime kunnen nog tot 30 september 2022 (in de plaats van 31 juli 2022) een aanvraag doen om in het nieuwe regime te stappen.

Update 11.10.2022 De werkgever of vennootschap moet ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar een nominatieve lijst van de ingekomen belastingplichtigen of onderzoekers die in de loop van het voorafgaande jaar dit stelsel genoten aan de administratie meedelen. Een koninklijk besluit moet de vorm bepalen waarin deze mededeling aan de administratie wordt gedaan. Voor inkomstenjaar 2022 zal er echer geen koninklijk besluit meer worden getroffen. Dit heeft concreet tot gevolg dat voor inkomstenjaar 2022 er geen nominatieve lijst moet worden opgesteld en worden overgemaakt aan de administratie, bij gebrek aan een koninklijk besluit.

Update 11.10.2022 De vergoedingen die op basis van het bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen of het bijzonder belastingstelsel voor ingekomen onderzoekers worden aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever zullen afzonderlijk (onderscheiden van de andere vergoedingen die worden aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever) moeten worden vermeld op de fiscale fiches.
De nadere richtlijnen hieromtrent zullen worden opgenomen in het bericht aan de werkgevers.

Inhoudsopgave

1. Situering2. Nieuw gunstregime voor buitenlandse werknemers/bedrijfsleiders, de ‘ingekomen belastingplichtigen’a. Voor welke personen?b. Voorwaardenc. Voordeel: gunstige terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever/ondernemingd. Beperking in tijd3. Nieuw gunstregime voor buitenlandse onderzoekers, de ‘ingekomen onderzoekers’a. Voor welke onderzoekers?b. Voorwaardenc. Voordeel: gunstige terugbetaling van kosten eigen aan de werkgeverd. Beperking in tijd4. Inwerkingtreding5. Het lot van het oude gunstregime van 1983?6. Sociale zekerheidsbijdragen?

1. Situering

In 1983 introduceerde de fiscus een gunstregime voor buitenlandse kaderleden, specialisten en vorsers die tijdelijk in België komen werken voor een entiteit van een internationale groep, het zogenaamde ‘bijzonder aanslagstelsel’. De fiscale gunstregeling staat enkel open voor wie niet de Belgische nationaliteit bezit en bestaat uit twee grote onderdelen:

  1. een fiscale behandeling als niet-inwoner. De Belgische fiscus belast enkel de inkomsten voor de in België geleverde prestaties en de andere Belgische inkomsten;
  2. een gunstig kostenstelsel. Het betreffen, binnen welbepaalde grenzen, tussenkomsten van de werkgever voor o.m. verhuis, onderwijs van de kinderen, wisselkoersverliezen, hogere belastingdruk (= de zogenaamde ‘taks-equalisation’) en welbepaalde reizen.

De voorwaarden en modaliteiten werden niet wettelijk verankerd maar staan in een circulaire van de fiscus (circulaire nr. Ci.RH.624/325.294 van 8 augustus 1983).

De programmawet van 27 december 2021 introduceert twee nieuwe fiscale gunstregimes:

  • een nieuw gunstregime voor buitenlandse werknemers & buitenlands bedrijfsleiders;
  • en een nieuw gunstregime voor buitenlandse onderzoekers.

De modaliteiten van beide regimes verschillen niet veel van elkaar. Ze treden in werking op 1 januari 2022.
Het is de bedoeling dat zij in de plaats treden van het voormelde bijzonder aanslagstelsel.

2. Nieuw gunstregime voor buitenlandse werknemers/bedrijfsleiders, de ‘ingekomen belastingplichtigen’

Dit nieuwe gunstregime draagt de – weinig zeggende - titel van het ‘bijzondere belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen’ (afgekort ‘BBIB’).

a. Voor welke personen?

1. Het BBIB staat ten eerste open voor de bedrijfsleiders en werknemers die rechtstreeks worden aangeworven in het buitenland door een onderneming of vestiging van een onderneming ingeschreven in de KBO teneinde er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen.

2. Het BBIB staat eveneens open voor de werknemers en bedrijfsleiders die door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep (*) ter beschikking worden gesteld (lees: gedetacheerd worden) van een of meerdere ondernemingen of vestigingen van een onderneming ingeschreven in de KBO en dit teneinde er een bezoldigde belastbare activiteit in België uit te oefenen.

