Het Eenheidsstatuut: het Grondwettelijk Hof verwerpt het beroep van de vakbonden!

Van 
73311

 

Het Grondwettelijk Hof heeft zich op 25 juni jongstleden uitgesproken over een 1ste beroep tot vernietiging van een aantal artikelen van de Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut (hierna de “WES”). Het beroep was ingediend door de vakbonden. Zij achten een aantal artikelen van de WES in strijd met  de gelijkheid en de non-discriminatie.

Is de federale overheid onbevoegd ?

In het eerste deel van het arrest gaat het Hof na of de bevoegdheid inzake outplacement nog wel toebehoort aan de federale overheid.

De WES voert een nieuwe algemene outplacementregeling in. Deze algemene outplacementregeling is er  voor de werknemers die worden ontslagen en recht hebben op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een opzeggingsvergoeding die minstens deze periode dekt. Volgens de vakbonden behoort het regelen van deze materie voortaan toe aan de Gewesten en niet aan de federale overheid. 

Het Hof oordeelt dat zelfs na de 6de Staatshervorming de federale overheid bevoegd blijft voor alle arbeidsrechtelijke aspecten inzake outplacement.

Wordt het eigendomsrecht aangetast ?

In het tweede deel vraagt het Hof zich af of de invulling van de opzeggingstermijn of de opzeggingsvergoeding door de sectoren het eigendomsrecht aantast.

Sectoren krijgen 5 jaar de tijd vanaf 1 januari 2014 om een invulling te voorzien van de opzeggingstermijn of -vergoeding ten belope van 1/3. Die invulling heeft betrekking op maatregelen die de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt verhogen. 2/3 van de opzeggingstermijn moet worden gepresteerd of uitbetaald.

Het Hof weerlegt het feit  dat het hier om een onteigening gaat. Zij oordeelt dat de maatregel een goed evenwicht vertegenwoordigt tussen de belangen van de ontslagen werknemers en de belangen van de Staat.

Worden werknemers gediscrimineerd ? 

In het derde deel onderzoekt men of  werknemers met een opzeggingsvergoeding van minstens 30 weken niet gediscrimineerd worden ten opzichte van  werknemers met een opzeggingstermijn van minstens 30 weken.

Indien de arbeidsovereenkomst wordt verbroken heeft de werknemer met een opzeggingsvergoeding van minstens 30 weken recht op een outplacementbegeleiding van 60u. De opzeggingsvergoeding mag verminderd worden met de waarde van het outplacement (= 4 weken loon). De kostprijs van het outplacement wordt alzo gedragen door de werknemer. De werknemer met een opzeggingstermijn van minstens 30 weken heeft ook recht op een outplacementbegeleiding van 60u maar moet niet tussenkomen in de financiering van het outplacement.

Het Hof vindt het verschil in behandeling objectief en gerechtvaardigd. De maatregel bevordert immers de  inzetbaarheid van de werknemers.

Binnenkort toch sprake van discriminatie ?

Het 1ste beroep dat ingediend werd door de vakbonden is dus afgewezen. Een 2de beroep dat nog voorligt en waarover het Grondwettelijk Hof zich binnenkort zal uitspreken, gaat over de (permanente) kortere opzeggingstermijnen in een aantal uitzonderingssectoren. De vakbonden zijn het niet eens met de structurele (permanente) uitzonderlijke opzeggingstermijnen die worden voorzien voor onder andere de werknemers zonder vaste plaats van tewerkstelling en die gewoonlijk op tijdelijke en mobiele werkplaatsen werken.

Van zodra het Hof uitspraak doet in deze zaak, brengen wij u op de hoogte.