Outplacementregeling 45+ niet meer voor ontslagen werknemers die niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt.

Van 
92646

Het recht op bijzonder outplacement voor 45–plussers wordt geschrapt voor de groep van werknemers die niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Deze groep van werknemers wordt evenwel ingeperkt.

De Belgische arbeidswetgeving kent twee soorten van outplacement na ontslag: de algemene en de bijzondere outplacementregeling.

Bijzonder outplacement: principe

In principe moet de werkgever spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden aan elke werknemer die:

  • ontslagen werd op initiatief van de werkgever zelf, die behoort tot de privésector;
  • niet ontslagen is om dringende reden;
  • geen aanspraak kan maken op de algemene regeling van outplacement (deze geldt als de werknemer recht heeft op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding);
  • op het ogenblik van het ontslag;
    • minstens 45 jaar is;
    • minstens 1 jaar ononderbroken anciënniteit heeft;
  • en nog geen recht heeft op een rustpensioen.

Bijzonder outplacement: uitzonderingen

Op dit principe bestaan twee uitzonderingen. De werkgever moet niet spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden aan de ontslagen werknemer, ook al voldoet de werknemer aan alle hierboven omschreven voorwaarden voor bijzonder outplacement, als:

  1. de ontslagen werknemer  verbonden was door een arbeidsovereenkomst met een normaal gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die minder bedraagt dan de helft van de arbeidsduur van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie of
  2. de ontslagen werknemer niet beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt.

De eerste uitzondering gaat over ex-deeltijders die tewerkgesteld waren in een minder-dan-halftijds arbeidsregime. De werkgever moet deze ex-deeltijders niet spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden, maar indien zij beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt, zal hij hen toch outplacement moeten aanbieden wanneer zij hem daartoe uitdrukkelijk verzoeken. Aan deze uitzonderingsregeling wordt niets gewijzigd.

De tweede uitzondering gaat over werknemers die na hun ontslag niet beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt. Aan deze uitzondering werden recentelijk wél wijzigingen aangebracht.

Bijzonder outplacement: wijzigingen

De wijzigingen aan de tweede uitzonderingsregeling verliepen in twee fasen:

  • Eerst werd de groep van ontslagen werknemers die niet beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt ingeperkt waardoor de werkgever in meer gevallen dan voorheen een spontaan outplacementaanbod moet doen. Deze wijziging geldt voor alle ontslagen die zijn betekend vanaf 1 december 2018. Gaat het evenwel om een ontslag in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, dan is deze wijziging  slechts van toepassing voor zover de begindatum van de erkenningsperiode op of na 1 december 2018 ligt.
  • Vervolgens verloor deze groep van ontslagen werknemers volledig het recht op een outplacement ‘bijzondere regeling’. De werkgever moet voortaan noch spontaan outplacement aanbieden aan deze werknemers, noch ingaan op een verzoek tot outplacement uitgaande van deze werknemers. Deze wijziging geldt voor alle ontslagen die zijn betekend vanaf 31 december 2018.

Concreet

De gevolgen van deze wijzigingen kunnen schematisch als volgt worden voorgesteld.

 Ontslagen betekend vóór 1 december 2018 (*) (oude regeling)

De werkgever moet niet spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden maar moet dit wel doen als er uitdrukkelijk om verzocht wordt, t.a.v. ex-werknemers die niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt, namelijk:

  1. alle ex-werknemers die werkloze met bedrijfstoeslag worden (= ‘SWT-er’, voorheen ‘bruggepensioneerde’) buiten het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering;
  2. alle ex-werknemers die SWT’er worden in het kader van de erkenning van hun onderneming als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, en die op het einde van de opzeggingstermijn of de termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding (zonder verlengingen) 58 jaar zijn of 38 jaar beroepsverleden hebben;
  3. alle ex-werknemers die gewone werkloze worden (en die m.a.w. niet vallen onder 1° of 2°), en die op het einde van de opzeggingstermijn of de termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding (zonder verlengingen) 58 jaar zijn of 38 jaar beroepsverleden hebben;
  4. alle ex-werknemers van het stads-en streekvervoer;
  5. alle ex-werknemers in doorstromingsprogramma’s;
  6. alle ex-werknemers van beschutte/ sociale werkplaatsen.