(*) Onder ‘multinationale groep’ wordt verstaan: elke groep:

  • van minstens twee ondernemingen die  inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden
  • of die een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend.

Dit betreft geen nieuw begrip. Het bestaat reeds voor de toepassing van artikel 321/1 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (= aangifteplicht inzake verrekenprijzen).

Niet elke bedrijfsleider komt in aanmerking. Zijn uitgesloten:

  • de bedrijfsleider die (a) noch belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming binnen de uitoefening van een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of soortgelijke functies, (b) noch een leidende functie of leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële aard, van financiële aard of van technische aard uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.
    Het BBIB kan dus bijvoorbeeld niet toegepast worden voor bestuurders die uitsluitend deel uitmaken van een raad van toezicht;
  • de bedrijfsleider die (mede)oprichter is van de onderneming of waarin hij aandelen bezit ten belope van ten minste 30 procent van het kapitaal.

Er geldt geen nationaliteitsvoorwaarde. De Belgische nationaliteit bezitten vormt dus geen beletsel om het BBIB te genieten.

Mogelijk voor elke functie & opleidingsniveau – ook voor niet-kaderleden!
Merk op dat er geen beperkingen gelden qua functie-inhoud of opleidingsniveau. Indien bijvoorbeeld een managementassistent of een technicus voldoet aan alle voorwaarden, kunnen dus ook deze personen het BBIB genieten, en dit ongeacht hun opleidingsniveau. Al dan niet een leidinggevende functie uitoefenen of deel uitmaken van het managementkader speelt geen rol.

b. Voorwaarden

De onderstaande voorwaarden moeten vervuld zijn opdat het BBIB toegepast kan worden.

  • 60-maandenvoorwaarde. De werknemers/bedrijfsleider mag in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de aanstelling in België geen fiscaal Inwoner zijn geweest, noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens, noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners voor beroepsinkomsten in België.
  • Bezoldigingsvoorwaarde. Voor de in België geleverde prestaties moet de werknemer/bedrijfsleider per kalenderjaar van de werkgever of vennootschap een bruto bezoldiging ontvangen die meer bedraagt dan 75.000 euro en die aangerekend worden op de resultaten van de werkgever of vennootschap. Is de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner, dan komt enkel de effectief aan de belasting van niet-inwoners onderworpen bezoldigingen in aanmerking.
     
    Deze bezoldigingsvoorwaarde moet niet alleen beoordeeld worden op het ogenblik van aankomst van de werknemer/bedrijfsleider in België, maar geldt eveneens gedurende de volledige periode waarin het BBIB wordt toegepast. Het BBIB stopt dan ook wanneer deze bezoldigingsvoorwaarde niet langer meer vervuld is.
    Deze bezoldigingsdrempel betreft het brutoloon. Voor bezoldigingen onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen hanteert men bijgevolg het bruto bedrag voor aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen ten laste van de werknemer.
    Opzeggingsvergoedingen en vergoedingen die tijdelijke inkomensverliezen dekken, tellen niet mee. Tellen ook niet mee: de voordelen die op basis van artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 een vrijstelling genieten in de personenbelasting van de werknemer/bedrijfsleider. Dit betreffen onder meer de vrijgestelde tussenkomsten in het woon-werkverkeer, de winstpremies, de niet-recurrente resultaatgebonden voordelen (= de zogenaamde cao90-bonussen) en de maaltijd- en ecocheques.
    Elk andere (on)belaste bezoldiging wordt wel meegenomen, bijvoorbeeld het vakantiegeld, de eindejaarspremie, belastbare voordelen van alle aard, aandelenopties, commissielonen en individuele prestatiebonussen.
    Voor de goede orde: terugbetaalde kosten eigen aan de werkgever vormen uiteraard geen bezoldigingen, noch de terugbetaalde kosten eigen aan de werkgever specifiek binnen het kader van het BBIB (zie volgend punt c).
    Hieronder een voorbeeldberekening van de bezoldigingsdrempel. 

