Mobiliteitsbudget: nieuw vanaf 1 januari 2022

article image Van 

De wet met het oog op een groenere mobiliteit werd gepubliceerd in het Belgische Staatsblad. Deze doelstelling wordt bereikt door in het bijzonder in te zetten op de vereenvoudiging van het mobiliteitsbudget.

Het mobiliteitsbudget dat inmiddels ongeveer 2 jaar bestaat, kende niet het verwachte succes. Om het aantrekkelijker te maken, stelt de regering voor om het te vereenvoudigen, te versoepelen en uit te breiden.

De bepalingen betreffende het mobiliteitsbudget waren uit het wetsonwerp gehaald dat oorspronkelijk in de Kamer werd ingediend.  In de loop van het parlementaire parcours werden ze opnieuw opgenomen en uiteindelijk op 10 november 2021 aangenomen.

De wet werd op 3 december 2021 in het Belgische Staatsblad gepubliceerd. De eerste wijzigingen in het mobiliteitsbudget treden in werking op 1 januari 2022.

1. Wijzigingen vanaf 1 januari 2022

1.1. Uitbreiding van de keuzes in pijler 2 duurzame vervoermiddelen

In de categorie zachte mobiliteit worden de volgende elementen toegevoegd:

  • Het in aanmerking nemen van financieringskosten (bijvoorbeeld leningen voor fietsen), stallingskosten en uitrustingskosten voor de bescherming van de bestuurder en zijn passagiers, alsook voor de verhoging van hun zichtbaarheid.
  • Toevoeging van een nieuwe categorie elektrische voortbewegingstoestellen: driewielers (personenvervoer) en vierwielers met gesloten passagiersruimte.

In de categorie openbaar vervoer wordt het volgende element toegevoegd en/of gewijzigd:

  • Het in aanmerking nemen van abonnementen voor openbaar vervoer voor verplaatsingen van  inwonende gezinsleden van de werknemer.
  • De voorwaarde voor de werknemer dat het moet gaan om abonnementen voor woon-werkverkeer is geschrapt. Elk type abonnement is dus mogelijk.

In de gelijkstellingen met duurzame vervoermiddelen worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • Het in aanmerking nemen van parkeerkosten die gepaard gaan met het gebruik van openbaar vervoer.
  • Het in aanmerking nemen van de voetgangerspremie voor woon-werkverplaatsingen.
  • Het in aanmerking nemen van kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening voor huisvestingskosten.
  • Uitbreiding tot een straal van 10 km van de plaats van tewerkstelling  voor de toelaatbaarheid van huisvestingskosten.

Opmerking inzake de voetgangerspremie: deze premie wordt uitsluitend in het kader van het mobiliteitsbudget gecreëerd. Het bedrag ervan zal gelijk zijn aan het bedrag van de fietsvergoeding (0,24 euro/km). Woon-werkverplaatsingen met (elektrische) step, hoverboard enz. kunnen op dezelfde wijze worden vergoed. Het is niet van toepassing voor woon-werkverplaatsingen die te voet of met een step worden afgelegd buiten het mobiliteitsbudget.

1.2. Wijziging van bepaalde regels

1.2.1. Bepaling van het bedrag van het mobiliteitsbudget

Het bedrag van het mobiliteitsbudget bedraagt minimum 3 000 euro en maximum één vijfde van het totale brutoloon, met een absoluut maximum van 16 000 euro per kalenderjaar.

Er wordt ook bepaald dat de Koning een formule kan vastleggen:

  • die moet worden toegepast als het bedrag van het mobiliteitsbudget op basis van werkelijke kosten wordt berekend;
  • die kan worden toegepast als het bedrag van het mobiliteitsbudget op basis van forfaitaire waarden wordt berekend.

Opmerking: het minimum en de maxima met betrekking tot mobiliteitsbudgetten die zijn toegekend voor 3 december 2021, zijn slechts van toepassing vanaf 1 januari 2023.

De werkgever zal de kosten van de bedrijfswagen die het gevolg zijn van het gebruik van die wagen voor beroepsdoeleinden, in mindering mogen brengen van het mobiliteitsbudget op voorwaarde dat hij de kosten van de werknemer voor verplaatsingen voor beroepsdoeleinden bovenop het mobiliteitsbudget vergoedt tijdens de toekenning ervan.

1.2.2. Pijler 1 wagen

Zoals voor de bepaling van het bedrag van het mobiliteitsbudget kan een koninklijk besluit voorzien in een forfaitaire formule voor de bepaling van het bedrag dat aan pijler 1 wordt besteed en dus in mindering zal worden gebracht van het mobiliteitsbudget.  

1.2.3. Verplichting om minstens één aanbod te doen in pijler 2

De werkgever zal verplicht zijn om minstens één aanbod te doen in het kader van pijler 2 (duurzame vervoermiddelen). Tot nu toe was de werkgever niet verplicht om elk van de drie pijlers aan te bieden.

1.2.4. Afschaffing van de wachttermijnen

De wachttermijnen die momenteel aan de werknemer worden opgelegd om het mobiliteitsbudget te genieten, worden geschrapt.

Ter herinnering, de werknemer moest:

  • op het tijdstip van zijn aanvraag minstens 3 ononderbroken maanden over een bedrijfswagen beschikken (of ervoor in aanmerking komen);
  • EN gedurende de 36 maanden die zijn aanvraag voorafgaan minstens 12 maanden over een bedrijfswagen beschikken bij zijn huidige werkgever (of ervoor in aanmerking komen).

Het zal dus volstaan om recht te hebben op een bedrijfswagen om in aanmerking te komen voor het systeem van het mobiliteitsbudget. Er zal geen sprake meer zijn van wachttermijnen of een onderscheid tussen werknemers (anciens, nieuwe of bevorderde werknemers).

De wachtperiode voor de werkgever wordt wel behouden (al een of meer bedrijfswagens ter beschikking hebben gesteld van een of meer werknemers tijdens een ononderbroken periode van minstens 36 maanden die onmiddellijk voorafgaat aan de invoering van de mobiliteitsbudget, behalve voor startende werkgevers).

2. Wijzigingen vanaf 1 januari 2026

Vanaf deze datum kunnen in pijler 1 enkel volledig elektrische wagens als milieuvriendelijk worden beschouwd. De mogelijkheid om een wagen met een CO2-uitstoot onder een bepaalde grens te kiezen, wordt afgeschaft.

Deze verplichting om een wagen zonder CO2-uitstoot te kiezen, zal ook van toepassing zijn voor alle gemotoriseerde voertuigen die behoren tot de zachte mobiliteit, alsook op de oplossingen inzake carpooling en autodelen en de diensten voor de verhuur van wagens met chauffeur.

Bron: Wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, BS 3 december 2021.