070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 30/09/2004
Geldig vanaf: 25/07/2004
Geldig tot: 31/12/2005

 

In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritaire Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (Belgisch Staatsblad van 7 oktober 1983), is de mogelijkheid voorzien voor de toekenning van kredieten, te presteren in de zomer of een periode van intense activiteit

 

De programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) wijzigd artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983. Het artikel 7 wordt vervangen als volgt:

 

“In de ondernemingen bedoeld in artikel 1, kunnen de grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 130 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon en betaald op het ogenblik waarop deze uren worden gepresteerd.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of kan een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur toegekend worden. Bij ontstentenis van de in het vorige lid bedoelde keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend. De toekenning van inhaalrustdagen gebeurt in onderling overleg binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden, naar rato van één rustdag per acht bijkomend gepresteerde uren.

Voor de in het eerste lid bedoelde overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur dient de werkgever vooraf het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging te verkrijgen. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging wordt de Voorzitter van het Paritair Comité geïnformeerd.”

 

Deze belangrijke wijziging treedt in werking vanaf 25 juli 2004 voor onbepaalde duur.

 

Wij geven U hierna de tekst van de commentaar die gepubliceerd werd door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf in haar Omzendbrief nr. 34 van 24 augustus 2004.

 

Inleiding

 

In uitvoering van het sectoraal akkoord 2003-2004, heeft de Programmawet van 9 juli 2004 (B.S. 15 juli 2004) artikel 7 van het K.B. 213 gewijzigd. Door deze wijziging wordt het aantal bijkomende uren die in de bouwbedrijven kunnen gepresteerd worden, van 64 uren naar 130 uren gebracht. Daarenboven wordt de notie ingevoerd dat deze bijkomende uren niet noodzakelijkerwijze moeten gecompenseerd worden door inhaalrustdagen. Naar keuze van de arbeider kunnen ofwel inhaalrustdagen worden toegekend ofwel een loontoeslag van 20 %.

 

1.   Principe

 

Volgens artikel 7 van het K.B. 213 kunnen in de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, de grenzen van de arbeidsduur vastgesteld bij artikel 19 van de Arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 130 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon en betaald op het ogenblik waarop deze uren worden gepresteerd.

 

Naar keuze van de arbeider vóór het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur. Bij ontstentenis van een keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend, naar rato van één rustdag per acht bijkomende gepresteerde uren. Deze inhaalrust wordt toegekend binnen de zes maanden volgend op de periode waarbinnen deze grenzen werden overschreden.

 

2.   Enkele definities

 

De reglementering definieert niet wat moet worden verstaan onder betaalperiode. Deze term staat niet in de wet op de bescherming van het loon. Hij moet dus worden begrepen in de gewone zin, met verwijzing naar de kalendermaand.

 

De normale arbeidsduur (8 uur per dag en 40 uur per week) kan met een uur per dag worden overschreden. Meestal zal een negende uur moeten worden gepresteerd tijdens de dag, of zelfs een tiende uur voor activiteiten die onderworpen zijn aan de reglementering op de wachturen. Wanneer het maximum van 130 bijkomende uren per jaar (van 1 januari tot 31 december) wordt bereikt, kan de teller niet worden verlaagd door recuperaties toe te staan. Er is dus een krediet van 130 uren dat wordt opgebruikt naarmate de bijkomende uren worden gepresteerd.

 

De overschrijding van de arbeidsduur is toegelaten:

-     tijdens de zomerperiode: bij gebrek aan definitie in het K.B. 213, dient aan de uitdrukking "zomerperiode" haar gewone betekenis gegeven te worden, nl. de periode zoals vastgesteld tot invoering van de zomertijd: laatste weekend van maart tot laatste weekend van oktober.

-     tijdens een periode van intense activiteit: de uitdrukking "periode van intense activiteit" werd ook niet door het K.B. 213 gedefinieerd. Ook deze uitdrukking moet genomen worden in haar normale en gewone betekenis: het is de activiteit die in een periode van normale arbeid, overuren tot gevolg zou hebben.

