070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 11/05/2010
Geldig vanaf: 20/05/2010
Geldig tot: 31/12/2010

In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritaire Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (Belgisch Staatsblad van 7 oktober 1983), is de mogelijkheid voorzien voor de toekenning van kredieten, te presteren in de zomer of een periode van intense activiteit.

Dit artikel werd reeds verschillende malen gewijzigd:

1) door de programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) werd artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 vervangen als volgt:

"In de ondernemingen bedoeld in artikel 1, kunnen de grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 130 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon en betaald op het ogenblik waarop deze uren worden gepresteerd.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of kan een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur toegekend worden. Bij ontstentenis van de in het vorige lid bedoelde keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend. De toekenning van inhaalrustdagen gebeurt in onderling overleg binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden, naar rato van één rustdag per acht bijkomend gepresteerde uren.

Voor de in het eerste lid bedoelde overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur dient de werkgever vooraf het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging te verkrijgen. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging wordt de Voorzitter van het Paritair Comité geïnformeerd."

Deze belangrijke wijziging is in werking getreden vanaf 25 juli 2004 en geldt voor onbepaalde duur.

2) door de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 16 juni 2008). Door deze wijziging moet, ingeval de arbeider kiest voor de inhaalrust, het normale loon betaald worden op het ogenblik van het nemen van de inhaalrust en kan het bedrijf 64 uur van de 130 bijkomende uren gebruiken om werk op zaterdag te laten verrichten.

3) door de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 10 mei 2010). Ingevolge deze wijziging wordt het aantal bijkomende uren die de grenzen van de arbeidsduur jaarlijks kunnen overschrijden tijdens de zomerperiode of een periode van intense activiteit, opgetrokken van 130 uren naar 180 uren.

Opgelet! Voor de 50 uren die bovenop de eerste 130 bijkomende uren worden gepresteerd, dient de procedure voor het gebruik van de bijkomende uren op zaterdag te worden gevolgd!

Deze wijziging is in werking getreden op 20 mei 2010.

Wij geven U hierna de tekst van de commentaar die gepubliceerd werd door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf in haar Omzendbrief nr. 20 van 1 juni 2010. Wij verwijzen voor deze materie eveneens naar hoofdstuk 0705.

Commentaar: omzendbrief nr. 20 van 1 juni 2010

1. Beginselen

Voor alle arbeiders van de bouwsector (PC nr. 124) mogen de arbeidsprestaties op 9 uur per dag worden gebracht en op 45 uur per week tijdens de zomerperiode of in periodes van intense activiteit. Sinds 20 mei 2010, mag het totaal van die overschrijdingen niet meer dan 180 uur per kalenderjaar bedragen.

De overschrijding van de arbeidsduur is toegelaten:

- tijdens de zomerperiode: bij gebrek aan een definitie in het KB nr. 213, krijgt de uitdrukking "zomerperiode" haar gewone betekenis, nl.  de periode zoals vastgesteld bij de invoering van de zomertijd: van het laatste weekend van maart tot het laatste weekend van oktober;

- tijdens een periode van intense activiteit: de uitdrukking "periode van intense activiteit" wordt ook niet door KB nr. 213 gedefinieerd. Ook deze uitdrukking moet genomen worden in haar normale betekenis: het is de activiteit die in een periode van normale arbeid, overuren tot gevolg zou hebben.

Van die 180 bijkomende uren mogen er maximaal 64 uur op zaterdag worden gebruikt in de volgende omstandigheden:

  • de werken kunnen op geen enkel ander ogenblik uitgevoerd worden;
  • de gelijktijdige uitvoering van bouwactiviteiten en andere activiteiten op dezelfde plaats houdt risico's in voor de veiligheid en/of gezondheid van de werknemers of derden;
  • de werken zijn om technische redenen niet combineerbaar met andere activiteiten.

Wanneer het maximum van 180 bijkomende uren per jaar (van 1 januari tot 31 december) wordt bereikt, kan de teller niet worden verlaagd door recuperaties toe te staan. Er is dus een krediet van 180 uur dat wordt opgebruikt naarmate de bijkomende uren worden gepresteerd.