    Voor het jaar van aankomst in België, voor het jaar van vertrek uit België en voor het jaar waarin het BBIB eindigt wordt de loongrens pro rata gereduceerd op basis van het aantal kalenderdagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van het BBIB is voldaan.
    De loongrens wordt eveneens pro rata verminderd ingeval van onbezoldigde onderbrekingen van de werkzaamheden (bijvoorbeeld ingevolge onbezoldigde ziekte of zwangerschap).  De programmawet stipuleert qua berekeningswijze louter dat zij dient te gebeuren ‘op basis van het aantal dagen waarop de ingekomen werknemer zijn beroepswerkzaamheden wel kon uitoefenen’. Voor het overige zijn geen verdere instructies, bijvoorbeeld over het lot van de ingesloten weekenden tijdens de onderbreking of over de impact van gedeeltelijk tijdskrediet.
    Het drempelbedrag wordt in elk geval niet gereduceerd op basis van de tewerkstellingsbreuk. Het bedrag van 75.000 euro geldt dus ook voor deeltijdse werknemers.
    Met een koninklijk besluit kan het bedrag van 75.000 euro om de drie jaar, en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024, aangepast worden in functie van de gezondheidsindex.
     

  • Jaarlijkse lijst. De werkgever of vennootschap moet ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar aan de FOD Financiën een nominatieve lijst overmaken met daarin de werknemers en de bedrijfsleiders die in het voorgaande jaar het BBIB genoten. De vorm waarin deze mededeling gebeurt moet nog bepaald worden bij koninklijk besluit.
  • Woonplaatsattest. Ingeval de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is, moet hij jaarlijks een door de fiscale administratie van zijn woonstaat afgeleverd attest ter beschikking houden van de Belgische FOD Financiën. Het attest moet bevestigen dat hij in die staat als fiscaal inwoner onderworpen is aan een inkomstenbelasting.
  • Toestemming FOD Financiën. De werkgever of vennootschap moet toestemming krijgen van de FOD Financiën. Hiervoor dient de werkgever/vennootschap, op straffe van verval, via elektronische weg een aanvraag in bij de FOD Financiën, en dit binnen de drie maanden vanaf de aanstelling van de  werknemer/bedrijfsleider in België. Indien deze termjn verstrijkt vóór 30 september 2022 dan wordt deze automatisch verlengd tot 30 september 2022
    Bij deze aanvraag moet de werkgever/vennootschap een attest toevoegen waarin de werknemer/bedrijfsleider instemt met de toepassing van het BBIB. En indien de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is moet bij de aanvraag ook het attest gevoegd worden die de fiscale administratie van de woonstaat aflevert (zie vorige voorwaarde). 
    De FOD Financiën spreekt zich uit binnen drie maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag. Werkgevers of vennootschappen moeten bijgevolg behoedzaam zijn om de voordelen van het BBIB reeds voor deze instemming onvoorwaardelijk toe te passen. Een toekenning van de voordelen onder een opschortende voorwaarde zal vaak geen onverstandige optie zijn.
    Update 28.02.2022: de aanvraagformulieren en bijhorende instructies van de FOD Financiën vindt men hier.

c. Voordeel: gunstige terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever/onderneming

Tussenkomst voor terugkerende uitgaven

Het voordeel van het BBIB bestaat deels uit de mogelijkheid voor de werkgever/vennootschap om aan de werknemer/bedrijfsleider terugkerende uitgaven die rechtstreeks voorkomen uit de terbeschikkingstelling of de tewerkstelling in België terug te betalen. Deze terugbetalingen worden fiscaal gekwalificeerd als kosten eigen aan de werkgever. Zij zijn bijgevolg niet onderworpen aan de Belgische personenbelasting in hoofde van de werknemer/bedrijfsleider en vormen tevens een aftrekbare beroepskost in hoofde van de werkgever/vennootschap.

De totale tussenkomst moet hierbij beperkt worden:

  • tot maximaal 30 procent van de bruto bezoldiging voor de in België geleverde prestaties. Voor deze bruto bezoldiging geldt hetzelfde loonbegrip en dezelfde berekeningswijze die geldt voor de voormelde bezoldigingsdrempel van 75.000 euro. Hierbij is er wel een afwijking : in geval van een onbezoldigde onderbreking én mits er een contractuele verplichting bestaat voor de verdere tenlasteneming tijdens deze onderbreking van de terugkerende kosten, mag men het 30%-plafond blijven berekenen alsof de werkzaamheid niet onderbroken werd;
  • en sowieso tot 90.000 euro per jaar. Een absoluut plafond dus. Voor het jaar van aankomst in België, voor het jaar van vertrek uit België en voor het jaar waarin het BBIB eindigt wordt dit plafond pro rata gereduceerd op basis van het aantal kalenderdagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van het BBIB is voldaan.
    Dit plafond wordt niet gereduceerd ingevolge (onbezoldigde) onderbrekingen.
    Dit plafond kan om de drie jaar en te vroegste vanaf inkomstenjaar 2024 met een koninklijk besluit aangepast worden in functie van de gezondheidsindex.