 

3.   Procedure

3.1. Beslissing om het stelsel van de bijkomende uren in de onderneming toe te passen

3.1.1. Ondernemingen met een vakbondsafvaardiging

 

De overschrijding van de arbeidsduur is enkel mogelijk met het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging.

In het sectoraal akkoord van 3 april 2003 werd toegevoegd dat de ondertekende vakorganisaties zich ertoe verbinden om in het vlak van de ondernemingen geen verzet te organiseren omtrent de toepassing van deze bepaling.

 

3.1.2. Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging

 

De overschrijding van de arbeidsduur wordt beslist op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de werkgever. Wel dient de werkgever de voorzitter van het paritair comité daaromtrent te informeren. Als bijlage gaat een model van brief aan de voorzitter van het paritair comité.

 

3.2. Aanpassing van de uurregeling

 

Volgens de algemene regels moeten de uurregelingen die in de onderneming van kracht zijn, worden aangepast om 9 arbeidsuren per dag mogelijk te maken (8 uur + 1 bijkomend uur). Het arbeidsreglement van de onderneming wordt volgens de gewone procedure aangepast.

 

4.   Betaling van de uren

4.1. Bedrag van het loon

 

De overschrijding van de arbeidsduur wordt in geen enkel geval beschouwd als "overuur". Dit bijkomende uur wordt bezoldigd met het normale loon (zie evenwel punt 4.3.).

 

4.2. Ogenblik van betaling

 

Het K.B. 213 bepaalt uitdrukkelijk dat het loon voor deze uren betaald wordt op het ogenblik dat deze uren worden gepresteerd. Dit houdt in dat het loon voor deze bijkomende uren betaald wordt met de loonafrekening voor de periode waarbinnen ze werden gepresteerd.

 

4.3. Loontoeslag of inhaalrust

 

Het gewijzigde K.B. 213 voert een nieuw principe in: naar keuze van de arbeider vóór het einde van de betaalperiode waarin deze bijkomende uren werden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of een loontoeslag van 20 %.

 

De werkgever dient dus aan de arbeider te vragen wat zijn keuze is: een loontoeslag of inhaalrust. Deze vraag dient beantwoord te worden vóór het einde van de betaalperiode waarin deze bijkomende uren werden gepresteerd. De werkgever dient dit niet iedere keer te vragen. Aangeraden wordt dat de werkgever, schriftelijk, aan de arbeider vraagt zijn keuze te bepalen. Aan de werknemer om, indien hij zijn keuze wenst te wijzigen, dat aan zijn werkgever ook schriftelijk te bevestigen. Als bijlage gaat een model van brief aan de arbeider.

 

Het spreekt vanzelf dat indien de arbeider opteert voor loontoeslag, er dan ook geen inhaalrust wordt toegekend.

 

Belangrijk

Indien de arbeider geen keuze heeft gemaakt vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend.

 

5.   Inhaalrust

5.1. Principe

 

Indien de arbeider de keuze heeft gemaakt om inhaalrust te nemen, dan wordt één dag inhaalrust toegekend per acht uren gepresteerde bijkomende uren. Daar deze bijkomende uren bezoldigd worden op het ogenblik dat zij worden gepresteerd, wordt de inhaalrust niet bezoldigd.

 

5.2. Termijn

 

Volgens het K.B. 213, wordt de inhaalrust toegekend binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden. Deze bepaling moet als volgt worden opgevat: telkens er inhaalrust moet worden toegekend, moet dit gebeuren binnen de zes maanden nadat de acht bijkomende uren werden gepresteerd.

 

Voorbeeld: de acht bijkomende uren werden bereikt op 14 mei. De inhaalrust moet worden toegekend vóór 14 november van datzelfde jaar.

Het Koninklijk Besluit nr 213 preciseert immers dat de recuperaties worden toegekend per schijf van 8 gepresteerde bijkomende uren. Zolang er geen 8 bijkomende uren te recupereren zijn, kunnen geen recuperaties worden toegekend. De recuperatietermijn mag dus niet beginnen voordat de 8 uren zijn bereikt. Anderzijds, zodra de 8 uren zijn bereikt, loopt de periode van 6 maanden waarin de recuperatie moet worden toegekend.

 

5.3. Procedure

 

De toekenning van de inhaalrust gebeurt in onderling overleg tussen de werkgever en de arbeider. De rustdagen moeten immers niet worden toegekend alvorens tijdelijke werkloosheid kan worden ingevoerd (essentieel verschil met de overuren).

 

6.   Cumulatieregels

 

De reglementering van de bijkomende uren houdt rekening met de bijzondere kenmerken van de bouwsector, die meer dan andere sectoren onderworpen is aan bijvoorbeeld de weersomstandigheden en aan de seizoen­schommelingen in de bestellingen van werken. Ze stelt de ondernemingen in staat om de uurregeling en dus de productietijd aan te passen aan de behoeften van de klanten. Dankzij deze reglementering kan het beroep op overuren worden beperkt. Zij verbiedt de ondernemingen natuurlijk niet een beroep te doen op overuren wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen (voorgekomen of dreigend ongeval, onvoorziene noodzakelijkheid, buitengewone werkvermeerdering, enz.).

 

7.   Inwerkingtreding

 

De bepalingen van het gewijzigde K.B. 213 treden in werking op 25 juli 2004.

 

De programmawet vermeldt geen enkele terugwerkende kracht. Voor de ondernemingen die het stelsel van de bijkomende uren nog niet toepasten, is er geen enkele regel van evenredigheid tussen het kalenderjaar en de 130 uren. Indien zij dit wensen, kunnen zij beschikken over een krediet van 130 uren, te gebruiken tegen 31 december (binnen de perken van een extra uur per dag).

 

Voor de ondernemingen die vóór de inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit nr 213 het stelsel van de bijkomende uren reeds toepasten, is de toestand echter wat ingewikkelder. Deze ondernemingen blijven onderworpen aan de regel van het normale loon en aan de verplichte recuperatie voor de bijkomende uren die vóór 25 juli 2004 werden gepresteerd. Vanaf de datum van inwerkingtreding wordt de grens van de bijkomende uren die mogen worden gepresteerd verhoogd van 64 naar 130 uren op jaarbasis. Voor de vanaf de inwerkingtreding gepresteerde uren heeft de werknemer de keuze tussen recuperatie of niet.

 

 

 

 

 

Bijlagen

 

1. Brief aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf

 

 

FOD Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal overleg

De heer R. Serbruyns

Voorzitter Paritair Comité voor het bouwbedrijf

Belliardstraat 51

1040 Brussel

 

 

Mijnheer de Voorzitter,

 

TOEPASSING K.B. 213

 

Overeenkomstig de bepaling van artikel 7 van het K.B. 213, zoals gewijzigd door de Programmawet van 9 juli 2004, deel ik u mede dat onze onderneming gebruik zal maken van de overschrijding van de normale arbeidsgrenzen.

 

Met oprechte achting,

 

 

2. Keuze inhaalrust of loontoeslag

 

 

TOEPASSING K.B. 213

 

Ondergetekende, (naam, voornaam) ......................................................................................................................................

 

verklaar hierbij om in toepassing van het K.B. 213, mijn keuze als volgt te bepalen:

 

q  een loontoeslag van 20 % per bijkomend gepresteerd uur

q  inhaalrust per acht bijkomende uren

 

Deze keuze blijft geldig totdat zij schriftelijk wordt gewijzigd.

 

(datum en handtekening)

 

 

 

 

 


Historiek
20/01/2022 31/12/2050 070202 Bijkomende uren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit (KB nr. 213)
27/04/2015 19/01/2022 070202 Bijkomende uren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit (KB nr. 213)
20/05/2010 31/12/2010 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
01/01/2009 19/05/2010 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
26/06/2008 31/12/2008 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
01/01/2006 24/06/2008 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
25/07/2004 31/12/2005 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit
28/11/1985 24/07/2004 070202 Toekenning van kredieten te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit