Verhoging contingent fiscaal gunstige overuren voor de bouwsector

Van 

Zowel werknemers als werkgevers genieten onder bepaalde voorwaarden een lastenverlaging voor overuren. In geval van werken in onroerende staat met een aanwezigheidsregister geldt deze lastenverlaging vandaag voor de eerste 180 uren per jaar. Het ontwerp van de programmawet voorziet in een verhoging van dit contingent naar 220 overuren (en zelfs 280 overuren in geval van wegenwerken of spoorwerken).


1. Situering

Sinds 2005 kent de fiscale wetgeving een fiscaal gunstregime voor overuren en, specifiek voor de bouwsector, eveneens voor prestaties in toepassing van het KB nr. 213 (= prestaties waarvoor dit KB een toeslag van 20 procent voorziet).

Het gunstregime bestaat uit een belastingvermindering voor de werknemer en een gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor de werkgever. Dus een fiscaal voordeel voor zowel de werknemer als de werkgever.

Sinds de introductie wijzigde de regeling een aantal keer. Het regime is van toepassing op de eerste 130 uren op jaarbasis (180 uren van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023). Voor werken in onroerende staat met een aanwezigheidssysteem en voor de horeca gelden evenwel afwijkende contingenten van respectievelijk 180 en 360 uren.

Het fiscale voordeel voor elk van deze contingenten vindt men terug in dit schema.

 

Voor de goede orde:

  • dit gunstregime staat enkel open voor overuren waarbij de wetgeving een recht voorziet op overloon of op de 20%-toeslag in de bouwsector ingevolge het KB nr. 213. Bijgevolg geldt dit gunstregime niet voor prestaties die de werkgever met een andere toeslag betoelaagt of die hij met overloon betoelaagt terwijl de wet dit niet oplegt voor de betrokken situatie. Evenmin kan het toegepast worden voor de systemen van netto overuren;
  • dit gunstregime gaat niet gepaard met eigen afwijkingen op de arbeidsduurregels. De arbeidsduurwetgeving, inclusief de wettelijke beperkingen om overuren te laten presteren, blijft integraal van toepassing;
  • de verschillende contingenten zijn onderling niet cumuleerbaar.

2. Verhoging 180uren-contingent voor werken in onroerende staat

In geval van werken in onroerende staat geldt het fiscaal gunstregime vandaag voor de eerste 180 uren op jaarbasis.  Het ontwerp van programmawet van dit jaar voorziet in een verhoging van dit contingent naar 220 uren. Deze verhoging is niet tijdelijk en geldt dus voor onbepaalde duur.

De voorwaarde van een elektronische aanwezigheidsregistratiesysteem op de bouwwerf blijft behouden. Men valt bijgevolg nog steeds terug op het standaardregeling van 130u (180 uren van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023) indien zo’n registratiesysteem ontbreekt.

Opnieuw, het fiscale gunstregime gaat niet gepaard met eigen afwijkingen op de arbeidsduurregels. De arbeidsduurwetgeving, inclusief de wettelijke beperkingen om overuren te laten presteren, blijft integraal van toepassing (bvb. het maximum van 130/180 uren van het KB nr. 213).

De datum van inwerkingtreding van deze verhoging moet nog bepaald worden door een koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit moet de inwerkingtreding vastleggen op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorgaande goedkeuring van de Europese Commissie met de beoogde maatregel. De verhoging geldt voor de overuren die vanaf die dag gepresteerd worden.
De inwerkingtreding wordt dus afhankelijk gemaakt van een instemming door de Europese Commissie, die zal oordelen of de verhoging geen ongeoorloofde staatssteun vormt.

3. Nieuw contingent voor wegenwerken of spoorwerken in het weekend, op feestdagen en s ‘nachts

Het ontwerp van programmawet voorziet tevens een nieuw contingent van 280 uren voor de  werknemers van werkgevers

  • die hoofdzakelijk wegenwerken, met uitsluiting van het aanleggen van ondergrondse leidingen en kabels, of spoorwerken uitvoeren;
  • en voor wie de overheid oplegt om in het weekend, op feestdagen of s ’nachts te werken.

Dit nieuwe contingent geldt enkel voor zover de werkgever een elektronische aanwezigheidsregistratiesysteem op werven gebruikt. En net zoals bij alle andere contingenten komen zowel de overuren met overloon en de KB213-prestaties met de 20%-toeslag in aanmerking. De hoogte van de fiscale voordelen is identiek als deze bij de andere contingenten.   
Dit nieuwe contingent is niet tijdelijk en geldt dus voor onbepaalde duur.
Het kan niet gecumuleerd worden met de andere contingenten. Voorbeeld voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023: indien een werknemer 50 overuren presteerde in het kader van dit regime van 280 uren, dan kan het fiscale gunstregime nog toegepast worden voor 130 overuren gepresteerd in geval van bouwwerven met een aanwezigheidsregistratie (= 180 uren - 50 uren).

Het precieze toepassingsgebied van deze nieuwe regeling is niet eenduidig. Wanneer kan men spreken van werkgevers die ‘hoofdzakelijk’ wegenwerken of spoorwerken uitvoeren? Kan dit contingent ook benut worden voor het deel van wegenwerken of spoorwerken dat buiten het weekend, s’nachts of op feestdagen plaatsvindt?
De wettekst verduidelijkt evenmin wanneer men kan spreken van situaties waarbij de overheid ‘oplegt’ om in het weekend, op feestdagen of s’ nachts te werken. Een mogelijke lezing is dat de opdrachtbeschrijving van de betrokken overheid doorslaggevend is: vereist de opdracht wel/geen wegenwerken of spoorwerken in het weekend, op feestdagen of s’ nachts.
Hopelijk verschaft een circulaire spoedig meer rechtszekerheid voor de betrokken werknemers en werkgevers.

Opnieuw, het fiscale gunstregime gaat niet gepaard met eigen afwijkingen op de arbeidsduurregels. De arbeidsduurwetgeving, inclusief de wettelijke beperkingen om overuren te laten presteren, blijft integraal van toepassing (bvb. het maximum van 130/180 uren van het KB nr. 213).

De datum van inwerkingtreding van deze verhoging moet nog bepaald worden door een koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit moet de inwerkingtreding vastleggen  op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de voorgaande goedkeuring van de Europese Commissie met de beoogde maatregel. De verhoging geldt voor de overuren die vanaf die dag gepresteerd worden.
De inwerkingtreding wordt dus afhankelijk gemaakt van een instemming door de Europese Commissie, die zal oordelen of de verhoging geen ongeoorloofde staatssteun vormt.

 

Bron: ontwerp van programmawet