Negatieve loonindexering: wat ermee te doen?


44194

Wanneer het loon van de werknemers niet wijzigt, lees verhoogt, en de prijs van het brood, de electriciteit, een auto en andere consumptiegoederen stijgt, dan lijden de werknemers koopkrachtverlies.

In tegenstelling tot wat het geval is voor de lonen van de werknemers uit de publieke sector en de sociale uitkeringen, bestaat er in de privé-sector GEEN WET om dergelijk verlies van koopkracht op te vangen via een koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen, kortweg loonindexering genoemd.

De meeste bedrijfssectoren lossen dit echter op door COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN (HIERNA CAO’S GENOEMD) OP HET VLAK VAN HET PARITAIR COMITÉ te sluiten die een mechanisme van loonindexering voorzien .

Zoals bijna steeds het geval is met CAO’s gesloten op het vlak van het paritair comité, worden deze algemeen bindend verklaard door een koninklijk besluit en zijn zij bijgevolg bindend voor de werkgevers en de werknemers van het betrokken paritair comité. De werkgever kan dus niet met zijn werknemers, via de individuele overeenkomst of ander geschrift, overeenkomen om af te zien van de loonindexering zoals die voorzien is in de CAO. De loonindexering is bijgevolg een verplicht nummer geworden voor de werkgevers uit deze paritaire comités.

Ongeacht de wijze van loonindexering die in het paritair comité wordt toegepast verloopt de indexering van de lonen op basis van de afgevlakte gezondsheidsindex.

De gezondheidsindex werd ingevoerd met de bedoeling om de indexering van de lonen (en de sociale uitkeringen) te vertragen. De gezondheidsindex is afgeleid van de index der consumptieprijzen die de evolutie van de prijzen van alle goederen en diensten weergeeft. De FOD Economie berekent maandelijks de index der consumptieprijzen en de gezondheidsindex.

De waarde van de gezondheidsindex wordt verkregen door bepaalde producten uit de korf van goederen en diensten te halen waarmee rekening wordt gehouden om de index der consumptieprijzen te bepalen. Het gaat meer bepaald om alcoholische dranken, tabak en brandstof (met uitzondering van LPG). Bijgevolg evolueert de gezondheidsindex minder snel dan de index der consumptieprijzen.

Om de loonindexering te bepalen wordt sinds 1994 niet langer de gezondsheidsindex als basis genomen maar wel de afgevlakte gezondsheidsindex. Dit is de gemiddelde waarde van de gezondheidsindex van de laatste 4 maanden. Hierdoor treedt de volle uitwerking van een stijging (of daling) van de gezondsheidsindex met vertraging van 3 à 4 maanden op en wordt de aanpassing van de lonen vertraagd.

Er bestaat dus een veelheid aan CAO's die de loonindexering regelen en het indexeringsmechanisme voorzien. We kunnen 2 grote soorten indexeringsmechanismen onderscheiden:

  1. indexeringen op basis van de overschrijding van een spilindex;
  2. indexeringen op een vaste datum.

Bij systemen met een spilindex worden de lonen aangepast wanneer de spilindex bereikt of overschreden wordt. In de meeste paritaire comités bedraagt het verschil tussen 2 spilindexen 2%. Dus worden de lonen na overschrijding van de spilindex met 2% geïndexeerd. In andere paritaire comités bestaat echter een kleiner interval tussen de spilindexen. Bijvoorbeeld, in het paritair comité voor de internationale handel, vervoer en logistiek (PC 226) is het 1,4% en in de kleinhandel in voedingswaren (PC 202.00) is het 1% en vindt dus een snellere indexering plaats.

Bij systemen met een indexering op een vaste datum worden de lonen aangepast op een vaste datum met het percentage van stijging van de referentiespilindex :

  • dit kan jaarlijks zijn : bijvoorbeeld, in januari in het ANPCB (PC 218) en in juli in de metaalindustrie (PC 111 en PC 209);
  • dit kan per kwartaal of semester zijn : bijvoorbeeld, in de bouwsector (PC 124), in de papier- en kartonindustrie (PC 222) en de kleding en confectie-industrie (PC 215);
  • dit kan (twee)maandelijks zijn : bijvoorbeeld, in de spaarbanken (PC 308), de beursvennootschappen (PC 309) en de banken (PC 310).

