PC 200: loonsverhoging op 01/12/2021

13/12/2021

We geven u hierna een samenvatting van het sectorakkoord 2021-2022 van het PC 200 betreffende de loonsverhoging van 0,4% op 1/12/2021, gevolgd door gedetailleerde commentaren op basis van de circulaire van de werkgeversafvaardiging bij het PC 200 over dit sectorakkoord.

Samengevat:

Op 01/12,2021 verhoging van de sectorale minimumloonschalen met 0,4%

Op 01/12/2021, verhoging van de reële brutomaandlonen met 0,4%   

  • niet-toepassing van de verhoging van 0,4% in geval van toegekende loonsverhogingen (andere dan baremaverhogingen op basis van beroepservaring en/of anciënniteit) en/of andere gelijkwaardige voordelen in koopkracht in de periode 2021-2022 volgens de modaliteiten eigen aan de onderneming
  • aanrekening op de verhoging van 0,4% van eenmalige premies toegekend in de periode 2021-2022 volgens modaliteiten eigen aan de onderneming 
  • aanrekening per bediende van de totale loonkost van de loonsverhogingen/voordelen in koopkracht op de loonkost (bruto + patronale    RSZ-bijdragen) van de verhoging van de reële maandlonen
  • de brutoloonsverhoging van 0,4% of het gelijkwaardig voordeel moet recurrent zijn vanaf 1/1/2023.

Procedure voor de toepassing van het gelijkwaardig voordeel:

  • bedrijfsakkoord tegen uiterlijk 30/11/2021 als er een vakbondsafvaardiging bestaat
  • schriftelijke en individuele kennisgeving door de werkgever tegen uiterlijk 30/11/2021 bij afwezigheid van vakbondsafvaardiging.

In detail:

In het PC 200 moeten de sectorale minimumloonschalen en de reële maandlonen worden verhoogd met 0,4% vanaf 1/12/2021.

In plaats van de verhoging van de reële maandlonen op 1/12/2021 kunnen ondernemingen andere gelijkwaardige loonsverhogingen of voordelen in koopkracht toekennen in 2021-2022.  

ANDERE LOONSVERHOGINGEN

Welke loonverhogingen komen in aanmerking?

Jaarlijkse loonsverhogingen in toepassing van loonschalen op basis van beroepservaring of anciënniteit kunnen niet worden aangerekend op de verhoging van 0,4%. In geval van loonsverhoging op basis van beroepservaring of anciënniteit moet de onderneming eveneens de loonsverhoging van 0,4% of een gelijkwaardig voordeel in koopkracht toekennen.

Verhogingen van het maandloon toegekend in 2021-2022 in toepassing van een loonsysteem op basis van prestatiebeoordeling kunnen daarentegen wel worden aangerekend op de loonsverhoging van 0,4%. We herinneren eraan dat, wat de toepassing van de wet op de loonnorm betreft, bestaande systemen van promotie, upgrading en merit rating zonder onderbreking ingevoerd en toegepast vóór 2021, een gelijkaardige behandeling krijgen als baremieke verhogingen. Ze zouden dus ongewijzigd mogen worden voortgezet en kunnen     - maar moeten dus niet noodzakelijk – worden aangerekend op de loonsverhoging van 0,4%.

Tijdstip van toekenning van de loonsverhogingen: in 2021-2022

De loonsverhogingen moeten in 2021-2022 worden toegekend. Het is dus mogelijk ervoor te kiezen om de verhoging van het brutomaandloon met 0,4% op een ander ogenblik dan 1/12/2021 toe te passen.  

Zo kunnen verhogingen van het brutomaandloon die al vóór 1/12/2021 zijn toegekend, worden aangerekend op de loonsverhoging van 0,4% van 1/12/2021.

Een verhoging van het brutomaandloon kan dus ook na 1/12/2021 worden toegekend en aangerekend, voor zover het toegekende budget voor koopkracht in 2021-2022 minstens gelijkwaardig is aan de loonsverhoging van 0,4% toegekend in de periode december 2021-december 2022.   

Zo kan het maandloon bijvoorbeeld pas met 0,4% worden verhoogd vanaf 1/1/2022 in plaats van op 1/12/2021, op voorwaarde dat in januari 2022 een eenmalige premie wordt betaald die overeenstemt met de loonsverhoging van 0,4% voor december 2021 (en de eindejaarspremie van 0,4%). 

Als de loonsverhoging van 0,4% na 1/12/2021 wordt toegekend, is het aangewezen te zorgen voor een goede communicatie en, in voorkomend geval, het nodige overleg met de vakbondsafvaardiging.  

ANDERE GELIJKWAARDIGE VOORDELEN

In plaats van een verhoging van de reële brutomaandlonen kan in 2021-2022 een ander gelijkwaardig voordeel in koopkracht worden toegekend.

Procedure en deadline voor de toepassing van het gelijkwaardig voordeel

De termijn om te beslissen over een ander gelijkwaardig voordeel is zeer kort:

-     in ondernemingen met een vakbondsafvaardiging kan het gelijkwaardig voordeel slechts worden ingevoerd mits een bedrijfsakkoord dat uiterlijk tegen 30/11/2021 wordt afgesloten.

-     in ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging moet de werkgever de bedienden uiterlijk tegen 30/11/2021 schriftelijk en individueel informeren over zijn beslissing inzake het gelijkwaardig voordeel.

Tijdstip van toekenning van het gelijkwaardig voordeel: in 2021-2022

Als men opteert voor een gelijkwaardig voordeel in plaats van een brutoloonsverhoging op 1/12/2021, impliceert dit niet noodzakelijk dat dit gelijkwaardig voordeel vanaf 1/12/2021 moet worden toegekend. Hoe en wanneer dit gelijkwaardig voordeel moet worden toegekend, moet op bedrijfsvlak worden bepaald voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld:

  • aanrekening op de totale loonkost als men niet opteert voor brutoloonsverhogingen
  • over de periode 2021-2022 moet het gelijkwaardig voordeel minstens gelijk zijn aan de totale loonkost van de verhoging van de brutolonen met 0,4% vanaf 1/12/2021 tot 31/12/2022
  • vanaf 1/1/2023 moet het recurrent gelijkwaardig voordeel op jaarbasis minstens gelijk zijn aan de totale loonkost die overeenstemt met 0,4% brutoloonsverhoging op jaarbasis.

Opgelet: als men opteert voor een alternatief voordeel, bijvoorbeeld in de vorm van maaltijdcheques, mag, volgens de RSZ, de toekenning ervan niet later starten dan in december 2021 als men wil vermijden dat ze door de RSZ als loon worden beschouwd.  

AANREKENING VAN EENMALIGE PREMIES TOEGEKEND IN 2021-2022

Eenmalige premies toegekend volgens modaliteiten eigen aan de onderneming kunnen worden aangerekend op de loonsverhoging op 1/12/2021 voor zover ze zijn toegekend in de periode 2021-2022. De brutoloonsverhoging van 0,4% of het gelijkwaardig voordeel moet recurrent zijn vanaf 1/1/2023.

Dit betekent dat de vanaf 1/12/2021 voorziene verhoging van het maandloon met 0,4% kan worden uitgesteld naar een latere datum tot uiterlijk 1/1/2023, voor zover in 2021-2022 via de eenmalige premie een voordeel in koopkracht werd toegekend dat evenwaardig is aan de loonsverhoging van 0,4% vanaf 1/12/2021. Uiterlijk vanaf 1/1/2023 moet het maandloon wel met 0,4% worden verhoogd (ten opzichte van 31/12/2020, met uitzondering van indexeringen).

Voor niet-recurrente voordelen in het kader van cao nr. 90 is de aanrekening niet evident omdat het per definitie gaat om een onzeker voordeel dat niet in de plaats mag komen van een bestaand voordeel.

De cao stelt dat "de verhogingen van het loon en/of voordelen in koopkracht van welke aard ook per bediende worden aangerekend voor hun totale kost op de loonkost (bruto + patronale RSZ) van de 0,4% verhoging van de maandlonen”. De aanrekening per bediende betekent dat het alternatief voordeel best wordt aangerekend voor elke individuele bediende afzonderlijk als men mogelijke discussies of betwistingen wil vermijden.