Hervorming fiscaal statuut sportbeoefenaars en fiscale voordelen sportclubs

Van 

De programmawet beoogt een hervorming van de fiscale voordelen voor de sportbeoefenaars en de sportclubs. De initieel aangekondigde hervorming van de gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling voor de sportclubs is uiteindelijk minder ingrijpend. Voor jonge sportbeoefenaars wordt de leeftijdsgrens voor het belastingtarief van 16,5 procent verlaagd naar 23 jaar. De wet dooft ook het afzonderlijke tarief van 20 procent op aanvullende pensioenen van sporters uit en plafonneert de aftrekbaarheid van sportmakelaarsvergoedingen.


Opmerking: we behandelen hierna enkel de fiscale hervormingen. Voor het sociale gedeelte verwijzen we u naar een ander artikel op onze website 'Hervorming van het sociaal statuut van sportbeoefenaars'.

Samenvatting

  • vanaf 2022 daalt het percentage aan bedrijfsvoorheffing dat niet doorgestort moet worden van 80 naar 75 %;
  • vanaf 2022 stijgt de verplichte besteding van 50 naar 55 %;
  • update: vanaf 2022 komt de bezoldiging in geval van detachering niet meer in aanmerking;
  • de andere modaliteiten van de doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing van sporters wijzigen niet. Zo komt het plafond van 4 miljoen per sportclub er niet;
  • vanaf 2022 daalt de maximale leeftijd voor de toepassing van het belastingtarief van 16,5% van 26 naar 23 jaar, met een overgangsregeling. Een koninklijk besluit is vereist opdat deze verlaging ook geldt in de bedrijfsvoorheffing;
  • het afwijkend belastingtarief van 20 procent bij vroegtijdige opname van een aanvullend pensioen dooft uit;
  • de aftrekbaarheid van sportmakelijkaarsvergoedingen wordt geplafonneerd.

1. Hervorming doorstortingsvrijstelling bedrijfsvoorheffing voor sportclubs

Situering

Onder bepaalde voorwaarden moet een sportclub een deel van de door hem ingehouden bedrijfsvoorheffing niet doorstorten aan de fiscus. Vandaag bedraagt dit deel 80 procent van de bedrijfsvoorheffing ingehouden op de bezoldiging van hun sportbeoefenaars. De sportclub moet bijgevolg slechts 20 procent van deze bedrijfsvoorheffing doorstorten naar de FOD Financiën.

De sportclub geniet volledige bestedingsvrijheid voor de niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing  die betrekking heeft op sportbeoefenaars jonger dan 26 jaar.
Van de niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing die betrekking heeft op oudere sportbeoefenaars is de bestedingsvrijheid beperkt: 50 procent moet verplicht besteed worden aan de opleiding van sportbeoefenaars jonger dan 23 jaar.

Een circulaire van de fiscus verduidelijkt de precieze regels.

Programmawet: 75 i.p.v. 80 procent & 55 i.p.v. 50 procent + uitsluiting bij detachering

Initieel beoogde de minister van Financiën een grondige hervorming van dit fiscaal gunstregime voor de sportclubs. Van deze ambitie blijft uiteindelijk niet veel meer. De hervorming bestaat uit louter  drie onderdelen:

  1. het vrijstellingspercentage zakt van 80 naar 75 procent voor de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2022 worden toegekend of betaald. Van de op deze bezoldiging ingehouden bedrijfsvoorheffing moet de club bijgevolg 25 procent – en niet 20 procent - doorstorten naar de fiscus;
  2. de minimale besteding van de bedrijfsvoorheffing stijgt van 50 naar 55 procent;
  3. update ingevolge een goedgekeurd amendement: de bezoldiging van de sportbeoefenaar komt enkel in aanmerking in de mate dat gedurende de aangifteperiode van de bedrijfsvoorheffing, de sportbeoefenaar sportprestaties leverde voor de werkgever. Indien de sportbeoefenaar wordt gedetacheerd naar een andere sportclub, zal de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de door deze sportbeoefenaar verkregen bezoldiging niet meer in aanmerking komen.

Voor het overige blijft alles bij het oude. Blijft dus bijvoorbeeld ongewijzigd:

  • de uitgaven die wel/niet in aanmerking komen voor de verplichte besteding;
  • de leeftijdgrens van 26 jaar waarbij er geen verplichte besteding geldt.

Ook de invoering van een plafond per club waarover bericht werd in de populaire media, haalde het uiteindelijk niet.

2. Lagere leeftijd voor het belastingtarief jonge sporters

Vandaag genieten sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar ten minstens 16 jaar doch jonger dan 26 jaar oud zijn een afwijkende fiscale behandeling van hun bezoldiging. Een maximum van 20.520 euro (= bedrag voor inkomstenjaar 2021) aan bezoldigingen wordt dan belast aan 16,5 procent. Dit is het percentage exclusief opcentiemen.

De programmawet voorziet in een verlaging van deze leeftijd naar 23 jaar, en dit vanaf inkomstenjaar 2022.

Er geldt wel een overgangsregeling voor de jonge sportbeoefenaars die op 1 januari 2022 23, 24 of 25 jaar oud zijn. Voor hen blijft de leeftijdgrens behouden op 26 jaar.

De programmawet wijzigt  enkel de regels qua eindbelasting, en dus niet de bedrijfsvoorheffing. Voor een aanpassing van de bedrijfsvoorheffingreglementering is nog een koninklijk besluit vereist. Zolang dat niet is gebeurt, blijft de leeftijdsgrens van 26 jaar bijgevolg gelden voor de toepassing van het verlaagde bedrijfsvoorheffingspercentage van 16,66 procent voor jonge sporters. We verwachten wel dat zo’n koninklijk besluit er snel komt. 

3. Uitdoving belastingtarief 20% aanvullende pensioenen

De wetgeving op de aanvullende pensioenen kent een afwijking waarbij sportbeoefenaars, uiteraard onder voorwaarden, reeds vanaf 35 jaar een uitbetaling van hun pensioenkapitaal kunnen genieten. Bij zo’n vroegtijdige uitbetaling geldt eveneens een afwijkend belastingtarief van 20 procent.

De programmawet schrapt dit afwijkend belastingtarief voor aansluitingen bij een pensioentoezegging die zich situeren na 19 oktober 2021 alsook voor wijzigingen van de pensioentoezegging met verhoging van de prestaties die zich situeren na 19 oktober 2021.

4. Beperking aftrekbaarheid sportmakelaarsvergoedingen

Tot slot bestaat de hervorming uit een plafonnering van aftrekbaarheid als beroepskost van sportmakelaarsvergoedingen.
Deze vergoedingen worden niet aangemerkt als een beroepskost in de mate dat zij meer bedragen dan drie procent van de totale brutojaarbezoldiging van de sportbeoefenaar gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst.

Aangezien dit onderdeel van de hervormingen betrekking heeft op de vennootschaps- en rechtspersonenbelasting, en geen betrekking heeft op de loonverwerking, gaan we er niet verder op in en verwijzen we sportclubs door naar hun boekhouder of fiscaal raadgever voor meer duiding bij deze maatregel.

 

Bron: Programmawet.