Ingeval van loonindexering bepaalt het paritair comité dat:

  • ofwel zowel de effectieve als minimumlonen worden geïndexeerd: bijvoorbeeld, in het ANPCB (PC 218));
  • ofwel enkel de minimumlonen worden geïndexeerd: bijvoorbeeld, in de spaarbanken (PC 308);
  • ofwel de minimumlonen worden geïndexeerd en de effectieve lonen met het verschil tussen tussen het oude en het nieuwe minimumloon : bijvoorbeeld, in de zelfstandige kleinhandel (PC 201).

De paritaire comités zijn steeds ervan uitgegaan dat het indexcijfer der consumptieprijzen stijgt (= inflatie) waardoor de koopkracht van de werknemers bijgevolg daalt. Een positieve loonindexering is bijgevolg altijd het antwoord daarop geweest. Diezelfde paritaire comités hebben echter nooit stilgestaan bij het feit dat ditzelfde indexcijfer der consumptieprijzen ook kan dalen (= deflatie) waardoor de koopkracht van de werknemers stijgt. Een negatieve indexering en dus verlaging van de lonen moet bijgevolg het logisch antwoord zijn hierop.

De laatste tijd maakt de inflatie bokkensprongen. In de loop van 2008 kenden we een uitzonderlijk hoge inflatie (van bijna 4,5% op jaarbasis). Sinds begin dit jaar, als gevolg van de financiële en economische crisis, is de inflatie ineengestort en zelfs negatief geworden (= deflatie). Volgens de laatste prognoses van het Planbureau zullen de maanden december en januari nog steeds in het teken staan van een deflatie maar gevolgd worden door maanden met opnieuw inflatie.

Wegens deze deflatie worden meer en meer paritair comités geconfonteerd met één of meerdere negatieve loonindexeringen. Op onze website in de indexatievooruitzichten vindt u, op basis van het laatst gekende indexcijfer der consumptieprijzen, welke paritairs comités kunnen geconfronteerd worden met een mogelijke negatieve loonindexering evenals het tijdstip.

U vindt in de hiernavolgende tabel de paritaire comités die een CAO hebben gesloten in verband met de loonindexering en waar het mechanisme van loonindexering, al dan niet uitdrukkelijk, voorziet in de mogelijkheid dat een loon niet alleen positief (= loonsverhoging) maar ook negatief kan geïndexeerd worden (= loonsverlaging).

Tabel de paritaire comités die een CAO hebben gesloten in verband met de loonindexering (positief of negatief)

Nummer van het paritair comité Benaming van het paritair comité
100 Aanvullend paritair comité voor arbeiders
101 Nationale gemengde mijncommissie
102.01 hardsteengroeven en groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen
102.02 hardsteengroeven en groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Luik en Namen
102.03 porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de pro­vincie Waals-Brabant
102.04 zandsteen-en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitge­zonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen
102.05 Porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant,
102.06 grint-en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provin­cies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant
102.07 kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arron­dissement Doornik
102.09 groeven van niet uit te houwen kalksteen, kalkovens, bitter­spaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk
104 Ijzernijverheid
105 Non-ferrometalen
106.03 Vezelcement
107 meester kleermakers, kleermaaksters, naaisters
109 Kleding- en confectiebedrijf
110 Textielverzorging
111 Metaalconstructie
112 Garagebedrijf
113.01 faience-en het porseleinbedrijf, de sanitaire artikelen en de schuurproducten en het ceramisch aardewerk
113.02 eramiekbekleding en vloertegels
113.03 vuurvaste producten
114 steenbakkerij
115 glasbedrijf
116       scheikundige nijverheid
117 Petroleumnijverheid – en handel
118 voedingsnijverheid
119 Handel in voedingswaren
120 textielnijverheid en breiwerk
121 schoonmaak-en ontsmettingsondernemingen
125 Houtindustrie
126 Hout- en stoffering
127 handel in brandstoffen, uitgezonderd Oost-Vlaanderen
129 voortbrenging van papierpap, papier en karton
130 drukkerij-grafische kunst-en dagbladbedrijf
136 papier-en kartonbewerking
139 binnenscheepvaart
140 vervoer en logistiek
142 ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht
143 zeevisserij
144 landbouw
145 Tuinbouw
146 bosbouwbedrijf
147 wapensmederij met de hand
149 sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn
152 gesubsidieerde inrichtingen vrij onderwijs
201 zelfstandige kleinhandel
202, uitgezonderd 202.01 kleinhandel voedingswaren
203 hardsteengroeven
204 Porfiergroeven van het kanton van Lessen, van Bierk bij Halle, van Quenast
207       scheikundige nijverheid
209 Metaalverkende nijverheid
210 ijzernijverheid
211 petroleumnijverheid en –handel
214 textielnijverheid en breiwerk
216 notarisbedienden
217 casinobedienden
218 ANPCB
219 diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing
220 voedingsnijverheid
221 papiernijverheid
222 papier en kartonbewerking
224 Non-ferro metalen
225 Vrij gesubsidieerd onderwijs
226 internationale handel, vervoer en logistiek
227 audiovisuele sector
301 havenbedrijf
302 Horeca
303.02 Verdeling van films
303.03 exploitatie bioscoopzalen
304 Vermakelijkheidsbedrijf
306 verzekeringsondernemingen
307 makelarij en verzekeringsagenten
308 Maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie
309 Beursvennootschappen
310 Banken
311 grote kleinhandelszaken
312 warenhuizen
313 Apotheken en tarificatiediensten
314 kappersbedrijf en schoonheidszorgen
315.01 Technisch onderhoud, bijstand en opleiding in de luchtvaartsector
315.02 luchtvaartmaatschappijen
316         Koopvaardij
317 Bewakings- en/of toezichtsdiensten
318 Gezins- en bejaardenhulp
319 opvoedings-en huisvestingsinrichtingen
320 begrafenisondernemingen
321 groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen
322 Uitzendarbeid en dienstencheques
323 beheer van gebouwen, vastgoedmakelaars en dienstboden
324 diamantnijverheid en –handel
326 gas-en elektriciteitsbedrijven
327 beschutte werkplaatsen en sociale werkplaatsen
329 socio-culturele sector
330 Gezondheidsinrichtingen en – diensten
332 Franstalige en duitstalige welzijns – en gezondheidssector
333 Toeristische attracties

In tegenstelling tot deze paritaire comités, hebben een aantal paritaire comités een oplossing gevonden om een negatieve loonindexering te vermijden : bijvoorbeeld niet-toepassing van de negatieve indexering zonder meer zoals het geval is in de betonindustrie (PC 106.02), niet-toepassing van de negatieve indexering maar verrekening ervan bij de volgende positieve indexering zoals het geval is in de bouwsector (PC 124).

In de hiernavolgende tabel sommen wij de paritaire comités op waar dus nooit een negatieve loonindexering zal plaatshebben.

Tabel de paritaire comités op waar dus nooit een negatieve loonindexering zal plaatshebben

Nummer van het paritair comité Benaming van het paritair comité
102.08 Marmergroeven – en zagerijen van het Rijk
106.02 Betonindustrie
113.04 Pannenbakkerijen
114 Steenbakkerijen
124 Bouwbedrijf
128 Huiden- en lederbedrijf en vervangingsproducten
132 Technische land- en tuinbouwwerken
133 Tabaksbedrijf
150 Gewoon pottengoed in potaarde
215 kleding-en confectiebedrijf

Dit belet niet dat de sociale partners in de schoot van de andere paritaire comités ook nog zo’n beslissing kunnen nemen. Bijvoorbeeld, in het paritair comité voor de houtnijverheid (PC 125) hebben de sociale partners hierover in het sectoraal akkoord voor 2009 en 2010 reeds afspraken gemaakt. Dit is ook gebeurd voor zowel de arbeiders als bedienden uit de papier- en kartonbewerking (PC 136 en 222) en in de immobiliënsector (PC 323)

Op onze website in het maandelijks overzicht van de loonaanpassingen zullen wij vermelden wat het paritair comité al dan niet beslist heeft ingeval van een mogelijke negatieve loonindexering.

Wanneer echter het paritair comité ingeval van negatieve indexering van de lonen niets beslist heeft, komt het aan de werkgever toe om te beslissen wat te doen met de lonen van zijn werknemers. Hij heeft namelijk het recht om deze negatieve indexering toe te passen en bijgevolg het loon van zijn werknemers te verminderen. Hij kan eveneens beslissen om deze negatieve indexering niet toe te passen.

In dat laatste geval moet hij wel weten dat hij de niet-toepassing van de negatieve indexering niet zal kunnen aanrekenen op een volgende positieve indexering. Dergelijke handelswijze zal in strijd zijn met de loonbeschermingswet en de bepalingen omtrent de loonindexering vervat in de CAO die gesloten is in zijn paritair comité en waarvan hij niet kan afwijken. Het behoud van het huidige loon geeft de werkgever dus niet het recht om de volgende positieve indexering over te slaan. Een werkgever die dat doet, loopt het risico om jaren erna geconfronteerd te worden met belangrijke eisen tot loonregularisatie.Toepassen van de negatieve loonindexering en het toekennen van een looncompensatie tot de volgende positieve loonindexering kan evenwel een oplossing bieden voor dit probleem.

Tenslotte zijn er paritaire comités waar geen CAO werd gesloten in verband met de loonindexering. In de hiernavolgende tabel vindt u deze paritaire comités.

Tabel de paritaire comités waar geen CAO werd gesloten in verband met de loonindexering

Nummer van het paritair comité Benaming van het paritair comité
102.10 terugwinning van steenstort
102.11 leisteengroeven, coticulegroeven en groeven van slijpsteen voor scheermessen in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen
106.01 cementbedrijf
148.01 haarsnijderijen
148.03 bontwerk
148.05 Pelslooierijen
200 APCB
223 sport
303.01 Productie van films
325 openbare kredietinstellingen
328 stads-en streekvervoer
331 vlaamse welzijns-en gezondheidssector
334 openbare loterijen
335 sociale organisaties
336 vrije beroepen
337 non-profitsector
338 maritieme en watergebonden activiteiten
339 erkende maatschappijen voor sociale huisvesting
340 orthopedische schoeisels

Dit neemt niet weg dat de lonen van de werknemers van de ondernemingen die onder deze paritaire comités ressorteren toch geïndexeerd kunnen worden.

Een CAO GESLOTEN OP ONDERNEMINGSVLAK kan een loonindexeringsmechanisme voorzien. Uit de tekst van deze CAO zal dan besloten moeten worden of de lonen van de werknemers niet alleen positief geïndexeerd (= verhoogd) maar ook negatief moeten geïndexeerd worden (= verlaagd).

De INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST of het ARBEIDSREGLEMENT kan ook een loonindexeringsmechanisme of bepalingen in verband met de indexering van het loon voorzien. Het is dan de tekst van deze individuele overeenkomst of arbeidsreglement die zal bepalen of de lonen van de werknemers niet alleen positief geïndexeerd (= verhoogd) maar ook negatief moeten geïndexeerd worden (= verlaagd).

Het komt vaak voor dat een ondernemingsCAO, de individuele arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement van een onderneming geen loonindexeringsmechanisme bepaalt maar louter verwijst naar een loonindexeringsmechanisme dat bestaat op het vlak van een paritair comité waaronder de onderneming niet ressorteert. De onderneming volgt bijgevolg het loonindexeringsmechanisme van een ander paritair comité. Ook hier zal de tekst van deze individuele overeenkomst of arbeidsreglement bepalen of de lonen van de werknemers niet alleen positief geïndexeerd (= verhoogd) maar ook negatief moeten geïndexeerd worden (= verlaagd).

Twee voorbeelden moeten dit verduidelijken:

  1. het arbeidsreglement van een onderneming die ressorteert onder een paritair comité dat geen loonindexeringsmechanisme voorziet, vermeldt dat de lonen van de werknemers zullen “geïndexeerd” worden volgens de bepalingen van het ANPCB (PC 218). In dat geval zal een negatieve loonindexering in het PC 218 leiden tot een negatieve indexering van de lonen van de werknemers van die onderneming.
  2. de individuele arbeidsovereenkomst van een onderneming die ressorteert onder een paritair comité dat geen loonindexeringsmechanisme voorziet, vermeldt dat de lonen van de werknemers zullen “verhoogd” worden overeenkomstig het loonindexeringsmechanisme voorzien door het ANPCB (PC 218). In dat geval zal een negatieve loonindexering in het PC 218 niet leiden tot een negatieve indexering van de lonen van de werknemers van die onderneming.

De werkgevers die via een ondernemingsCAO, de individuele arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement voorzien in een loonindexeringsmechanisme en die geconfronteerd worden met een negatieve loonindexering, kunnen alsnog beslissen om deze negatieve indexering niet toe te passen en/of te verrekenen op de eerstvolgende positieve loonindexering. Zij moeten dan wel, naargelang het geval, de tekst die het loonindexeringsmechanisme voorziet op ondernemingsvlak (CAO, individuele arbeidsovereenkomst of arbeidsreglement) aanpassen.

Een onderneming kan ook een GEBRUIK of GEWOONTE ervan gemaakt hebben om één of ander loonindexeringsmechanisme toe te passen. Naast de wet, de CAO, de individuele arbeidsovereenkomst en het arbeidsregelement is het gebruik ook een bron van recht op voorwaarde dat dit gebruik niet wordt tegengesproken door de andere voornoemde rechtsbronnen (CAO, individuele arbeidsovereenkomst, arbeidsregelement).

Een concreet voorbeeld zijn de werkgevers die voor hun werknemers ressorteren onder het Aanvullend Paritair Comité voor Bedienden (PC 200), het paritair comité voor de sociale organisaties (PC 335), het paritair comité voor de vrije beroepen (PC 336) en het paritair comité voor de non-profitsector (PC 337). In deze paritaire comités werd er (nog) geen loonindexeringsmechanisme vastgelegd op het vlak van het paritair comité maar toch stellen wij vast dat werkgevers uit deze paritaire comités in de praktijk het loonindexeringsmechanisme van het ANPCB (PC 218) volgen zonder dat dit ergens schriftelijk werd vastgelegd.

Wellicht voorziet men in het PC 218 in een negatieve loonindexering à rato van 0,42% tenzij de sociale partners in dit paritair comité alsnog iets anders zouden beslissen en er bijgevolg geen negatieve loonindexering wordt toegepast. Als deze werkgevers de gewoonte ervan gemaakt hebben om ingeval van een positieve loonindexering in het PC 218 de lonen van hun werknemers ook te verhogen op dezelfde wijze als deze die werd toegepast in het PC 218, dan kunnen zij op basis van diezelfde gewoonte juridisch correct de lonen van hun werknemers verlagen ingeval van een negatieve loonindexering in het PC 218. Deze negatieve indexering mag wel niet tot gevolg hebben dat het initiële loon vermeld in de arbeidsovereenkomst verlaagd wordt.

Wij maken deze werkgevers wel erop attent dat zij hiermee zeer omzichtig moeten omspringen, dat zij de bewijslast dragen en dat zij ervoor moeten opletten dat er nergens teksten te vinden zijn die dit gebruik tegenspreken. Zij zullen er zich moeten voor hoeden niets uit het oog te verliezen. Denken we maar aan eenzijdige verbintenissen besloten in ondernemingspresentaties waaruit duidelijk blijkt dat de lonen nooit verlaagd worden, zelfs niet ingevolge een negatieve indexering.

De werkgevers die kunnen aantonen dat er op ondernemingsvlak een gebruik bestaat om een loonindexeringsmechanisme te volgen en die geconfronteerd worden met een negatieve loonindexering, kunnen alsnog beslissen om deze negatieve indexering niet toe te passen en/of te verrekenen op de eerstvolgende positieve loonindexering. Zij moeten dan wel daaromtrent afspraken maken op ondernemingsvlak en dit vastleggen in een CAO, de individuele arbeidsovereenkomst van elke werknemer of het arbeidsreglement.

Van zodra in de voornoemde paritaire comités loonindexeringsmechanismen worden overeengekomen zullen die wel moeten gevolgd worden tenzij het loonindexeringsmechanisme eigen aan de onderneming voordeliger is voor de werknemer.