De officiële toelichting bij de programmawet stelt dat men geen bewijsstukken moet voorleggen voor deze terugbetaalde kosten. Dit staat evenwel niet met zoveel worden in de programmawet zelf en kent dus een zwakke rechtsbasis.

Tussenkomst voor eenmalige uitgaven

Een tweede voordeel van het BBIB  is de mogelijkheid van de werkgever/vennootschap om voor de werknemer/bedrijfsleider een terugbetaling voor onderstaande eenmalige kosten te voorzien.  Ook deze terugbetalingen worden fiscaal gezien als kosten eigen aan de werkgever.

  • Bepaalde kosten die voortvloeien uit de verhuis van de werknemer/bedrijfsleider naar België: de kosten van één reis om een nieuwe verblijfplaats in België te zoeken, de reiskosten van de werknemer/bedrijfsleider, van zijn partner en de kinderen die tot zijn gezin behoren, alsook de kosten voor het demonteren, verpakken, laden, vervoeren, ontladen, uitpakken en monteren van het meubilair dat toebehoort aan de werknemer/bedrijfsleider.
    In voorkomend geval komen ook de hotelkosten van de ingekomen belastingplichtige, zijn partner en van de kinderen die tot zijn gezin behoren gedurende de eerste drie maanden na de aanstelling in België in aanmerking.
  • Bepaalde kosten die verband houden met de inrichting van de woning in België gedaan in de eerste zes maanden na aankomst in België: de kosten die zijn gemaakt voor de aankoop van materiaal dat bestemd is om in de woning in België te blijven of voor de aankoop van huishoudtoestellen volgens de geldende normen in België.
    Voor deze post geldt een plafond van 1.500 euro. Met een koninklijk besluit kan men dit plafond om de drie jaar aanpassen, en dit ten vroegste voor het inkomstenjaar 2024.
  • Het schoolgeld voor de kinderen van de werknemer/bedrijfsleider of van zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen. Dit wel op voorwaarde dat zij volgens de Belgische wetgeving de leerplichtige leeftijd hebben en als dusdanig bovendien kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs volgen in België in een privéschool of een internationale school.

Men moet de werkelijkheid en het bedrag van deze kosten kunnen bewijzen.
Er gelden evenwel geen maxima qua bedragen. Deze tussenkomsten moeten evenmin aangerekend worden op het maximum van 30 procent en 90.000 euro dat geldt voor de tussenkomsten in terugkerende kosten.

Geen recht!

Om elk misverstand te vermijden:

  • het BBIB impliceert geen wettelijk recht van de werknemer/bedrijfsleider op deze tussenkomsten. Indien alle voorwaarden vervuld zijn en het BBIB toegepast kan worden, is bijgevolg nog steeds vereist dat de werkgever/vennootschap beslist om de kostenvergoedingen daadwerkelijk toe te kennen en de hoogte en modaliteiten ervan te bepalen. De programmawet regelt louter de fiscale limieten waarin men kan opereren en waarin de betrokken partijen over een contractuele vrijheid beschikken.
    Idealiter worden de kostenvergoedingen bedongen in een individuele overeenkomst. Goede afspraken maken per slot van rekening goede vrienden;
  • het BBIB houdt niet in dat de werkgever/vennootschap eenzijdig een deel van de bezoldiging kan herkwalificeren als kostenvergoeding. In de marge hierbij herhalen we dat de terugbetalingen van kosten eigen aan de werkgever geen bezoldiging vormen en dus noch in aanmerking komen voor het bepalen van de minimale bezoldigingsdrempel van 75.000 euro noch voor de berekening van de 30%-maximumgrens (lees: indien men een deel van de bezoldiging vermindert, en aansluitend voorziet in een tussenkomst in kosten eigen aan de werkgever, moet men er over waken dat men niet onder deze bezoldigingsdrempel duikt en/of de 30%-maximumgrens overstijgt).

En andere kosten eigen aan de werkgever?