Ontslagen betekend na 30 november 2018 en vóór 31 december 2018 (*) (intermediaire regeling)

De werkgever moet niet spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden maar moet dit wel doen als er uitdrukkelijk om verzocht wordt, t.a.v. ex-werknemers die niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt, namelijk:

  1. alle ex-werknemers die ‘SWT-er’ worden buiten het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering doch in het kader van (nieuw!):
  • SWT ‘medische redenen’;
  • SWT ‘algemeen stelsel’ (CAO nr. 17), op voorwaarde dat de betrokken ex-werknemer, op het einde van de theoretische opzeggingstermijn (zonder verlengingen) of periode gedekt door de opzeggingsvergoeding, 62 jaar is of 42 jaar beroepsverleden heeft;
  • SWT-stelselnachtarbeid/ zwaar beroep/ arbeidsongeschiktheid in de bouwsector’, het generieke stelsel ‘zwaar beroep’ of het stelsel ‘zeer lange loopbaan, op voorwaarde dat de betrokken ex-werknemer, op het einde van de theoretische opzeggingstermijn (zonder verlengingen) of periode gedekt door de opzeggingsvergoeding, 62 jaar is of 40 jaar beroepsverleden heeft.
  1. alle ex-werknemers die SWT’er worden in het kader van de erkenning van hun onderneming als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, en die op het einde van de theoretische opzeggingstermijn (zonder verlengingen) of termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding 62 jaar zijn of 40 jaar beroepsverleden hebben (nieuw!);
  2. alle ex-werknemers die gewone werkloze worden (en die m.a.w. niet vallen onder 1° of 2°), en die op het einde van de theoretische opzeggingstermijn (zonder verlengingen)  of termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding 62 jaar zijn of 42 jaar beroepsverleden hebben (nieuw!);
  3. alle ex-werknemers van het stads-en streekvervoer, zonder leeftijds- of anciënniteitsvoorwaarde (ongewijzigd);
  4. alle ex-werknemers in doorstromingsprogramma’s, zonder leeftijds- of anciënniteitsvoorwaarde (ongewijzigd);
  5. alle ex-werknemers van beschutte/ sociale werkplaatsen, zonder leeftijds- of anciënniteitsvoorwaarde (grosso modo ongewijzigd).

Ontslagen betekend vanaf 31 december 2018 (*) (nieuwe regeling)

De werkgever moet noch spontaan een outplacement ‘bijzondere regeling’ aanbieden, noch ingaan op een verzoek daartoe (nieuw!), ten aanzien van ex-werknemers die niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt, namelijk:

dezelfde groep van uitgezonderde werknemers als hierboven omschreven voor de ontslagen vanaf 1 december maar vóór 31 december 2018.

 

(*) Ontslagen in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kennen de volgende regeling:

  • De begindatum van de erkenningsperiode ligt vóór 1 december 2018 én de betrokken ontslagen zijn betekend vóór 31 december 2018: oude regeling.
  • De begindatum van de erkenningsperiode ligt na 30 november 2018 en de betrokken ontslagen zijn betekend vóór 31 december 2018 : intermediaire regeling.
  • De begindatum van de erkenningsperiode ligt na 30 november 2018 en de betrokken ontslagen zijn betekend na 30 december 2018 : nieuwe regeling.
  • De begindatum van de erkenningsperiode ligt vóór 1 december 2018 en de betrokken ontslagen zijn betekend na 30 december : nieuwe regeling maar groep werknemers die niet beschikbaar moeten zijn volgens de oude regeling.

Bronnen:

  • koninklijk besluit van 15 oktober 2018 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 2007 tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikelen 7 en 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008, BS 29 oktober 2018;

  • art. 6 van de wet van 14 december 2018 houdende diverse arbeidsbepalingen, BS 21 december 2018.