Uitbreiding van de flexi-jobs

Van 
88188

Met de programmawet van 25 december 2017 zijn de flexi-jobs nu ook mogelijk voor de kleinhandel vanaf 1 januari 2018.

Met de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken werden de flexi-jobs in de horeca ingevoerd. De werknemers die al een 4/5 tewerkstelling hebben, mogen in een horeca instelling werken en van een netto flexi-loon genieten.

Volgens het Grondwettelijk Hof vormen de flexi-jobs geen discriminatie tegenover de “gewone” werknemers en de regering wil dus dit stelsel in andere sectoren ontwikkelen.

Met de programmawet van 25 december 2017 zijn de flexi-jobs vanaf 1 januari 2018 niet enkel mogelijk in de horeca, maar ook in andere sectoren. Gepensioneerden mogen ook gemakkelijker een flexi-job uitoefenen en een hoger extra loon verdienen.

1. Bijkomende sectoren

Vanaf 1 januari 2018 zijn de flexi-jobs ook mogelijk in de volgende paritaire comités (PC):

  • Paritair comité voor de handel in voedingswaren (PC 119);
  • Paritair comité voor de zelfstandige kleinhandel (PC 201);
  • Paritair comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren (PC 202);
  • Paritair subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven (PSC 202.01);
  • Paritair comité voor het hotelbedrijf (PC 302);
  • Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken (PC 311);
  • Paritair Comité voor de warenhuizen (PC 312);
  • Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen (PC 314);
  • Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, maar enkel voor de ambachtelijke bakkerijen en banketbakkerijen, ambachtelijke roomijsfabricanten en de consumptiesalons bij een ambachtelijke banketbakkerij (118.03 - kengetal bij de RSZ 058);
  • Paritair Comité voor de uitzendarbeid (PC 322), als de gebruiker onder één van de hierboven opgesomde PC’s ressorteert.

De regels voor de flexi-jobs in deze sectoren zijn identiek als de regels voor de flexi-jobs in de horeca.

A. Tewerkstellingsvoorwaarden

 

  1. Voorwaarden in kwartaal T-3: Tijdens het derde kwartaal dat het kwartaal van tewerkstelling met een flexi-jobarbeidsovereenkomst voorafgaat (“T-3”), moet de werknemer bij een (of meer) andere werkgever(s) al een tewerkstelling hebben die minstens gelijk is aan 4/5 van een voltijdse tewerkstelling in de betrokken sector.
  2. Voorwaarden in kwartaal T: Tijdens het kwartaal van tewerkstelling met een flexi-jobovereenkomst (“T”) moet de werknemer verschillende voorwaarden vervullen:

    • bij dezelfde werkgever geen flexi-jobovereenkomst cumuleren met een andere arbeidsovereenkomst van minstens 4/5 van een voltijdse tewerkstelling;
    • de flexi-job niet uitoefenen tijdens een periode gedekt door een verbrekingsvergoeding of ontslagvergoeding ten laste van de werkgever bij wie hij de flexi-job uitoefent;
    • de flexi-job niet uitoefenen tijdens een opzeggingsperiode bij de werkgever bij wie hij de flexi-job uitoefent.

B. Loonsvoorwaarde: het flexi-loon

Het flexi-loon is het nettoloon dat verschuldigd is voor een prestatie in het kader van een flexi-job.

Dit loon omvat het basisloon (wettelijk minimum 9.18 EUR/uur – bedrag op 01/06/2017) en alle vergoedingen, premies en voordelen die door de werkgever als bezoldiging van de flexi-job worden betaald.

Een flexi-vakantiegeld is ook verschuldigd voor een prestatie in het kader van een flexi-job. Het bedraagt 7,67% van het flexi-loon.

Het flexi-loon en het flexi-vakantiegeld zijn niet aan de gewone socialezekerheidsbijdragen noch aan de bijzondere socialezekerheidsbijdrage onderworpen. Ze zijn echter wel onderworpen aan een specifieke patronale bijdrage van 25 %.

Het flexi-loon en het flexi-vakantiegeld zijn niet belastbaar en dus niet onderworpen aan bedrijfsvoorheffing.

2. Nu ook voor de gepensioneerden

Gepensioneerden zullen vanaf 2018 niet aan de voorwaarden van kwartaal T-3 (tewerkstelling van tenminste 4/5) moeten voldoen als ze gepensioneerd zijn op het tweede kwartaal voorafgaand aan het kwartaal van de flexi-job (kwartaal T-2).

De betrokken mensen zijn de mensen met een eerste pensioenpijler ten laste van een Belgisch pensioenstelstel, van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale organisatie.

De inkomsten uit een flexi-job zullenals professionele inkomsten worden beschouwd en zullen in aanmerking komen voor de evaluatie van de toegelaten arbeid van gepensioneerden.

3. Aanpassing voor de tijdelijke contractuele leerkrachten

Tijdens de zomervakantie krijgen de tijdelijke contractuele leerkrachten geen loon en ze leveren geen prestatie. Met de oude wetgeving mogen ze geen flexi-job nemen drie kwartalen later (m.a.w. in de tweede kwartaal van het volgend jaar, want ze hebben geen prestatie in T-3).

De nieuwe wetgeving past deze situatie aan: vanaf 2018 wordt de periode van uitgestelde bezoldiging gelijkgesteld met gewerkte dagen van T-3. De werkloosheidsuitkeringen die de RVA betaalt aan de leerkrachten die de uitgestelde bezoldiging niet kunnen genieten en vrijgesteld zijn van het zoeken naar werk gedurende de zomervakantie vallen onder dezelfde gelijkstelling.

4. Wijziging van de registratie van de aanwezigheden

De werkgever die werknemers in het kader van een flexi-job tewerkstelt, is verplicht een systeem te gebruiken dat voor elke werknemer met een flexi-job het exacte begin- en einduur van de arbeidsprestatie registreert en bijhoudt.

Vanaf 2018 wordt dit mogelijk via een prikklok met voor elke werknemer de vermelding van volgende elementen:

  • zijn identiteit;
  • per dag het begin en einde van de prestaties en de rustpauzes;
  • de periode waarop de opgetekende gegevens betrekking hebben.

Bron: Programmawet van 25 december 2017, B.S., 29 december 2017 (art.32 tot 39).