Vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing steunzones : versoepelingen vanaf 1 september 2018

Van 
91887

De lastenverlaging voor de aanwerving van werknemers in steunzones onder de vorm van een vrijstelling van doorstorting van een gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing wordt versoepeld.

Sinds 2015 genieten werkgevers, onder bepaalde voorwaarden, een lastenverlaging voor de aanwerving van werknemers in steunzones die door de Minister van Financiën werden aangeduid op voorstel van het gewest. De lastenverlaging bestaat uit een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing ten belope van 25 % van de bedrijfsvoorheffing.
Meer informatie over deze lastenverlaging vindt u in onze eerdere actua-berichten ter zake die u via onze zoekfunctie kunt consulteren (gebruik het zoekbegrip ‘steunzones’). Op de website van de FOD Financiën vindt u eveneens een lijst met veelgestelde vragen en antwoorden terug.

Een wet van 30 juli 2018 wijzigt deze lastenverlaging op een aantal vlakken. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende, die we in deze bijdrage bondig bespreken:

  1. Het begrip ‘collectief ontslag’ versoepelt in geval van  verhoogde werkloosheidsgraad bij oudere werklozen;
  2. De regeling wordt uitgebreid naar collectieve ontslagen als gevolg van een faillissement;
  3. De gewesten kunnen meer steunzones erkennen;
  4. Een andere vennootschap uit dezelfde groep kan de investeringsplicht invullen;
  5. De introductie van een voorafgaandelijke kennisgevingsplicht voor uitzendkantoren ;
  6. Kmo-definitie: ‘geassocieerde’ werkgevers worden vervangen door ‘partnerondernemingen’;
  7. De indieningstermijn van het formulier versoepelt;
  8. Een verduidelijking inzake de in aanmerking komende arbeidsplaatscreaties;
  9. Versoepeling cumulatieverbod van vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing met overwerk;
  10. Een regeling in geval van een overdracht van de exploitatie van de investering n.a.v. een fusie of splitsing.

We merken hierbij op dat we alle wijzigingen onmogelijk uitvoerig kunnen bespreken binnen de context van een actua-bericht.

1. Versoepeling begrip ‘collectief ontslag’

Opdat het gebied in aanmerking kan komen als steunzone zijn, binnen een periode van drie jaar, collectieve ontslagen vereist ten belope van minstens 500 werknemers, binnen een ononderbroken gebied van 20 km2 en binnen een straal van maximum vijf kilometer. Het vereiste aantal ontslagen wordt evenwel gereduceerd naar 250 ingeval de door het gewest voorgestelde steunzone gekenmerkt wordt door een jeugdwerkloosheidsgraad van meer dan 125 % van het nationaal gemiddelde.

Voor de steunzones die ten vroegste op 1 september 2018 door het gewest worden voorgesteld aan de Minister van Financiën, geldt een tweede situatie waarin het verlaagde aantal van 250 ontslagen van toepassing is: ingeval de door het gewest voorgestelde steunzone gekenmerkt wordt door een werkloosheidsgraad van meer dan 125 % van het nationaal gemiddelde onder de personen ouder dan 50 jaar.

2. Ook collectieve ontslagen ten gevolge van faillissementen komen in aanmerking

Om het vereiste aantal ontslagen te bepalen, kwamen tot op heden kwamen enkel de ontslagen ten gevolge van herstructureringen in aanmerking.

Voor de steunzones die ten vroegste op 1 september 2018 worden voorgesteld door de gewesten, komen ook de ontslagen ten gevolge van faillissementen in aanmerking.

3. Verhoging toegelaten aantal steunzones

Tot op heden kan een gewest tot vier steunzones voorstellen, binnen een straal van 40 kilometer van de vestigingen die getroffen werden door de collectieve ontslagen.

Vanaf 1 september 2018 kan een gewest meer steunzones voordragen. Voorwaarde is een beperking van de straal tot hoogstens 20 kilometer (dus i.p.v. 40 kilometer). Deze steunzones worden nog steeds aangerekend op het maximumcontingent van vier, doch slechts voor de helft. Een gewest kan dus tot acht steunzones voorstellen, telkens met een straal van hoogstens 20 kilometer.

4. Naleving investeringsplicht kan door een andere vennootschap van dezelfde groep

De lastenverlaging is gekoppeld aan een investeringsplicht. Tot op heden diende de onderneming die de tewerkstelling creëerde eveneens de investeringsplicht na te leven. De investeerder en schepper van de arbeidsplaats dienden één en dezelfde onderneming te zijn.

Voor investeringen waarvoor de onderneming ten vroegste op 1 september 2018 het formulier overmaakt aan de fiscale administratie, genieten vennootschappen een afwijking: een andere vennootschap uit dezelfde groep als de vennootschap die de bijkomende tewerkstelling creëert, kan de investeringsplicht (deels) invullen.

5. Uitzendarbeid: voorafgaandelijke kennisgevingsplicht

De lastenverlaging geldt ook voor de uitzendkrachten van de betrokken onderneming. De lastenverlaging wordt dan toegekend aan het uitzendbedrijf.

Nieuw is de introductie van een voorafgaandelijke kennisgevingsplicht aan de fiscale administratie, vanwege het uitzendbedrijf. Deze kennisgevingsplicht treedt evenwel nog niet in werking. De inwerkingtredingsdatum wordt bepaald middels een koninklijk besluit dat nog ontbrak bij de totstandkoming van dit actua-bericht.

6. Kmo-definitie: de ‘geassocieerde vennootschap’ maakt plaats voor de ‘partneronderneming’

Voor kmo’s gaat de lastenverlaging gepaard met specifieke voorwaarden. Welbepaalde criteria bepalen welke ondernemingen in dezen aanzien worden als kmo’s, met daarbij bijkomende modaliteiten in geval van ‘geassocieerde vennootschappen’ in de zin van artikel 12 van het Wetboek van vennootschappen (artikel 2758 §2 vierde lid WIB 92).

Voor de investeringen waarvoor de onderneming ten vroegste op 1 september 2018 het formulier overmaakt aan de fiscale administratie, verdwijnen de bijkomende modaliteiten voor geassocieerde vennootschappen. Vanaf dan zijn deze modaliteiten van toepassing op ‘partnervennootschappen’, een nieuw begrip. Het betreft de natuurlijke personen of rechtspersonen die niet verbonden zijn met de onderneming die de investeringen uitvoert, in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, doch wel:

  • ofwel minstens 25 % van het kapitaal of de stemrechten van de investerende onderneming  bezitten;
  • ofwel waarvan de investerende onderneming minstens 25 % van het kapitaal of stemrechten bezitten.

Openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, business angels, universiteiten, onderzoekscentra met vzw-statuut, institutionele beleggers, regionale ontwikkelingsfondsen en autonome lokale autoriteiten zoals bedoeld in bijlage I, art. 3, 2e lid van de Europese verordening 651/2014 moet men niet aanzien als partneronderneming.

7. Versoepeling indieningstermijn formulier

Voor de investeringen waarvoor de onderneming ten vroegste op 1 september 2018 het formulier overmaakt aan de fiscale administratie, geldt een soepelere termijn om het vereiste formulier in te dienen bij de fiscale administratie. Voor deze investeringen moet het formulier ten laatste in de derde maand na voltooiing van de investering worden ingediend.
Ingeval het formuleer eerder wordt ingediend – wat dus nog steeds kan - stelt de nieuwe wetgeving dat het formulier slechts geldig is indien de effectieve voltooiing van de investering heeft plaatsgevonden voor het verstrijken van de 6e maand volgend op de op het formulier vermelde maand waarin de voltooiing van de investering werd verwacht.

Onder voltooiing verduidelijkt de regelgeving nu dat hieronder dient te worden verstaan: de effectieve ingebruikname ervan door de werkgever.

8. In aanmerking komende arbeidsplaatsen: verduidelijkingen

Voor de investeringen waarvoor de onderneming ten vroegste op 1 september 2018 het formulier overmaakt aan de fiscale administratie, wordt de lastenverlaging toegekend voor de nieuwe arbeidsplaatsen, gecreëerd ten gevolge van de investeringen tussen de dag waarop het formulier wordt overgemaakt en de eerste dag van de 36e maand volgend op de voltooiing van de investeringen.

Aansluitend wijzigde de wetgever de vereiste van bijkomende tewerkstellingsplaatsen, althans voor de bovenvermelde investeringen: een nieuwe arbeidsplaatscreatie komt nu in aanmerking indien deze, in de betrokken inrichting,  het totaal aantal werknemers en uitzendkrachten uitgedrukt in vte’s doet verhogen t.o.v. het gemiddeld aantal vte’s aan werknemers en uitzendkrachten berekend over een periode van twaalf maanden vóór de maand waarin het formulier werd ingediend.

9. Versoepeling cumulatieverbod met de vrijstelling van  doorstorting voor overwerk

De doorstortingsvrijstelling voor steunzones kan niet worden toegepast op de belastbare bezoldigingen waarvoor één van de volgende doorstortingsvrijstellingen wordt toegepast:

  • overwerk;
  • koopvaardij-, bagger- en sleepvaartsector;
  • wetenschappelijk onderzoek;
  • visserijsector;
  • sportsector.

De nieuwe wet voorziet nu een versoepeling voor de overwerkregeling: het cumulatieverbod geldt enkel op het deel van de bezoldiging dat betrekking heeft op het gepresteerde overwerk. Merkwaardig genoeg is deze versoepeling enkel van toepassing op investeringen waarvoor de onderneming ten vroegste op 1 september 2018 het formulier overmaakte aan de fiscale administratie.

10. Een regeling in geval van een overdracht van de exploitatie van de investering n.a.v. een fusie of splitsing.

Ingeval een werkgever, ten gevolge van een fusie, splitsing of een verrichting gelijkgesteld met een fusie of splitsing, de exploitatie van de investering onherroepelijk overdraagt aan een andere vennootschap, dan voorziet de regelgeving nu een overdrachtmogelijkheid van de bijhorende lastenverlaging. Een koninklijk besluit is evenwel nog vereist (op het ogenblik van de eindredactie van dit actua-bericht was er nog geen zicht op dit koninklijk besluit).

Bron: Wet van 30 juli 2018 houdende de optimalisatie van de steun aan werkgevers die investeren in een zone in moeilijkheden (B.S. 10 augustus 2018).