Na het belastingstelsel wordt nu ook de sociale behandeling van auteursrechten officieel gewijzigd

Van 

De nieuwe belastingregels voor de behandeling van auteursrechten werden begin januari gepubliceerd. Wij verwachtten ook een hervorming van de socialezekerheidsbijdragen die verschuldigd zijn op de vergoedingen voor de overdracht van auteursrechten. Het koninklijk besluit hierover is net gepubliceerd.


Tot nu toe was de vergoeding die werd toegekend aan de werknemer voor de overdracht van zijn auteursrechten onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen. Deze kwestie maakte al langer voorwerp uit van discussie en in 2014 nam het Hof van Cassatie een beslissing. Volgens het Hof stemt de vergoeding die de werknemer in ruil voor de overdracht van zijn auteursrechten ontvangt, overeen met het begrip verloning dat in het socialezekerheidsrecht van toepassing is. Ze komt immers voort uit de prestaties die worden geleverd in het kader van de arbeidsrelatie. Bijgevolg zijn op dit bedrag sociale bijdragen verschuldigd.

Een nieuw koninklijk besluit bepaalt dat dergelijke vergoeding vanaf 1 januari 2023 niet onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Deze voorwaarden zijn grotendeels gebaseerd op de nieuwe fiscale behandeling van auteursrechten (zie ons artikel hierover).

1. Niet ter vervanging

De vergoeding die wordt toegekend voor de overdracht van auteursrechten wordt beschouwd als een verloning die aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen is wanneer zij wordt toegekend ter vervanging of omzetting van het loon, premies, voordelen in natura of elk ander voordeel of een aanvulling daarop, al dan niet onderhevig aan socialezekerheidsbijdragen.

Het gaat om een algemeen beginsel op sociaal vlak dat ook al bestaat voor andere extralegale voordelen (maaltijdcheques, ecocheques, sport- en cultuurcheques, niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen, enz.).

Er is echter voorzien in een uitzondering, die hieronder wordt toegelicht (punt 5).

2. Toepassingsgebied

Slechts bepaalde inkomsten komen in aanmerking voor de vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen.

Het zijn inkomsten die voortkomen uit de overdracht van de auteursrechten voor originele literaire of artistieke werken, met het oog op de exploitatie of het effectief gebruik van die rechten.

Bovendien moet de oorspronkelijke rechthebbende beschikken over een kunstwerkattest. Bij gebrek aan dat attest draagt hij, in het kader van de overdracht, zijn rechten over aan een derde voor mededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering, of voor reproductie.

Met andere woorden, wordt de groep van begunstigden afgebakend aan de hand van de volgende criteria:

  • ofwel gaat het om personen die beschikken over een kunstwerkattest (kunstenaars);
  • ofwel, bij gebrek daaraan, gaat het om personen die hun auteursrechten overdragen voor openbare uitvoering of voor reproductie (niet-kunstenaars).

Het toepassingsgebied is hetzelfde als dat voor fiscale zaken. Er zijn daarentegen geen overgangsmaatregelen voorzien. De sociale vrijstelling geldt dus alleen voor de auteursrechten die binnen het nieuwe toepassingsgebied vallen.

3. Beperkt bedrag

Tijdens de periode van de vier kwartalen van het kalenderjaar, mag het bedrag van de toegekende vergoedingen voor de overdracht van de auteursrechten, ten hoogste 30% bedragen van de som van:

  • het totaalbedrag van het loon onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen waarop de werknemer recht heeft;
  • het totaalbedrag van de door de werkgever aan de betrokken werknemer toegekende vergoedingen voor de overdracht van de auteursrechten.

Indien het bedrag van de toegekende vergoedingen meer bedraagt dan 30% van de bovenvermelde som, dan wordt het bedrag dat deze 30% overschrijdt onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.

In tegenstelling tot wat op fiscaal niveau is voorzien, past de RSZ rechtstreeks de 30%-regel toe (pas in 2025 voorzien voor de fiscus).

Bovendien, zijn zowel het loon als de vergoeding voor de overdracht van de rechten op een marktconforme manier vastgesteld. De werkgever houdt de bewijstukken van de verschillende beoordelingselementen ter beschikking van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

4. Aangifte

Het bedrag van de vergoeding wordt vermeld in de kwartaalaangifte aan de RSZ van het kwartaal waarin de vergoeding wordt toegekend (bezoldigingscode 47).

5. Uitzondering op de voorwaarde van niet-vervanging

Zoals hiervoor vermeld, is de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten die wordt toegekend ter vervanging van een bestaande verloning, automatisch onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.

Dit verbod op loonconversie geldt niet als alle volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:

  • de werkgever heeft voor deze werknemer deze vergoeding als roerende inkomsten aangegeven in de personenbelasting voor het belastbaar tijdperk 2022 (of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie);
  • het bedrag van de vergoeding is beperkt tot het kleinste van volgende bedragen voor het jaar 2022 (of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie):
    - ofwel het bedrag in de personenbelasting als roerende inkomsten aangegeven;
    - ofwel het verschil tussen de vergoeding die bij de fiscus en de vergoeding die bij de RSZ werd aangegeven als tegenprestatie voor de geleverde arbeid verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst;
  • de werkgever geeft voor eind 2023 het om te zetten bedrag bij de RSZ aan en legt op verzoek het bewijs van het omgezette bedrag voor.

Met andere woorden, de werkgever kan de sociale vrijstelling vanaf 2023 toepassen als:

  • hij in 2022 (of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie) een verloning heeft vervangen door een vergoeding voor de overdracht van auteursrechten;
  • de vanaf 2023 toegekende vergoeding niet hoger is dan die van 2022 (of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie);
  • hij deze vergoeding in 2022 (of 2021, 2020, 2019 of 2018 in geval van regularisatie) correct fiscaal heeft aangegeven;
  • de vergoedingen valt onder het nieuwe toepassingsgebied.

Wij wachten nog op meer uitleg van de RSZ over de manier waarop dit bedrag moet worden aangegeven.

6. Mogelijkheid tot regularisatie

Een werkgever die in het verleden de vergoedingen voor auteursrechten niet aangaf bij de RSZ, zou zich kunnen verwachten aan een controle van de vorige jaren.

Daarom werd voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 voorzien in een mogelijkheid tot regularisatie van de vergoedingen die onder het nieuwe toepassingsgebied vallen.

Wel moet de vergoeding correct fiscaal zijn aangegeven tussen 2018 en 2022.

Daartoe doet die werkgever voor 30 juni 2023 aangifte van alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten werden aangegeven. De geregulariseerde bedragen geven niet langer aanleiding tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ.

Opmerking: een ontwerp van koninklijk besluit voorziet in een wijziging van de vooropgestelde datum van 30 juni 2023 om deze regularisaties te doen naar een datum later op het jaar. De definitieve datum zal eveneens in een latere mededeling worden gecommuniceerd.

Bronnen: Koninklijk besluit van 7 april 2023 tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 14 april 2023. Tussentijdse instructies van de RSZ van 26 april 2023Tussentijdse instructies van de RSZ van 17 juni 2023.