De toepassing van het BBIB belet een onderneming niet om tussen te komen in andere kosten eigen aan de werkgever.
Let wel: de toekenning van de tussenkomsten voor thuiswerk volgens de circulaire 2021/C/20 is wel problematisch (zie punt 9 van de circulaire).

d. Beperking in tijd

In principe geldt het BBIB gedurende de periode van de opdracht in België, met een maximum van vijf jaar. Dit maximum van vijf jaar kan met drie jaar verlengd worden indien volgende voorwaarden allen vervuld zijn:

  • het verblijf van de werknemer/bedrijfsleider overschrijdt de maximumduur van vijf jaar;
  • de werkgever/vennootschap bevindt zich nog steeds in één van de omstandigheden eerder beschreven in punt a. De werkgever/vennootschap moet dus bvb. in voorkomend geval nog steeds een Belgische inrichting zijn van een buitenlandse vennootschap;
  • de voormelde minimale bezoldigingsdrempel blijft gerespecteerd;
  • de werkgever/vennootschap krijgt toestemming van de FOD Financiën voor de verlening. Hiervoor moet de werkgever/vennootschap, op straffe van verval, via elektronische weg een aanvraag indienen uiterlijk binnen de drie maand na het verstrijken van de eerste termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de start van de indienstrreding van de belatingplichtige in België. De vorm en inhoud van het te gebruiken formulier moet nog bepaald worden bij koninklijk besluit.  Ook bij deze aanvraag moet de werkgever een attest toevoegen waarin de werknemer/bedrijfsleider instemt met de verlening.
    En indien de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is moet bij de aanvraag ook het voormelde attest gevoegd worden die de fiscale administratie van de woonstaat aflevert. 
    De FOD spreekt zich uit binnen drie maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag.
    Werkgevers of vennootschappen moeten bijgevolg behoedzaam zijn om de verlening reeds voor de instemming door de FOD onvoorwaardelijk toe te passen. Een toekenning van de voordelen onder een opschortende voorwaarde zal vaak geen onverstandige optie zijn.
     

In geval van een wijziging van werkgever of vennootschap eindigt het BBIB in principe. Om hierna, n.a.v. een nieuwe aanstelling als werknemer/bedrijfsleider, het BBIB opnieuw te genieten moeten in principe alle voorwaarden opnieuw vervuld zijn, inclusief een nieuwe aanvraag.

De programmawet voorziet evenwel de mogelijkheid om een lopend BBIB verder te zetten in geval van een wijziging van werkgever/vennootschap. De voorwaarden hiertoe: 

  • de geldigheidsduur – in principe vijf jaar, desgevallend eventueel verlengd met drie jaar – is nog niet verstreken;
  • de nieuwe werkgever/vennootschap bevindt zich in één van de omstandigheden eerder beschreven in punt a). De werkgever/vennootschap moet dus bvb. een buitenlandse inrichting van een buitenlands vennootschap zijn;
  • de voormelde bezoldigingsdrempel blijft gerespecteerd. Voor het jaar waarin de wijziging van werkgever/vennootschap plaatsvindt mag zowel de oude als de nieuwe werkgever/vennootschap het drempelbedrag beoordelen in verhouding tot de tewerkstelling van de werknemer/bedrijfsleider bij respectievelijk henzelf;
  • de nieuwe werkgever/vennootschap krijgt toestemming van de FOD Financiën. Hiertoe moet de nieuwe werkgever/vennootschap een aanvraag indienen uiterlijk binnen de drie maand volgend op de aanstelling.
    De vorm en inhoud van het hiertoe vereiste formulier moet nog bepaald worden bij koninklijk besluit.  Ook bij deze aanvraag moet de werkgever een attest toevoegen waarin de werknemer/bedrijfsleider instemt met de verlening. En indien de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is moet bij de aanvraag ook het voormelde attest gevoegd worden die de fiscale administratie van de woonstaat aflevert. 

De FOD spreekt zich uit binnen drie maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag. De nieuwe werkgever of vennootschap moet bijgevolg behoedzaam zijn om de verlening reeds voor de instemming door de FOD onvoorwaardelijk toe te passen. Een toekenning van de tussenkomsten onder een opschortende voorwaarde zal vaak geen onverstandige optie zijn.

De verderzetting  van het BBIB door de nieuwe werkgever of nieuwe vennootschap impliceert niet dat de geldigheidsduur opnieuw vanaf nul begin te lopen. De lopende termijn van vijf jaar, eventueel reeds verlengd met drie jaar, loopt bijgevolg gewoon door. Werd de standaardperiode van vijf jaar inmiddels door de oude werkgever/vennootschap verlengd met drie jaar, dan kan de termijn bovendien niet nog eens verlengd worden met drie jaar door de nieuwe werkgever/vennootschap.

De officiële toelichting bij de programmawet verduidelijkt dat deze wijziging van werkgever/vennootschap gepaard mag gaan met een onderbreking tussen het einde van de aanstelling bij de oude werkgever/vennootschap en de nieuwe werkgever/vennootschap.  Ze verduidelijkt eveneens dat de termijn van vijf – eventueel reeds verlengd met drie jaar – doorloopt tijdens de onderbreking.

3. Nieuw gunstregime voor buitenlandse onderzoekers, de ‘ingekomen onderzoekers’

Het ontwerp van programmawet introduceert eveneens een nieuw fiscaal gunstregime voor buitenlandse onderzoekers. Dit gunstregime draagt de titel van het ‘bijzondere belastingstelsel voor ingekomen onderzoekers’ (afgekort ‘BBIO’).

a. Voor welke onderzoekers?

1. Het BBIO staat open voor de onderzoekers die een werknemersbezoldiging genieten en die rechtstreeks wordt aangeworven in het buitenland door een onderneming of vestiging van een onderneming ingeschreven in de KBO met als doel er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen.

2. Het BBIO staat eveneens open voor de onderzoekers die een werknemersbezoldiging genieten en die door een buitenlandse onderneming die deel uitmaak van een multinationale groep (*) ter beschikking wordt gesteld (lees: gedetacheerd worden) van één of meerdere ondernemingen of vestigingen van een onderneming ingeschreven in de KBO en dit teneinde er een bezoldigde activiteit in België uit te oefenen.

(*) Onder ‘multinationale groep’ wordt verstaan: elke groep:

  • - van minstens twee ondernemingen die  inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden
  • - of die een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend.

Dit betreft geen nieuw begrip. Het bestaat reeds voor de toepassing van artikel 321/1 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 (= aangifteplicht inzake verrekenprijzen).

Onder ‘onderzoeker’ wordt elke werknemer verstaan die

  • alleen of in groep, uitsluitend of hoofdzakelijk onderzoeksactiviteiten verricht met wetenschappelijk, fundamenteel, industrieel of technisch karakter, binnen een laboratorium of een bedrijfstak die één of meerdere programma’s inzake onderzoek en ontwikkeling voert. Met ‘uitsluitend of hoofdzakelijke’ activiteiten wordt een tijdsbesteding van minstens 80 procent van de werktijd bedoeld;
  • en die:

(a) ofwel in het bezit is van een diploma van doctor of master in de studiegebieden van de exacte of toegepaste wetenschappen, de burgerlijke ingenieurswetenschappen, de medische wetenschappen, de dierengeneeskunde, de farmaceutische wetenschappen, de architectuurwetenschappen of de landbouwwetenschappen. U vindt hieronder een bestand met de specifieke kennisvelden die volgens de officiële toelichting bij de programmawet in aanmerking komen;

(b) ofwel een relevante beroepservaring in voormelde domeinen van minstens 10 jaar kan aantonen. De officiële toelichting bij de programmawet verduidelijkt dat elk relevant stuk deze beroepservaring kan staven (CV, referenties van vroegere werkgevers, publicaties, gegeven opleidingen, …).

Men moet onderzoeker zijn gedurende de gehele periode waarin het BBIO wordt toegepast. Het regime kan bijgevolg niet meer toegepast worden van zodra de werknemer geen onderzoeker meer is zoals hierboven beschreven.

In tegenstelling tot het eerste gunstregime, het BBIB, zijn bedrijfsleiders uitgesloten van het BBIO. Merk wel op dat onderzoekers niet uitgesloten zijn van het BBIB, wat dus een alternatief kan zijn voor onderzoekers met een statuut van bedrijfsleider.  Uiteraard gelden dan de voorwaarden van het BBIB.

Er geldt geen nationaliteitsvoorwaarde. De Belgische nationaliteit bezitten vormt dus geen beletsel om het BBIO te genieten.

b. Voorwaarden

De voorwaarden zijn dezelfde als voor het BBIB (zie hoger), doch met één uitzondering: er geldt geen voorwaarde qua minimumbezoldiging. De bezoldigingsdrempel van 75.000 euro is dus niet van toepassing voor het BBIO.

c. Voordeel: gunstige terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever

De voordelen van dit gunstregime zijn dezelfde als voor het BBIB (zie hoger).

d. Beperking in tijd

Ook de geldigheidsduur van het BBIO is dezelfde als deze voor het BBIB, met inbegrip van de mogelijkheid van een eenmalige verlenging en de mogelijkheid van een verderzetting in geval van een wijziging van werkgever (zie hoger).