Deze arbeidsregeling mag niet worden gebruikt om 's nachts, op zondag of op feestdagen prestaties te verrichten.

2. Beslissing om het stelsel toe te passen

2.1. Tussenplafond van 130 uur op jaarbasis

Ondernemingen met een vakbondsafvaardiging

Bestaat er een vakbondsafvaardiging in de onderneming, dan is het voorafgaand akkoord van de meerderheid van de leden van deze vakbondsafvaardiging vereist. De afvaardiging beschikt over een termijn van 30 dagen om zich uit te spreken over de invoering van deze arbeidsregeling. Komt er geen reactie binnen deze termijn, dan mag de werkgever de regeling toepassen. In geval van een reactie en indien binnen deze termijn geen akkoord wordt bereikt, vraagt de werkgever de tussenkomst van het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf. Deze aanvraag zal worden ingediend via een organisatie die lid is van het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf. Het verzoeningsbureau dient een uitspraak te doen binnen 30 dagen nadat de aanvraag is aangekomen bij de Voorzitter van het Paritair Comité.

Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging

In een onderneming zonder vakbondsafvaardiging wordt de beslissing tot de overschrijding van de arbeidsduur genomen op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de werkgever. Wel dient de werkgever de voorzitter van het Paritair Comité daaromtrent te informeren.

2.2. Plafond van 180 uur op jaarbasis

Om het tussenplafond met 50 uur te verhogen, moet een speciale procedure worden gevolgd. Deze speciale procedure is dezelfde als die welke gevolgd moet worden om de bijkomende uren in de bouw op zaterdag te gebruiken.

Ondernemingen met een vakbondsafvaardiging

Om het tussenplafond van 130 uur tot het plafond van 180 uur te brengen, is het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging vereist. De procedure hiervoor is identiek (zie hierboven: punt 2.1.).

Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging

In een onderneming zonder vakbondsafvaardiging ondertekent de werkgever een protocol van toetreding tot de regeling met minstens één arbeider. Dit protocol moet worden medeondertekend door de gewestelijke vakbondssecretarissen indien aanwezig in het gewest (hun handtekening wordt rechtstreeks of na tussenkomst van de lokale beroepsorganisatie bekomen). Zij hebben 14 dagen de tijd om het protocol te ondertekenen of om hun weigering kenbaar te maken. Bij weigering zal er door overleg op het plaatselijke niveau getracht worden een verzoening te bereiken. Nadat alle beroepsmogelijkheden bij het plaatselijke overleg uitgeput zijn, mag de meest gerede partij het geschil voorleggen aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité. Het protocol van toetreding van deze regeling is geldig voor de duur van één jaar en wordt behoudend protest stilzwijgend hernieuwd.                                                                                                                                    

2.3. Gebruik van 64 bijkomende uren op zaterdag

Ondernemingen met een vakbondsafvaardiging

Om de bijkomende uren op zaterdag in de bouw te kunnen gebruiken, is het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging vereist. De procedure hiervoor is identiek (zie hierboven: punt 2.1.).

Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging

In een onderneming zonder vakbondsafvaardiging ondertekent de werkgever een protocol van toetreding tot de regeling met minstens één arbeider. Dit protocol moet worden medeondertekend door de gewestelijke vakbondssecretarissen indien aanwezig in het gewest (hun handtekening wordt rechtstreeks of na tussenkomst van de lokale beroepsorganisatie bekomen). Zij hebben 14 dagen de tijd om het protocol te ondertekenen of om hun weigering kenbaar te maken. Bij weigering zal er door overleg op het plaatselijke niveau getracht worden een verzoening te bereiken. Nadat alle beroepsmogelijkheden bij het plaatselijke overleg uitgeput zijn, mag de meest gerede partij het geschil voorleggen aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité. Het protocol van toetreding van deze regeling is geldig voor de duur van één jaar en wordt behoudend protest stilzwijgend hernieuwd.   

Bovendien gebeurt op zaterdag werken altijd op vrijwillige basis. De vrijwilligheid van de arbeider moet vastgesteld worden in een schriftelijk akkoord uiterlijk op het tijdstip van de aanvang der werkzaamheden, ondertekend door de arbeider en de werkgever. Dit schriftelijk akkoord wordt bewaard op de bouwplaats.

 

 

KB nr. 213

 

130 uur in de week 64 uur op zaterdag + 50 uur (het plafond verhogen tot 180 uur)

 

Vakbondsafvaardiging

 

 

Akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging

(bij gebrek aan akkoord: verzoening) 

 

Akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging 

(bij gebrek aan akkoord:

verzoening)

 

Akkoord van de meerderheid van de 

vakbondsafvaardiging

(bij gebrek aan akkoord: verzoening) 

 

 

 

Geen vakbondsafvaardiging

 

 

 

Beslissing van de aannemer

Informeren van de Voorzitter van het Paritair Comité

 

 

Akkoord van de plaatselijke vakbondssecretarissen (bij gebrek aan akkoord: verzoening) + individueel akkoord van de arbeider

 

Akkoord van de plaatselijke vakbondssecretarissen (bij gebrek aan akkoord: verzoening)

 

3. Aanpassing van de uurroosters

Volgens de algemene regels moeten de uurregelingen die in de onderneming van kracht zijn, worden aangepast om 9 arbeidsuren per dag mogelijk te maken (8 uur + 1 bijkomend uur) en of prestaties op zaterdag toe te staan. Het arbeidsreglement van de onderneming wordt volgens de gewone procedure aangepast.

4. Overloon en/of inhaalrust

4.1. 20% in de week als de arbeider beslist om niet te recupereren

De overschrijding van de arbeidsduur wordt in geen enkel geval beschouwd als een "overuur". Dit bijkomende uur wordt immers bezoldigd volgens het normale loon. Vóór het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kiest de arbeider voor de toekenning van inhaalrustdagen of van een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur.

De werkgever moet dan ook aan de arbeider vragen om een keuze te maken (een loontoeslag of inhaalrust). De arbeider moet deze vraag beantwoorden vóór het einde van de betaalperiode waarin deze bijkomende uren worden gepresteerd. Opmerking: de werkgever dient dit niet iedere keer te vragen. Aangeraden wordt dat de werkgever schriftelijk aan de arbeider vraagt zijn keuze te bepalen. Aan de werknemer om, indien hij zijn keuze wenst te wijzigen, dat aan zijn werkgever ook schriftelijk te bevestigen. Wordt geen keuze gemaakt vóór het einde van de betaalperiode, dan worden inhaalrustdagen toegekend. Kiest de arbeider ervoor om niet te recupereren, dan heeft hij recht op een loontoeslag van 20 %. In dat geval worden het normale loon en de toeslag betaald op het ogenblik dat de uren worden gepresteerd.

Maakt de werknemer geen keuze of kiest hij voor inhalen, dan heeft hij recht op 1 rustdag per 8 gepresteerde bijkomende uren. Deze inhaalrust moet worden toegekend in de 6 maanden die volgen op de periode waarin elke schijf van 8 uur bereikt werd. Opmerking: zolang er geen 8 bijkomende uren te recupereren zijn, kunnen geen recuperaties worden toegekend. De recuperatietermijn mag dus niet beginnen voordat de 8 uur zijn bereikt. Zijn de 8 uur evenwel bereikt, dan begint de periode van 6 maanden te lopen waarin de recuperatie moet worden toegekend. De toekenning van de inhaalrust gebeurt in onderling overleg tussen de werkgever en de arbeider. De rustdagen moeten immers niet worden toegekend alvorens tijdelijke werkloosheid kan worden ingevoerd (essentieel verschil met de overuren).

 

Boven de 130 uur op jaarbasis kan de arbeider niet meer kiezen om de in de week gepresteerde bijkomende uren te recupereren of niet. Hij is verplicht ze te recupereren en ontvangt de toeslag van 20 % niet.

4.2. 50% op zaterdag los van het feit of de arbeider beslist te recupereren of niet

Bijkomende uren die op zaterdag worden gepresteerd, geven aanleiding tot een loontoeslag van 50%, zelfs als de normale wekelijkse arbeidsduur op weekbasis niet is overschreden. Deze toeslag is verschuldigd en staat los van de keuze om deze bijkomende uren op zaterdag al dan niet in te halen.

Zij geven ook aanleiding tot inhaalrust voor zover de arbeider ervoor kiest om ze te recupereren. Kiest de arbeider ervoor ze niet in te halen, dan worden het normale loon en de toeslag betaald op het ogenblik waarop de bijkomende uren worden gepresteerd. Kiest hij ervoor ze in te halen, dan wordt de loontoeslag betaald op het ogenblik waarop de bijkomende uren werden gepresteerd en het normale loon wordt dan uitgesteld tot op het moment van de recuperatie.

5. Fiscaal voordeel voor maximaal 130 uur per jaar

5.1. Fiscale behandeling van de toeslag van 20%

Net als de "gewone" overuren geven de bijkomende uren die worden gepresteerd overeenkomstig KB nr. 213 recht op een gunstige fiscale behandeling. Deze fiscale behandeling geldt voor overuren en voor sectorale bijkomende uren. Het voordeel is echter per jaar en per werknemer beperkt tot maximaal 130 uur. De aanpassing ingevoerd door de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen wijzigt dit fiscaal plafond niet.

Het fiscaal voordeel geldt enkel wanneer er een loontoeslag wordt betaald wegens het overschrijden van de normale arbeidsduur. Dit geldt dus niet voor sectorale bijkomende uren die de arbeider overeenkomstig zijn keuze wenst in te halen, aangezien, in dat geval, de werkgever geen toeslag moet betalen.

Voor de werkgever bestaat het voordeel uit een vrijstelling van storting van een deel van de bedrijfsvoorheffing aan de Schatkist. Als de toeslag 20 % bedraagt (niet-ingehaald bijkomend uur KB nr. 213), dan is het aandeel van de bedrijfsvoorheffing dat niet moet worden gestort gelijk aan 32,19 % van het brutobedrag van het loon dat als berekeningsgrondslag heeft gediend om de toeslag te berekenen.

De werknemer van zijn kant heeft recht op een groter voordeel. Dit komt direct tot uiting in de bedrijfsvoorheffing (vermindering van de ingehouden voorheffing). Ook hier schommelt het percentage van het voordeel afhankelijk van hoe groot de toeslag is. Is de toeslag 20 %, dan is de belastingvermindering die de werknemer geniet gelijk aan 66,81 % van het brutobedrag van het loon waarop de toeslag werd berekend.

5.2. Fiscale behandeling van de toeslag van 50%

Op zaterdag gewerkte bijkomende uren geven aanleiding tot een loontoeslag van 50 %. Zij vallen onder hetzelfde fiscaal mechanisme als de overuren. Het voordeel is per jaar en per werknemer beperkt tot maximaal 130 uur.

Voor de werkgever bestaat het voordeel uit een vrijstelling van storting van een deel van de bedrijfsvoorheffing aan de Schatkist. Het niet door te storten deel is gelijk aan een percentage van het brutobedrag van het loon dat als grondslag heeft gediend voor de berekening van de loontoeslag. Dit percentage verschilt afhankelijk van de hoogte van de toeslag. Bij een overloon van 50 % bedraagt het percentage van het voordeel voor de werkgever 41,25 %.

De arbeider ontvangt in de personenbelasting een belastingvermindering op de bezoldigingen die de berekeningsgrondslag vormen voor het overloon. Bij een overloon van 50 % bedraagt het percentage van het voordeel 57,75 %.  


Historiek
20/01/2022 31/12/2050 070202 Bijkomende uren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit (KB nr. 213)
27/04/2015 19/01/2022 070202 Bijkomende uren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit (KB nr. 213)
20/05/2010 31/12/2010 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
01/01/2009 19/05/2010 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
26/06/2008 31/12/2008 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
01/01/2006 24/06/2008 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
25/07/2004 31/12/2005 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
28/11/1985 24/07/2004 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit