Nieuwe werkgeversformaliteit voor buitenlandse seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw: de woonplaatsverklaring

Van 

De wet houdende diverse fiscale bepalingen introduceert voor bepaalde inkomsten van buitenlandse seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw een vrijstelling van belastingaangifte. Deze vrijstelling is enkel van toepassing indien de werknemer tijdig een woonplaatsverklaring overmaakt aan de werkgever. De werkgever moet deze woonplaatsverklaring op zijn beurt overmaken aan de fiscus.


1. Voor welke bezoldiging geniet men een vrijstelling?

Onder bepaalde voorwaarden moeten buitenlandse seizoensarbeiders in de land- en tuinbouw geen belastingaangifte meer indienen. Voor hen stemt de ingehouden bedrijfsvoorheffing bijgevolg overeen met de eindbelasting. In het vakjargon: hun bedrijfsvoorheffing is 'bevrijdend'.

De vrijstelling van aangifte geldt enkel indien men in het betrokken aanslagjaar louter volgende in België belastbare bezoldigingen heeft genoten :

  • de bezoldiging als gelegenheidsarbeiders in de betekenis van de sociale zekerheid  (het betreft een gunstregeling waarbij de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op forfaitaire daglonen, uiteraard mits een aantal voorwaarden vervuld zijn);
  • de eindejaarspremie en de getrouwheidspremie die door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf worden toegekend aan deze gelegenheidswerkers;
  • de bezoldigingen voor prestaties als arbeider in de land- of tuinbouw ingevolge een contract van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk van maximaal zes opeenvolgende kalenderweken onmiddellijk aansluitend op een tewerkstelling als gelegenheidsarbeider in de land- of tuinbouw bij dezelfde werkgever, alsook het vakantiegeld dat betrekking heeft op deze periode van aansluitende tewerkstelling.

Dit zijn dezelfde bezoldigingen die sinds 25 maart 2021 onderworpen zijn aan een bedrijfsvoorheffingspercentage van 18,725% (tenzij de werkgever een regeling van forfaitaire belastingaangifte voor een land- of tuinbouwsector gebruikt met een eenvormig tarief van 20,20% aan bedrijfsvoorheffing of tenzij de werknemers in de bedrijfsvoorheffingsreglementering beschouwd wordt als rijksinwoner).

De aangiftevrijstelling geldt enkel voor de werknemer die voor de eindberekening van hun personenbelasting als niet-inwoner wordt behandeld.

De aangiftevrijstelling treedt in werking vanaf inkomstenjaar 2021. Vanaf inkomstenjaar 2022 is ze wel onderworpen aan een bijkomende voorwaarde: de werknemer moet aan zijn werkgever een zogenaamde woonplaatsverklaring overmaken, uiterlijk op de dag van de eerste loonbetaling. Het betreft een attest van de fiscale administratie van het land van de werknemer waarin bevestigd wordt dat hij er op fiscaal vlak als inwoner wordt beschouwd. Nuttig om weten: in het Engels heet zo’n verklaring ‘declaration of residence’ of ‘certificat of residence’. Deze verplichting treedt in werking vanaf 1 januari 2022.

De vrijstelling is niet absoluut voor inwoners van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER). Zij kunnen ervoor opteren om alsnog een belastingaangifte voor niet-inwoners in te dienen.

 

2. Nieuwe werkgeversverplichtingen

Samen met deze vrijstelling introduceert de wetgever twee nieuwe werkgeversverplichtingen.

  1. De werkgever moet de aan hem overgemaakte woonplaatsverklaringen overmaken aan de FOD Financiën, en dit voor 1 maart van het volgende jaar. Aangezien werknemers pas vanaf 1 januari 2022 woonplaatsverklaringen moeten overhandigen aan hun werkgevers is de eerste deadline dus 1 maart 2023.
    De wijze  waarop werkgevers de woonplaatsverklaring moeten overmaken aan de fiscus moeten nog bepaald worden.

Update 9.3.2022: Gelet op de mogelijke problemen die de werknemer kan ondervinden om een door zijn fiscale administratie uitgereikte woonplaatsverklaring te bekomen en deze binnen de wettelijke termijn aan zijn werkgever te bezorgen, wordt toegestaan dat een verklaring die zijn officiële woonplaats vaststelt mag worden verstrekt door een andere overheidsinstantie dan de fiscale administratie, voor zover die overheidsinstantie bevoegd is om de burgerlijke woonplaats vast te stellen.
De wettekst verplicht de werkgever om vóór 1 maart van het jaar volgend op het inkomstenjaar een afschrift van de woonplaatsverklaring te bezorgen aan de fiscale administratie. Om pragmatische redenen en om de administratieve formaliteiten in hoofde van de werkgever te verlichten besloot de fiscus dat de werkgever de verklaringen ter beschikking moet houden van de Belgische fiscale administratie en ze over te maken op elk verzoek van die administratie.

  1. Indien een fiscale fiche voor de werknemer moet worden uitgereikt en de vrijstelling van aangifte is van toepassing, dan moet de werkgever dit aanduiden op de fiche. Deze verplichting geldt reeds voor de fiscale fiche van inkomstenjaar 2021.

 

Bron:
- wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen;

- bericht aan de werkgevers die bezoldigingen betalen aan arbeiders die niet-inwoner zijn en als seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw werken (BS 9.3.2022).