4. Inwerkingtreding

Aanstellingen vanaf 1 januari 2022

Zowel het BBIB als het BBIO kunnen toegepast worden voor aanstellingen vanaf 1 januari 2022, uiteraard voor zover alle voorwaarden vervuld zijn.

Aanstellingen niet-onderzoekers voor 1 januari 2022

Daarenboven kunnen de werknemers/bedrijfsleiders die zich op 1 januari 2022 reeds bevinden in een aanstelling  zoals hoger bedoeld in punt 2.a opteren om in het BBIB te stappen. Dit evenwel op voorwaarde dat:

  • de werknemer/bedrijfsleider, te rekenen vanaf 1 januari 2022, zich ten hoogste vijf jaar in een aanstelling in België bevindt zoals hoger bedoeld in punt 2.a. Wie bijvoorbeeld reeds in 2016 in het buitenland werd aangeworven kan bijgevolg niet opteren voor het BBIB;
  • de werknemer/bedrijfsleider voor zijn eerste aanstelling voldeed aan de 60-maandenregel zoals hoger bedoeld in punt 2.b. Wie tijdens (een deel van) de 60 maanden voor deze aanstelling fiscaal inwoner was, binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens woonde of onderworpen was geweest aan de belasting van niet-inwoners, kan bijgevolg niet in het BBIB stappen;
  • de werkgever/vennootschap moet uiterlijk op 30 september 2022 een aanvraag indienen bij de FOD Financiën. De vorm en inhoud van het hiertoe vereiste formulier moet nog bepaald worden bij koninklijk besluit. Bij deze aanvraag moet een attest gevoegd worden waarin de werknemer/bedrijfsleider bevestigt akkoord te gaan met de aanvraag.  En indien de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is moet bij de aanvraag ook het voormelde attest gevoegd worden die de fiscale administratie van de woonstaat aflevert. 
    De FOD Financiën spreekt zich uit binnen drie maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag.
    De werkgever of vennootschap moet bijgevolg behoedzaam zijn om de voordelen van het BBIB reeds voor de instemming door de FOD onvoorwaardelijk toe te passen. Een toekenning van de voordelen onder een opschortende voorwaarde zal vaak geen onverstandige optie zijn.

Het is niet vereist dat de betrokken werknemer/bedrijfsleider het oude gunstregime voor kaderleden en onderzoekers geniet voordat hij in het BBIB stapt.

Stapt de werknemer/bedrijfsleider in het BBIB, dan kan het toegepast worden vanaf 1 januari 2022 en dat voor de overige duur van de periode van vijf jaar gerekend van de eerste aanstelling in België.  Vond die eerste aanstelling bijvoorbeeld plaats op 1 augustus 2018, dan kan het BBIB vanaf 1 januari 2022 toegepast worden en dit tot 31 juli 2023. De officiële toelichting bij de programmawet verduidelijkt dat ook in deze situatie de werkgever/vennootschap de mogelijkheid van een verlening met drie jaar kan benutten (zie hoger, punt 2.d).  

Aanstellingen onderzoekers voor 1 januari 2022

De onderzoekers die zich op 1 januari 2022 reeds bevinden in een aanstelling  zoals hoger bedoeld in punt 3.a kunnen opteren om onder het toepassingsgebied van BBIO te vallen. De voorwaarden hiertoe zijn grotendeels dezelfde als bij het BBIB:

  • de onderzoeker, gerekend vanaf 1 januari 2022, bevindt zich ten hoogste vijf jaar bevindt in een aanstelling in België zoals hoger bedoeld in punt 3.a.;
  • de onderzoeker voor zijn eerste aanstelling voldeed aan de 60-maandenregel zoals hoger bedoeld in punt 3.b.;
  • de werkgever/vennootschap moet uiterlijk op 30 september 2022 een aanvraag indienen bij de FOD Financiën. De vorm en inhoud van het hiertoe vereiste formulier moet nog bepaald worden bij koninklijk besluit. Bij deze aanvraag moet een attest gevoegd worden waarin de onderzoeker bevestigt akkoord te gaan met de aanvraag. En indien de werknemer/bedrijfsleider een fiscaal niet-inwoner is moet bij de aanvraag ook het voormelde attest gevoegd worden die de fiscale administratie van de woonstaat aflevert. 
    De FOD Financiën spreekt zich uit binnen drie maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag.
    De werkgever of vennootschap moet bijgevolg behoedzaam zijn om de voordelen van het BBIO reeds voor de instemming door de FOD onvoorwaardelijk toe te passen. Een toekenning van de voordelen onder een opschortende voorwaarde zal vaak geen onverstandige optie zijn.

Het is niet vereist dat de betrokken werknemer het oude gunstregime voor kaderleden en onderzoekers geniet voordat hij in het BBIO stapt.

Stapt de werknemer in het BBIO, dan kan het toegepast worden vanaf 1 januari 2022 en dat voor de overige duur van de periode van vijf jaar gerekend van de eerste aanstelling in België.  Vond die eerste aanstelling bijvoorbeeld plaats op 1 augustus 2018, dan kan het BBIO vanaf 1 januari 2022 toegepast worden en dit tot 31 juli 2023. De officiële toelichting bij de programmawet verduidelijkt dat ook in deze situatie de werkgever/vennootschap de mogelijkheid van een verlening met drie jaar kan benutten (zie hoger, punt 3.d).  

5. Het lot van het oude gunstregime van 1983?

De programmawet zwijgt over het lot van de circulaire van 8 augustus 1983, dat het oude gunstregime voor buitenlandse kaderleden en onderzoekers regelt. De officiële toelichting bij de programmawet verduidelijkt wel de intentie om het te laten uitdoven met een overgangsmaatregel van twee jaar. Details ontbreken nog. De overgangsmaatregel wordt geregeld met een aanpassen van de circulaire.

Aansluitend verwachten we dat de FOD Financiën aanvragen voor de toepassing van het oude gunstregime zal weigeren voor aanstellingen die op 1 januari 2022 of later aanvangen.

Update 24.01.2022: de circulaire 2022/C/9 van 21 januari 2022 heft het oude belastingstelsel van 1983 formeel op vanaf 1 januari 2022, en voorziet een overgangsregeling voor buitenlandse kaderleden die voor 1 januari 2022 in België in dienst zijn getreden en het oude belastingstelsel genoten.
Voor de kaderleden voor wie het oude belastingstelsel werd toegestaan kan het opgeheven oude belastingstelsel nog tot en met 31.12.2023 (in principe inkomstenjaar 2023) van toepassing blijven. Buitenlandse kaderleden die op een bepaald moment geen aanspraak meer kunnen maken op die overgangsmaatregel (bvb. omwille van de stopzetting van de tewerkstelling in België in 2022 of 2023) kunnen er daarna niet meer terug in stappen.
Voor de aanvragen voor het oude belastingstelsel gelt het volgende:
- indiensttredingen in België vanaf 01.01.2022: er mogen geen aanvragen meer voor de toepassing van het oude belastingstelsel worden ingediend. Dergelijke aanvragen zijn niet ontvankelijk.
- indiensttredingen in België vóór 01.01.2022: wanneer de termijn van zes maanden (*) op 31.12.2021 nog niet is verstreken, kan in 2022 nog een aanvraag voor de toepassing van het oude belastingstelsel worden ingediend.
(*) De aanvraag moet worden ingediend binnen de zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die van de tewerkstelling of detachering in België.

6. Sociale zekerheidsbijdragen?

De programmawet regelt louter het fiscale luik van de twee nieuwe gunstregimes.

Voor bedrijfsleiders onderworpen aan de sociale bijdragen voor zelfstandigen werkt dit fiscale luik automatisch door naar hun sociale bijdragen. De tussenkomsten die fiscaal vrijgesteld zijn, zijn bijgevolg ook vrijgesteld van sociale bijdragen.

Voor de werknemers aanvaardt  de RSZ dat de reële en forfaitaire kosten die terugbetaald worden volgens deze nieuwe regeling, ook vrij zijn van sociale bijdragen (update 10.02.2022).

Ter volledigheid: indien de betrokken werknemer/bedrijfsleider onder een buitenlands sociaal zekerheidsstelsel ressorteert, onderzoekt men best de impact van de tussenkomsten voor de toepassing van dat sociaal zekerheidsstelsel. Het is niet ondenkbaar dat de tussenkomsten er geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan sociale zekerheidsbijdragen.

Bronnen: