040101 Bezoldigingsvoorwaarden

Paritair (sub-)Comité nr.:
226.00.00-00.00

Bijwerking: 16/09/2003
Geldig vanaf: 01/03/2003
Geldig tot: 31/12/2003

In het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken werd op 2 maart 1998 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de bezoldigingsvoorwaarden. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 11 april 1999 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 december 1999.

Zij werd herhaaldelijk gewijzigd door:

-      een collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 1999 (koninklijk besluit van 21 september 2001, Belgisch Staatsblad van 21 december 2001);

-      een collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 2001 (koninklijk besluit van 17 januari 2002, Belgisch Staatsblad van 6 maart 2002);

-      een collectieve arbeidsovereenkomst van 18 februari 2003 (geregistreerd op 14 mei 2003 onder het nr. 66189/CO/226; bericht van neerlegging in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2003).

De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 maart 2003.

Wij geven u hierna de bepalingen inzake de bezoldigingsvoorwaarden.

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken met uitsluiting van de ondernemingen en hun bedienden die tot 31 december 1997 ressorteerden onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de Bedienden (*); deze laatste uitsluiting is evenwel niet van toepassing op bedoelde ondernemingen die na voormelde datum voor de eerste maal één of meerdere bedienden tewerkstellen.

HOOFDSTUK II - Wedden van de bedienden

Artikel 2

De minimumweddeschaal, de degressieve wedden voor jongeren evenals de reële wedden beperkt tot de eindwedde van klasse 8, volgen de schommelingen van het officieel gepubliceerde gemiddeld gezondheidsindexcijfer zoals bepaald in de artikelen 3 tot en met 8.

(…)

Artikel 9

§1. Op 1 juli 2001 worden de werkelijke wedden evenals de weddeschaal, met inbegrip van de huisweddeschalen, verhoogd met 2%.

(…)

Commentaar: De minimumwedden geldig vanaf 1 juli 2001 werden u medegedeeld in onze omzendbrief Hfdst. 4.2 van 27 augustus 2001. Voor de verdere evolutie van de minimumwedden, zie onze omzendbrieven Hfdst. 4.2.1.

Artikel 10

Voor bedienden jonger dan 21 jaar gelden degressieve bedragen berekend op de aanvangswedde van de klassen als volgt:

-      20 jaar = 94 % van de aanvangswedde van de klasse;

-      19 jaar = 88 % van de aanvangswedde van de klasse;

-      18 jaar = 82 % van de aanvangswedde van de klasse.

De resultaten van deze berekeningen worden afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden naargelang de derde decimaal al dan niet ten minste gelijk is aan 5.

Artikel 10bis

Op 1 juli 1999 worden de werkelijke wedden verhoogd met 1%. Op 1 januari 2001 wordt de toepasselijke weddeschaal verhoogd met 1%.

Artikel 10ter

Op 1 januari 2002 worden de werkelijke wedden evenals de weddeschaal, met inbegrip van de huisweddeschalen die hierop gebaseerd zijn, verhoogd met 24,79 EUR (maandbasis). Voor deeltijds tewerkgestelde bediende wordt dat bedrag herleid in functie van het toepasselijk arbeidsregime.

Artikel 11

De in de artikelen 9 en 10 vastgestelde minimumwedden gelden voor een voltijds uurrooster zoals toepasselijk in de onderneming.

Voor deeltijds tewerkgestelde bedienden worden de minimumwedden vastgesteld in verhouding tot het aantal uren dat hun deeltijdse arbeidsregeling omvat in vergelijking met de voltijdse uurregeling in de onderneming.

Artikel 12

In afwijking op de bepalingen van de artikelen 9 en 10 wordt de maandwedde voor studen­ten die arbeid verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten, waarop Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, vastgesteld als volgt:

a)  studenten die ten minste 21 jaar zijn: 90 % van de schaalwedde van klasse 1 voorzien voor een anciënniteit van 0 jaar;

b)  studenten die jonger zijn dan 21 jaar: 90 % van de degressieve bedragen die in klasse 1 voorzien zijn voor de leeftijd die zij bereikt hebben op de voorziene aanvangsdatum voor de arbeidsprestaties.

Artikel 13

§1        Voor de bedienden van ten minste 21 jaar is de minimumweddeschaal gebaseerd op de anciënniteit in de onderneming.

§2        Wanneer de bediende voorheen tewerkgesteld is geweest als bediende in een of meerdere ondernemingen van de sector wordt die anciënniteit overgenomen ten belope van 50 % vanaf de 10de maand als volgt:

a)  tot en met de 9de maand te rekenen vanaf de eerste dag van de maand van de indiensttreding geldt een anciënniteit van 0 jaar;

b)  vanaf de 10de maand te rekenen vanaf de eerste dag van de maand van de indiensttreding wordt de anciënniteit verworven door vorige tewerkstelling als bediende in de sector overgenomen ten belope van 50 %. Bedoelde anciënniteit wordt berekend in volledige maanden, per betrokken onderneming en nadien getotaliseerd. Vervolgens gedeeld door 12 en afgerond op het lagere aantal jaren.

             Vanaf de 10de maand wordt aldus een fictieve barema-anciënniteit vastgesteld op 9 maanden vermeerderd met de overgenomen anciënniteit.

§3        Voor de toepassing van §2 wordt het begrip "sector" als volgt bepaald:

a)    Vanaf 1 januari 1998:

de ondernemingen bedoeld in artikel 1.

b)    Vanaf 1 januari 1999:

de ondernemingen bedoeld in artikel 1.

de ondernemingen die tot 31 december 1997 ressorteerden onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden en vanaf 1 januari 1998 ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken.

§4        Wanneer de bediende voorheen tewerkgesteld is geweest als bediende in een onderneming van dezelfde groep, wordt, in afwijking van §2 de anciënniteit verworven bij die onderneming, uitgedrukt in volledige maanden, overgenomen vanaf de 10de maand volgend op de eerste dag van de maand van de indiensttreding indien gelijktijdig aan volgende voorwaarden is voldaan:

-      de onderneming van dezelfde groep behoort tot dezelfde sector, zoals bepaald in §3 hiervóór als de onderneming waar de bediende in dienst treedt;

-      het einde van de tewerkstelling bij de onderneming van dezelfde Group Situeert zich binnen de 12 maanden voorafgaand aan de indiensttreding.

Indien de betrokken bedienden op 1 januari 1998 werden ingeschaald in de weddeschaal bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997 betreffende de bezoldigingsvoorwaarden, gesloten in het Paritair Comité voor import, export, doorvoer en buitenlandse handel en voor de maritieme en expeditiekantoren, wordt de fictieve barema-anciënniteit overgenomen.

In geval van aansluitende tewerkstelling loopt de verworven  anciënniteit of fictieve barema-anciënniteit, al naargelang het geval, verder.

Met "onderneming van dezelfde groep" wordt bedoeld de onderneming die behoort tot een groep van ondernemingen waarvoor de verplichting geldt om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen krachtens de wetgeving ter zake.

§5        Met tewerkstelling via een uitzendbureau of in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten wordt voor de overname van anciënniteit geen rekening gehouden.

§6        De bediende die aanspraak maakt op de gedeeltelijke of gehele overname van anciënniteit bij toepassing van de bepalingen van §2 tot en met §4 hiervóór, dient hiervan de werkgever, op diens vraag, in te lichten tijdens de aanwervingsprocedure. Bij de aanwerving heeft de werkgever het recht het bewijs te vragen i.v.m. de overname van de anciënniteit. In dat geval moet de bediende dat bewijs leveren binnen de 3 maanden, te rekenen vanaf de indiensttreding, met elk mogelijk rechtsmiddel met uitzondering van het getuigenis; zo niet wordt geen rekening gehouden met die vorige tewerkstelling.

§7        De barema-anciënniteit waarvan sprake in artikel 13 §2 en §4 en in artikel 14 is uitsluitend dienstig voor de inschaling in de weddeschaal en de verdere progressie in die weddeschaal.

Artikel 14

Voor de bedienden van minder dan 21 jaar zijn de minimumwedden uitsluitend gebaseerd op hun leeftijd.

Vóór de leeftijd van 21 jaar wordt geen barema-anciënniteit opgebouwd.

Artikel 15

§1        Voor de bedienden van minder dan 21 jaar is de voortschrijding in de degressieve bedragen van de weddeschaal van toepassing vanaf de eerste dag van de maand waarin de verjaardag valt.

§2        Voor de bedienden die de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben is de voortschrijding in de weddeschaal van toepassing vanaf de eerste dag van de maand waarin de vereiste anciënniteit bereikt wordt.

Artikel 16

De bediende die regelmatig functies uitoefent van verschillende klassen geniet de wedde van de hoogste uitgeoefende functie.

Artikel 17

§1. Bij overgang naar een hogere klasse wordt de overeenstemmende wedde onmiddellijk toegekend.

§2. In afwijking van de bepalingen van §1 geldt volgende regeling in geval van overgang naar een hogere klasse van een bediende die per 1 januari 1998 werd ingeschaald in de weddeschaal bij toepassing van artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1998 betreffende de bezoldigingsvoorwaarden, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, bij dezelfde werkgever of bij een andere werkgever van dezelfde groep:

promotie met

toepassing nieuwe klasse

1 klasse

onmiddellijke toepassing

2 klassen

na 1 jaar, in twee stappen

3 klassen

na 2 jaar, in drie stappen

4 klassen

na 3 jaar, in vier stappen

5 klassen of meer

na 4 jaar, in vijf stappen

Tijdens de overgangsperiode geldt/gelden de wedde(n) van de tussenliggende klasse(n) en wordt de fictieve barema-anciënniteit geblokkeerd indien deze, bij het begin van de overgangsperiode, hoger is dan de reële dienstanciënniteit in de onderneming.

Artikel 18

De prestaties van waterklerk die buiten de normale diensturen gebeuren worden naargelang hun aard, duur en frequentie bezoldigd volgens modaliteiten vast te stellen in de onderneming.

Voor weekends en voor wettelijke feestdagen wordt in een bijzondere toeslag voorzien. Deze toeslag bedraagt 33,47 EUR voor werk op zaterdag en 40,90 EUR voor werk op zondag en op wettelijke feestdagen. In de ondernemingen waar reeds bijzondere vergoedingen worden toegekend voor werk op weekends en/of op wettelijke feestdagen, worden deze vergoedingen in mindering gebracht op voormelde toeslagen; eventueel gunstigere regelingen blijven behouden.

Voor de toepassing van het vorige lid, is het zaterdagwerk begrepen tussen vrijdag 22 uur en zaterdag 24 uur, zondagwerk is begrepen tussen zondag 0 uur en maandagmorgen 6 uur; werk op wettelijke feestdagen begint om 22 uur op de vooravond en eindigt om 6 uur de dag volgend op de wettelijke feestdag.

HOOFDSTUK III - Jaarpremie

(…) Zie onze omzendbrief Hfdst. 5.1.

HOOFDSTUK IV - Overgangsbepalingen

Artikel 20

§1        In afwijking van de bepalingen van de artikelen 13 en 14 worden de bedienden die op 31 december 1997 in dienst waren van de onderneming ingeschaald in de weddeschaal op basis van de bezoldiging van de maand december 1997.

§2        Om de bezoldiging bedoeld in §1 te bepalen wordt uitsluitend rekening gehouden met volgende componenten:

-      de gewone maandwedde, met uitsluiting van eventuele toeslagen;

-      het maandelijks gemiddelde van de commissielonen uitbetaald tijdens de laatste 12 maanden, of een proratadeel indien de tewerkstelling minder bedroeg dan 12 maanden;

-      het geraamde voordeel in natura voor de terbeschikkingstelling van een woonst en het verbruik van elektriciteit, gas en/of water.

Met het oog op de inschaling in de weddeschaal wordt de bezoldiging van deeltijds tewerkgestelde bedienden omgerekend naar de bezoldiging voor een voltijdse tewerkstelling.

§3        De inschaling in de toepasselijke functieklasse van de weddeschaal gebeurt als volgt:

a)  de bezoldiging van december 1997 zoals bedoeld in §2 moet gesitueerd worden in die klasse; indien die bezoldiging valt tussen twee bedragen van de klasse wordt een fictieve barema-anciënniteit vastgesteld die gelijk is aan het eerstvolgend progressiepunt en moet ook de hiermee overeenkomende bezoldiging betaald worden. Is de werkelijke bezoldiging van december 1997 gelijk aan een bedrag dat vermeld wordt in de klasse dan geldt de overeenkomstige anciënniteit als fictieve barema-anciënniteit; in dit geval is er geen weddeaanpassing;

b)  de fictieve barema-anciënniteit zoals bepaald in a) hiervóór geldt als beginpunt voor de verdere voortschrijding in de weddeschaal zolang de bediende in dienst blijft van de onderneming (of groep van ondernemingen zoals bedoeld in artikel 13 §4, vierde lid).

§4        Voor de bedienden die op 31 december 1997 de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben gelden de degressieve bedragen zoals bedoeld in artikel 10 als minimumbedragen.

             Indien deze bedienden reeds een bezoldiging hebben die hoger ligt dan de aanvangswedde van hun klasse behouden zij die bezoldiging maar vanaf de maand waarin zij de leeftijd van 21 jaar bereiken worden zij ingeschaald in hun klasse in de weddeschaal overeenkomstig de regels bepaald in §3 a) en b) hiervóór.

Artikel 21

De invoering van de nieuwe weddeschaal mag niet tot gevolg hebben dat het individuele loon wordt verminderd.

Artikel 22

Indien de kosten voor de onderneming als gevolg van de invoering van de nieuwe classificatie en weddeschaal met meer dan 2 % van de totale loonmassa van de gebaremiseerde bedienden stijgen, kan de invoering progressief gebeuren volgens afspraken gemaakt in de ondernemingsraad of bij ontstentenis, met de vakbondsafvaardiging of, bij ontstentenis, op basis van een voorstel overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité.

Artikel 23

Bestaande systemen op ondernemingsvlak omtrent classificatie, weddeschaal en afgeleide vergoedingen dienen het voorwerp uit te maken van nieuwe onderhandelingen.

Artikel 24

De nieuwe functieclassificatie en weddeschaal moeten ten laatste op 30 juni 1998 in de individuele onderneming geïmplementeerd zijn.  De nieuwe weddeschaal moet alleszins worden toegepast met uitwerking vanaf 1 januari 1998.

(…)

HOOFDSTUK V - Regeling bij de periodieke actualisering van de sectorale functieclassificatie

Artikel 25

Voor de bedienden die reeds in dienst zijn op het ogenblik dat een actualisering in werking treedt en van wie de uitgeoefende functie vergelijkbaar is met één van de nieuwe of gewijzigde voorbeeldfuncties, geldt de hiernavolgende regeling inzake functieklasse, (fictieve) barema-anciënniteit en bezoldiging. Er worden drie gevallen onderscheiden:

a)    de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in een lagere klasse van de voorheen toegekende klasse:

      -     toekenning van de lagere functieklasse vanaf de datum van inwerkingtreding van de actualisering;

      -     behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit;

      -     behoud van de verworven bezoldiging.

b)    de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in dezelfde klasse als de voorheen toegekende klasse:

      -     behoud van de functieklasse;

      -     behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit;

      -     behoud van de verworven bezoldiging.

c)    de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in een hogere klasse dan de voorheen toegekende klasse:

      -     toekenning van de hogere functieklasse vanaf de datum van inwerkingtreding van de actualisering;

      -     behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit;

      -     onmiddellijke toekenning van het hoger loon.

HOOFDSTUK VI - Slotbepalingen

Artikel 26

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1998 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen geheel of gedeeltelijk worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken en aan de daarin vertegenwoordigde organisaties. Deze opzegging kan ten vroegste ingaan op 1 oktober 1998.


(*)   Voor deze ondernemingen worden overgangsmaatregelen vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1998 betreffende een overgangsregeling inzake de bezoldigingsvoorwaarden.

Commentaar: voor de bepalingen van deze CAO van 2 maart 1998 betreffende een overgangsregeling inzake de bezoldigingsvoorwaarden, zie onze omzendbrief Hfdst. 4.1.2.


Historiek
01/01/2024 31/12/2050 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/12/2021 31/12/2023 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/07/2019 30/11/2021 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2017 30/06/2019 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2016 31/12/2016 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
30/06/2015 31/12/2015 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
17/11/2014 29/06/2015 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
02/12/2013 16/11/2014 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/05/2011 01/12/2013 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/05/2009 30/04/2011 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2007 30/04/2009 040101 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2005 31/12/2006 040101 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2004 31/12/2004 040101 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/03/2003 31/12/2003 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/03/2003 31/12/2003 040101 040102 Bezoldigingsvoorwaarden (overgangsregeling)
07/05/2001 28/02/2003 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
07/05/2001 28/02/2003 040101 040102 Bezoldigingsvoorwaarden (overgangsregeling)
01/07/1999 06/05/2001 040101 Bezoldigingsvoorwaarden
01/07/1999 06/05/2001 040101 040102 Bezoldigingsvoorwaarden (overgangsregeling)