116 Provinciale cao voor de kunststofverwerkende nijverheid in Limburg

27/02/2020

Voor de ondernemingen met arbeiders in de kunststofverwerkende nijverheid  werd een cao tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden gesloten voor de provincie Limburg. Let wel op: de cao heeft dus enkel betrekking op de kunststofverwerkende nijverheid.

We houden eraan uw aandacht te vestigen op de voordelen die in het kader van dit akkoord aan de werknemers toegekend moeten worden. Voor het volledige overzicht verwijs ik u graag naar het desbetreffende hoofdstuk van de sectorale documentatie waar u de CAO kan raadplegen.

I. WERKZEKERHEID

Tijdens de duurtijd van deze cao stellen werkgevers alles in het werk om een ontslag wegens economische redenen te vermijden. Eventuele problemen worden eerst opgevangen door het invoeren van een regeling van gedeeltelijke werkloosheid gedurende een bepaalde periode.

Deze periode wordt als volgt bepaald:

  • De werkgever deelt aan de vertegenwoordigers van de vakorganisatie mee hoeveel arbeidsplaatsen bedreigd zijn
  • De werkgever kan niet tot ontslag overgaan voordat een aantal dagen economische werkloosheid in de onderneming hebben plaatsgevonden. Dit aantal dagen is gelijk aan het aantal bedreigde arbeidsplaatsen vermenigvuldigd met 30.

Tijdens deze periode onderzoeken de partijen welke maatregelen genomen kunnen worden: SWT, werkverdeling, tijdskrediet en loopbaanvermindering, wijze van toepassing van de wet betreffende tijdelijke arbeid en uitzendarbeid, vermindering overuren.

Respecteert de werkgever deze procedure niet bij ontslagen om economische redenen, is de werkgever een bijkomende vergoeding verschuldigd gelijk aan twee maal de wettelijke opzeggingsvergoeding.

Bij ontslag om economische redenen wordt er bovenop de uitgekeerde werkloosheidsvergoeding een aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding betaald a rato van het verschil tussen de ontvangen werkloosheidsvergoeding en het nettoloon en dit gedurende:

  • 4 weken vanaf het einde van de periode van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding wanneer de werknemer 5 tot 9 dienstjaren heeft.
  • 8 weken vanaf het einde van de periode van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding wanneer de werknemer 10 tot 14 dienstjaren heeft.
  • 12 weken vanaf het einde van de periode van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding wanneer de werknemer 15 dienstjaren of meer heeft.

Het recht op deze aanvullende vergoeding wordt behouden in geval van werkhervatting.

II. KOOPKRACHT

Lonen

vanaf 1 november 2019

  • Verhoging van de werkelijk betaalde basisuurlonen met 0,15 EUR bruto/uur (uitgedrukt in een 40-urenstelsel). Ondernemingen waar de effectieve wekelijkse arbeisdduur van 40 uren daadwerkelijk per week verminderd is, met perequatie van het basisloon, wordt de bovenstaande verhoging evenredig geperequateerd.
  • Verhoging van de minimum basisuurlonen met 0,15 EUR bruto/uur (uitgedrukt in het 40-urenstelsel)
    • Voor personen die instaan voor het onderhoud en reinigen van lokalen en deze die gelast zijn met het inpakken van producten wordt het minimum basisuurloon dan: 12,8085 EUR bruto/uur
    • Voor andere functies wordt het minimum basisuurloon: 13,5430 EUR bruto/uur
  • Verhoging van het referte-uurloon op 1 november 2019 met 0,15 EUR bruto/uur en bedraagt dus 13,9700 EUR bruto/uur

Deze bedragen worden gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen.

Ecocheques

  • Eenmalige ecocheques voor een bedrag van 250 EUR voor het jaar 2019 voor werknemers met een volledige referteperiode van 1 december 2018 tot en met 30 november 2019;
  • Pro rata voor de werknemers met een onvolledige referteperiode
  • Pro rata voor deeltijdse werknemers

Voor werknemers die reeds het volledige bedrag van 250 EUR toegekend kregen in 2019, moet het bedrag worden omgezet in een gelijkwaardig voordeel. Voor werknemers die nog niet het volledige bedrag aan ecocheques toegekend kregen, maar wel reeds een deel, moeten de ecocheques aangevuld worden tot een bedrag van 250 EUR en moet het saldo omgezet worden naar een gelijkwaardig voordeel.

Uitbetaling in december 2019.

Maaltijdcheques

Vanaf 1 november 2019 wordt de effectieve werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques verhoogd met 0,50 EUR/dag.

Vanaf 1 november 2019 bedraagt de minimum werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque 6,01 EUR/dag. De werknemersbijdrage bedraagt 1,09 EUR.

Voor een deeltijds effectief gepresteerde dag wordt de werkgeversbijdrage geproratiseerd.

In de ondernemingen waar de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques op 31 oktober 2019:

  • reeds het maximum van 6,91 EUR per dag bedraagt of;
  • hoger is dan 6,41 per dag maar lager dan 6,91 EUR per dag en waar de verhoging van 0,50 EUR dus niet volledig naar de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque kan gaan

zal de verhoging of het saldo ervan vanaf 1 november 2019 omgezet worden in een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, of het saldo ervan, gedeeld door 10 (in een 40-urenstelsel).

Ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden kunnen gebruik maken van de alternatieve telling.

Werknemers permanent tewerkgesteld in weekend- of overbruggingsploegen met 12u per dag

Werknemers die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen met een arbeidsprestatie van 12 uren per gewerkte dag wordt de bruto-premie vanaf 1 november 2019 verhoogd van 8,650 EUR naar 8,1150 EUR.

Voor deze laatste werknemers wordt de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque eveneens verhoogd met 0,50 EUR/dag. Dezelfde regels zijn hier van toepassing.

Voor deze laatste werknemers waarvoor de werkgever gebruik maakt van de alternatieve telling, kan een regeling worden getroffen waardoor zij een totaal bedrag aan werkgeversbijdragen ontvangen gelijk aan het totaal bedrag van de werkgeversbijdragen voor een gewone voltijdse prestatie.

Einde systeem maaltijdcheques

Voor alle werknemers die binnen het toepassingsgebied van deze cao vallen, geldt dat indien het systeem van maaltijdcheques wordt beëindigd, de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque omgezet zal worden in een verhoging van het basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque gedeeld door 10 (in het 40-urenstelsel).

Niet-recurrente resultaatsgebonden bonus (CAO 90)

Er wordt een resultaatsgebonden bonus afgesloten .

De doelstelling die aan de bonus wordt gekoppeld is de profit van de onderneming binnen de referteperiode. De bonus zal worden uitgekeerd op basis van de in het betrokken refertejaar door de onderneming behaalde profit en dit volgens deze schalen:

Profit van de onderneming

Toegekend bruto bedrag

Kleiner dan of gelijk aan 0%

0 EUR

Groter dan 0% en kleiner dan 2%

100 EUR

Groter dan of gelijk aan 2% en kleiner dan 5%

150 EUR

Groter dan of gelijk aan 5% en kleiner dan 7,5%

200 EUR

Groter dan of gelijk aan 7,5% en kleiner dan 10%

250 EUR

Groter dan of gelijk aan 10%

300 EUR

Vanaf 1 januari 2020 worden deze schalen vervangen als volgt:

Profit van de onderneming

Toegekend bruto bedrag

Kleiner dan of gelijk aan 0%

0 EUR

Groter dan 0% en kleiner dan 2%

100 EUR

Groter dan of gelijk aan 2% en kleiner dan 4%

150 EUR

Groter dan of gelijk aan 4% en kleiner dan 6%

200 EUR

Groter dan of gelijk aan 6% en kleiner dan 8%

250 EUR

Groter dan of gelijk aan 8% en kleiner dan 10%

300 EUR

Groter dan of gelijk aan 10%

350 EUR

De profit is de verhouding van de bedrijfswinst (code 9901 van de statutaire jaarrekening) ten opzichte van de omzet van de onderneming (code 70/74 van de jaarrekening) en dit uitgedrukt in een percentage. Met het begrip onderneming wordt bedoeld de juridische entiteit.

De verdere modaliteiten maken onderdeel uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze bonus doet geen afbreuk aan een bestaande niet-recurrente resultaatsgebonden bonus die werd afgesloten op ondernemingsniveau.

III. PREMIES VOOR WERK IN OPEENVOLGENDE PLOEGEN

De premies voor werk in opeenvolgende ploegen, bedragen op 1 maart 2019 7% van het referte-uurloon en voor de nachtploegen tot 22% van het referte-uurloon.

De berekening van de bedragen gebeurt tot op de vijfde decimaal en alles wat na de vierde decimaal komt, vervalt.

Vanaf 1 november 2019 bedraagt het referte-uurloon 13,9700 EUR bruto. Hierdoor bedragen de ploegenpremies vanaf dan

  • Morgen- en middagploeg: 0,9779 EUR bruto per uur
  • Nachtploeg: 3,0734 EUR bruto per uur

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de het indexcijfer der comsumptierpijzen.

IV. BESTAANSZEKERHEID

Bestaanszekerheid bij gedeeltelijke werkloosheid

De aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding voor bestaanszekerheid ten laste van de werkgever ingeval van gedeeltelijke werkloosheid ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming, bedraagt één referte-uurloon (40u/week) verhoogd met 3,31  EUR/dag.

Deze bedragen worden uitbetaald tot uitputting van een ‘pool’ per onderneming. Deze pool met het aantal uit te keren bestaanszekerheidsvergoedingen per onderneming wordt jaarlijks vastgesteld door het aantal in de onderneming ingeschreven werknemers op 1 januari van ieder kalenderjaar te vermenigvuldigen met 70 dagen. Vanaf 1 november 2019 wordt het aantal dagen verhoogd van 70 naar 75.

Het saldo van deze pool kan niet worden overgedragen naar het volgende kalenderjaar.

Bestaanszekerheid bij ziekte of arbeidsongeval

De aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever ingeval van ziekte of arbeidsongeval is slechts verschuldigd na de periode van 30 dagen gewaarborgd loon en is als volgt beperkt:

  • Maximum 11 maanden per ziekteaangifte of arbeidsongevalaangifte.

Het gaat enkel over nieuwe ziekte- of arbeidsongevalaangiftes ingaand vanaf 1 januari 2007.

De bedragen van de aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding zijn de volgende:

  •       bij ziekte en zwangerschap: 70% van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque;
  •       bij arbeidsongeval: 90% van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque.

Voor deeltijdsen gelden pro rata vergoedingen.

De ondernemingen die op 31 december 2008 de bovenvermelde bestaanszekerheidsvergoedingen berekenden op basis van de minimale subsectorale werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, kunnen deze berekeningswijze, rekening houdend met de actuele minimale subsectorale werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, verderzetten.

V. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG

Het recht op de volgende stelsels wordt verlengd van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021:

  • SWT vanaf 62 jaar, mits 40 jaar loopbaan (voor vrouwen respectievelijk 35 jaar loopbaan in 2019, 36 jaar in 2020 en 37 jaar in 2021)
  • SWT vanaf 59 jaar, mits 35 jaar loopbaan, mits zwaar beroep
  • SWT vanaf 59 jaar, mits 33 jaar loopbaan, mits zwaar beroep (o.a. 20 jaar nacht). De partijen komen overeen dat de onderneming m.b.t. dit stelsel van SWT expliciet toetreedt tot de sectorale CAO.
  • SWT vanaf 59 jaar, mits 40 jaar loopbaan.

Het recht op SWT vanaf 58 jaar, mits 35 jaar loopbaan, ernstige lichamelijke problemen wordt verlengd van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020. Indien mogelijk en van zodra mogelijk zal deze paragraaf per CAO verlengd worden tot 30 juni 2021.

De gewone procedure zoals vermeld in CAO nr. 17 moet worden gevolgd.

Voor de ondernemingen die de laatste 2 gepubliceerde jaarrekeningen voorafgaand aan de ingangsdatum van het SWT voor de betrokken werknemer een negatief resultaat kennen, blijven hogervermelde stelsels van SWT niet behouden tijdens de duur van deze CAO.

In dat geval wordt er op bedrijfsniveau een omstandig overleg gepland met de SA, bij ontstentenis van deze laatste met de lokale vakbondssecretarissen omtrent het desgevallend toekennen van een stelsel van SWT.

Een negatief resultaat in de onderneming is er wanneer de profit kleiner dan of gelijk is aan 0. De definitie van profit is dezelfde als deze hierboven beschreven bij de niet-recurrente resultaatsgebonden bonus.

Werknemers die aansluitend op een stelsel van 1/5e loopbaanvermindering of halftijdse loopbaanvermindering voor werknemers vanaf 50 jaar en ouder in de zin van artikel 9 en 10 van de CAO nr. 77bis, of aansluitend op een landingsbaan onder de vorm van een vermindering tot een halftijdse betrekking of een 1/5 loopbaanvermindering , in een stelsel van SWT stappen, wordt het bruto referteloon voor de berekening van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, berekend op voltijdse prestaties.

Het netto referteloon voor de berekening van de aanvullende vergoeding wordt voor de voltijdse prestaties verhoogd met 18 maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques.

Voor deeltijdse werknemers zal het netto referteloon verhoogd worden met een aantal maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque pro rata de gepresteerde arbeidsregeling.

Voor weekendwerkers wordt het netto referteloon verhoogd met een bedrag gelijk aan 18 maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque van een werknemer met gewone voltijdse prestaties.

Werkgevers voorzien de doorbetaling van de aanvullende vergoeding in geval van werkhervatting. De (ex-)werknemers zullen hun werkgever verwittigen van het feit dat ze het werk hebben hervat.

VI. ARBEIDSHERVERDELENDE MAATREGELEN

Voor de duur van deze CAO worden:

  • Voor de werknemers die 5 jaar anciënniteit hebben bereikt in de onderneming, de opnamevorm voltijds of halftijds tijdskrediet uitgebreid tot 51 maanden voor de zorgmotieven en tot 36 maanden voor het motief opleiding;
  • Voor werknemers die aan alle voorwaarden voldoen voor een landingsbaan en een beroepsloopbaan van 28 jaar hebben doorlopen, wordt de leeftijd op 50 jaar gebracht voor werknemers die hun voltijdse betrekking verminderen ten belope van 1 dag of twee halve dagen per week.

Drempel

De arbeiders die in het kader van tijdskrediet hun prestaties volledig schorsen, worden niet aangerekend op de drempel. Dit is evenmin het geval voor werknemers van 50 jaar en ouder in een ½  loopbaanvermindering zoals nog voorzien in de CAO 77bis en de landingsbanen.

Bestaanszekerheidsvergoeding

De werknemer die zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking heeft recht op bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever vanaf de leeftijd van 55 en dit ten vroegste vanaf 1 januari 2016. Deze vergoeding bedraagt vanaf 1 november 2019 110 EUR bruto per maand.

Deze vergoeding wordt betaald tot op het ogenblik van opname van een stelsel van SWT of indien er geen SWT wordt genomen, tot op het ogenblik van opname van het rustpensioen.

Werknemers die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden blijven nog een vergoeding van 75 EUR bruto per maand ontvangen. Deze vergoeding wordt op 110 EUR bruto per maand gebracht de maand volgend op de maand waarin de werknemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt. Deze vergoeding wordt betaald tot de werknemer een stelsel van SWT opneemt of indien hij dit niet doet tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen. De cumulatieve voorwaarden voor de vergoeding van 75 EUR zijn de volgende:

  • De werknemer geniet een landingsbaan met vermindering van de prestaties tot ½
  • De werknemer geniet de aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding van 75 EUR bruto per maand zoals voorzien in de CAO van 19 maart 2014 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden ten laste van de werkgever bovenop op de onderbrekingsuitkering van de RVA.
  • De werknemer heeft de leeftijd van 55 jaar nog niet bereikt.

Werknemers die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden hebben recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever. Deze vergoeding wordt vanaf 1 november 2019 gebracht op 45 EUR bruto per maand. Deze vergoeding wordt betaald tot op het ogenblik van opname van een stelsel van SWT of indien geen SWT wordt opgenomen, tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen. De cumulatieve voorwaarden waarvan sprake zijn de volgende:

  • De werknemer maakt gebruik van een landingsbaan met 1/5 vermindering met 1 volledige dag of twee halve dagen per week voor zover de werknemer werkt in een arbeidsregeling gespreid over 5 dagen of meer;
  • De werknemer is minstens 58 jaar oud;
  • De werknemer heeft voorheen in zijn loopbaan nooit gebruik gemaakt van een vorm van tijdskrediet, loopbaanvermindering of loopbaanonderbreking met uitzondering van de thematische verloven.

De ondernemingsraad of bij ontstentenis hieraan, de syndicale afvaardiging wordt ingelicht over de beslissing van de werkgever om al dan niet tot vervanging over te gaan.

VII. DEELTIJDSE ARBEID

Voor de duurtijd van deze CAO wordt de mogelijkheid tot gewone deeltijdse arbeid voorzien in een 4/5e-regeling op voorwaarde dat het organiseerbaar is. Bij weigering zal de werkgever de redenen meedelen aan de syndicale delegatie.

VIII. AANBEVELINGEN MET BETREKKING TOT DE ARBEIDSORGANISATIE

Uitzendarbeid

Voor de duur van deze CAO verbinden werkgevers zich ertoe het gebruik van dagcontracten zo veel als mogelijk te beperken.

De terugroep

Indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer geschorst is omwille van tijdelijke werkloosheid kan de werknemer worden teruggeroepen om het werk  te hervatten, zal de werknemer het werk enkel verplicht moeten hervatten in de vooropgestelde ploeg indien de terugroep minstens 24u voor de aanvang van die ploeg is gebeurd.

De werkgever verbindt er zich toe de werknemer hiervoor enkel te contacteren tussen 6u en 22u.

IX. INKOMENSGARANTIE BIJ WIJZIGING ARBEIDSORGANISATIE

Wanneer de arbeidsorganisatie op vraag van de werkgever structureel wordt gewijzigd (dank aan het afbouwen van een ploegensysteem, wegvallen van een functie…) en dit aanleiding geeft tot een loonverlies voor de betrokken werknemer(s), geldt voor deze werknemers volgend systeem van trapsgewijze afbouw naar het lagere nieuwe loon:

  • gedurende de eerste maand van de wijziging: er wordt een inkomensgarantie betaald gelijk aan 80% van het verschil tussen het normaal te ontvangen oude loon voor die periode en het nieuwe lagere loon voor die periode.
  • Gedurende de tweede maand wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 60% van het verschil tussen het normale te ontvangen oude loon en het nieuwe te ontvangen loon voor die periode.
  • Gedurende de derde maand wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 40% van het verschil tussen het normale te ontvangen oude loon en het nieuwe te ontvangen loon voor die periode.
  • Gedurende de vierde maand wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 20% van het verschil tussen het normale te ontvangen oude loon en het nieuwe te ontvangen loon voor die periode.
  • Vanaf de vijfde maand wordt enkel het nieuwe lagere loon nog toegekend.

Onder loon wordt hier verstaan het basisuurloon en de ploegenpremies.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan gunstigere regelingen die op ondernemingsvlak bestaan.

X. ANCIENNITEITSVERLOF

  • Na 4 jaren dienst: max. 1 dag per kalenderjaar
  • Na 10 jaren dienst: max. 2 dagen per kalenderjaar
  • Na 15 jaren dienst: max. 3 dagen per kalenderjaar
  • Na 20 jaren dienst: max. 4 dagen per kalenderjaar
  • Na 25 jaren dienst: max. 5 dagen per kalenderjaar
  • Na 30 jaren dienst: max. 6 dagen per kalenderjaar
  • Na 35 jaren dienst: max. 7 dagen per kalenderjaar

Modaliteiten

De anciënniteitsdag kan ten vroegste opgenomen worden in de maand die volgt op de maand waarin de vereiste anciënniteit wordt bereikt uitgezonderd de werknemers die de vereiste anciënniteit bereiken tijdens de maanden november of december. Zij kunnen de anciënniteitsdag opnemen vanaf de maand waarin ze de vereiste anciënniteit bereiken.

De dag waarop de anciënniteit wordt bereikt, wordt beschouwd als het ijkpunt.

Anciënniteitsverlof kan enkel worden opgenomen indien het betrokken kalenderjaar ook effectief prestaties werden verricht. Anciënniteitsverlof overdragen naar het volgende jaar is niet mogelijk.

Voor werknemers die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen gebeurt de toekenning van het aantal anciënniteitsdagen volgens het principe dat deze werknemers recht hebben op een gelijk aantal dagen als een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming.

Voor deze laatste werknemers is de opname van 1 anciënniteitsdag gelijk aan het product van het aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale arbeidsdag voor een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming, met een breuk, waarvan de noemer gelijk is aan het totaal aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale werkweek voor een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming en de teller gelijk is aan het totaal aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale weekend- of overbruggingsploeg in de onderneming.

Vanaf 1 januari 2004 behoudt de werknemer het aantal anciënniteitsdagen dat hij heeft opgebouwd in een voltijds regime wanneer hij overgaat naar een deeltijds regime. De verdere opbouw van het aantal zoals bepaald in deze cao gebeurt rekening houdend met de tewerkstellingsbreuk op het ogenblik van de toekenning van de volgende anciënniteitsdagen.

Hieronder wordt het effect van tijdskrediet en thematisch verlof op de anciënniteitsdagen besproken. Eventuele gunstigere regelingen op ondernemingsvlak blijven bestaan.

Effect van thematisch verlof

- ijkpunt: geen enkel effect op het ijkpunt. Behalve indien er minstens 12 maanden voltijds thematisch verlof werd toegekend dan worden alle volgende ijkpunten met deze afgesproken periode verschoven.

- toekenning: in het geval van thematisch verlof zal de nieuw verworven anciënniteitsdag worden toegekend zonder rekening te houden met het arbeidsregime (tewerkstellingsbreuk) op het moment van het ijkpunt.

Effect van tijdskrediet

- ijkpunt: geen enkel effect op het ijkpunt. Behalve indien er minstens 12 maanden voltijds tijdskrediet was afgesproken dan worden de ijkpunten met deze afgesproken periode verschoven.

- toekenning: de nieuw verworven anciënniteitsdag zal worden toegekend rekening houdend met het arbeidsregime (tewerkstellingsbreuk) op het moment van het ijkpunt.

XI. VERLOF OMWILLE VAN DWINGENDE REDEN

De werknemers hebben recht op 15 dagen verlof om dwingende reden. De 5 dagen boven de 10 wettelijke worden gelijkgesteld voor de berekening van de ADV-dagen en de eindejaarspremie. Deze 15 dagen zijn onbetaalde dagen.

XII. MOBILITEIT

  • Voor het openbaar vervoer: De tussenkomst van de werkgever in de prijs wordt berekend op basis van de tabel met forfaitaire bedragen opgenomen in cao nr. 19/9 van de NAR
  • Ander vervoer dan openbaar vervoer: De tussenkomst van de werkgever blijft gekoppeld aan de vroegere tabel  vanaf de eerste kilometer op basis van het gemiddelde van 70% en aangepast op 1 februari van ieder jaar.

Het bekomen maandbedrag van de tussenkomst van de werkgever wordt gedeeld door 18. Het dan bekomen dagbedrag wordt vervolgens voor elke werkelijk gepresteerde arbeidsdag uitbetaald.

Deze regeling doet geen afbreuk aan de gunstigere regelingen die op ondernemingsvlak bestaan.

  • Voor de fiets: De fietsvergoeding bedraag vanaf 1 november 2019 0,24 EUR/km. De ondernemingen bepalen de concrete toepassingsmodaliteiten in samenwerking met de syndicale delegatie.

XIII. VERLENGING VORIGE OVEREENKOMSTEN

De volgende bepalingen van de vorige overeenkomsten worden met de duurtijd van deze cao verlengd:

  • Arbeidsduur: artikel 6 van de CAO van 26 mei 1993 tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg.
  • Toeslag voor zaterdag in de morgenploeg: artikel 9 van de CAO van voormelde CAO.
  • Eindejaarspremie: artikel van de voormelde CAO.
  • Vervoerskosten: artikel 12, 2e alinea van voormelde CAO.

XIV. INTENTIEVERKLARING WELZIJN

Voor de duurtijd van deze CAO nemen de werkgevers zich voor om in het kader van het welzijn van hun werknemers te onderzoeken in welke mate het wenselijk zou zijn om bijkomende fysieke onderzoeken voor hun werknemers te organiseren in hun onderneming.

XV. SOCIALE VREDE

De sociale vrede wordt gewaarborgd voor de duurtijd van deze CAO.

XVI. GELDIGHEIDSDUUR

Deze CAO is gesloten voor een  bepaalde duur van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

De artikelen die betrekking hebben op het SWT gelden van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021, behalve deze waarvoor er expliciet vermeld staat dat ze nog niet met zekerheid verlengd zullen worden.

De bepalingen met betrekking tot de maaltijdcheques en de niet-recurrente resultaatsgebonden bonus worden gesloten voor onbepaalde duur. Zij kunnen opgezegd worden volgens de modaliteiten in de CAO.

Meer info zie PDF...