Provisie vakantiegeld 2021

Van 

De provisie vakantiegeld van 2021 mag berekend worden op basis van 18,20 en 10,27 procent van de in 2020 toegekende bezoldigingen aan respectievelijk de bedienden en de arbeiders & leerlingen.


Op voorstel van het VBO gaat de FOD Financiën ook voor het vakantiegeld van 2021 akkoord met een provisie vakantiegeld die maximaal overeenstemt met

  • 18,20 procent van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2020 zijn toegekend aan bedienden en jaarlijkse vakantie genieten, desgevallend verminderd met het in 2020 toegekend aanvullend vakantiegeld (*);
  • 10,27 procent berekend op 108 procent van de bezoldigingen die in 2020 zijn toegekend aan werklieden en leerlingen, voor zover zij jaarlijkse vakantie genieten.

(*) ook wel ‘Europese vakantie’ genoemd. Dit toegekende aanvullend vakantiegeld mag dus niet meegenomen worden in de berekeningsbasis van bovengenoemd percentage.

Zoals bij de vorige jaren moet ook nu het in 2020 toegekende flexiloon en flexivakantiegeld uitgesloten worden uit de berekeningsbasis.

De provisie die deze maxima niet overschrijden en die in de op 31 december afgesloten balansen geboekt werden, mogen als beroepskost beschouwd worden.

De FOD brengt in herinnering dat een hogere provisie niet aanvaard wordt indien bij benadering of op forfaitaire wijze bepaald. Zelfs niet voor het vakantiegeld 2021, dat voor vele werkgever meer dan normaal bepaald zal worden door gelijkgestelde perioden van tijdelijke werkloosheid. 
Op basis hiervan werd een voorstel van alternatieve berekeningswijze, specifiek voor de provisie 2021, niet weerhouden door de FOD.

 

Bron: brief van de FOD Financiën, bericht VBO d.d. 22.12.2020., Circulaire 2021/C/14.