Werkgelegenheidsplan 45-plussers: nieuwe deadline op 31 maart!

article image Van 

Indien u meer dan 20 werknemers tewerkstelt, moet u een werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers opstellen en dit voorleggen aan uw personeel.

89220

Zo’n plan geeft een overzicht van de maatregelen die u genomen heeft om het aantal werknemers van 45 jaar en ouder binnen de onderneming te behouden en/of te verhogen.Sinds 1 januari 2013 moet de werkgever elke 4 jaar een telling van zijn werknemers uitvoeren om te bepalen of hij een  werkgelegenheidsplan 45-plussers  moet opstellen.. De vorige periode van 4 jaar eindigde op 31 december 2020. Een nieuwe periode begint dus in 2021. Werkgevers met meer dan 20 werknemers moeten een werkgelegenheidsplan 45-plussers voorzien.

1. Hoe moet u deze drempel van 20 werknemers berekenen?

Voor het aantal werknemers kijkt u naar het aantal werknemers in voltijdse equivalenten op de eerste werkdag van het kalenderjaar van de opstelling van het werkgelegenheidsplan. Dit aantal werd voor vier jaar vastgesteld. Indien u bij de telling op 2 januari 2017 minder dan 20 werknemers tewerkstelde, dan dient u gedurende 2019 en 2020 niets te doen. Op de eerste werkdag van 2021 zal voor alle ondernemingen een hertelling van het aantal werknemers moeten worden uitgevoerd.

2. Welke procedure moet u volgen?

Informatie en overleg voorafgaand aan de invoering van het plan

U moet het ontwerp van plan voorleggen aan de ondernemingsraad binnen de drie maanden na afsluiting van het boekjaar. Wanneer er geen ondernemingsraad is, legt u het plan voor aan de vakbondsafvaardiging. Als er evenmin een vakbondsafvaardiging is in uw bedrijf, dan legt u het ontwerp voor aan het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) of nog  – bij afwezigheid van een CPBW – aan de werknemers.

Valt uw boekjaar samen met het kalenderjaar, dan moet u uw ontwerp van plan dus uiterlijk 31 maart voorleggen.

De werknemersvertegenwoordigers brengen uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het werkgelegenheidsplan een advies uit, waarin zij aanvullende of alternatieve voorstellen kunnen doen. Indien u het plan niet aanpast aan dit advies, moet u die beslissing toelichten binnen de twee maanden. Bovendien moet die toelichting samen met de voorstellen van de werknemersvertegenwoordigers als bijlage bij het plan worden gevoegd.

Indien u meer dan 20 en minder dan 50 werknemers tewerkstelt en u niet over een vakbondsafvaardiging of een CPBW beschikt, bent u enkel verplicht om uw werknemers te informeren over het plan. Er moet dan geen overleg worden gepleegd.

Let wel op, u bent nog steeds verplicht om voorafgaandelijk advies te vragen aan het CPBW op het werk wanneer het plan maatregelen bevat die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Informatie na afloop van het plan

Na afloop van het werkgelegenheidsplan informeert u de ondernemingsraad (of bij gebreke de vakbondsafvaardiging of het CPBW of nog, de werknemers aan wie het ontwerp van plan werd voorgelegd) over de resultaten van de maatregelen die werden genomen.

Het mogelijk is om een meerjarenplan te voorzien. In dat geval moet er jaarlijks een verslag over de voortgang van het werkgelegenheidsplan worden voorgelegd aan het orgaan of de werknemers aan wie ook het ontwerp van plan werd voorgelegd.

3. Bewaringsplicht

U bent verplicht om het werkgelegenheidsplan te bewaren gedurende vijf jaar.

4. Waar vindt u een model?

Het plan moet worden opgesteld volgens een model dat u kan raadplegen op de website van de FOD WASO.

5. Meer informatie?

Wij publiceerden reeds een artikel over dit onderwerp. U kan dit artikel hier raadplegen.

Bron: COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 104 VAN 27 JUNI 2012 OVER DE  UITVOERING VAN EEN WERKGELEGENHEIDSPLAN OUDERE WERKNEMERS IN DE ONDERNEMING.