0701 07 Arbeidsduur

Paritair (sub-)Comité nr.:
226.00.00-00.00

Bijwerking: 03/05/2004
Geldig vanaf: 01/06/1999
Geldig tot: 06/05/2001

In het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken werd op 21 mei 1999 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, die wijzigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998 betreffende de arbeidsduur (nr. 48972/CO/226).

Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 09 juli 1999 onder het nr. 51324/CO/226. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 05 augustus 1999. Deze CAO werd algemeen verbinden verklaard door een koninklijk besluit van 24 oktober 2001, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van  06 maart 2002.

 

Gecoördineerde bepalingen

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied en doel

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de mannelijke en vrouwelijke bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de arbeidswet van 16 maart 1971, van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 2 juni 1987.

HOOFDSTUK II - Algemene beginselen

Artikel 3

De conventionele arbeidsduur is vastgesteld op 38 uren per week.

Met ingang van 1 januari 2000 wordt de conventionele arbeidsduur gebracht op 37 uren per week; in ondernemingen waar de toepasselijke arbeidsduur op 31 december 1999 reeds minder bedraagt dan 38 uren per week, wordt die arbeidsduur verminderd met 1 uur.

Artikel 4

De arbeidstijd wordt in beginsel gespreid over de eerste vijf dagen van de week.

Artikel 5

§1.       Afwijkingen van de algemene beginselen vervat in de artikelen 3 en 4 kunnen enkel ingevoerd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op ondernemingsvlak.

§2.  In afwijking van de bepalingen van §1 gelden voor de arbeidsduurvermindering per 1 januari 2000 de hierna volgende regels.

In de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 december 1999 kunnen, in overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers, collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten op ondernemingsvlak, waarin de concrete toepassingsmodaliteiten worden bepaald m.b.t. de arbeidsduurvermindering bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Bij ontstentenis van overeenkomst op ondernemingsvlak zullen de modaliteiten van de arbeidsduurvermindering worden vastgesteld in het arbeidsreglement, overeenkomstig de terzake voorziene wettelijke procedures. In dit geval kan enkel geopteerd worden voor één van volgende toepassingen:

a)  1 uur arbeidsduurvermindering op weekbasis, bij het begin of het einde van de dag of

b)  toekenning van een halve dag compensatieverlof per maand.

 

Artikel 6

De arbeid verricht boven de grenzen van de arbeidsduur bepaald door de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt betaald als een half uur, wanneer hij geen dertig minuten heeft geduurd en als een vol uur wanneer hij dertig minuten of meer heeft geduurd.

Artikel 6bis. 

De overurentoeslag is verschuldigd vanaf het 39ste prestatie-uur op weekbasis.

Artikel 7

Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen moet arbeid in ploegen, en arbeid voorzien in  artikel 2, 2° van de wet van 17 maart 1987* vergoed worden met een bijzondere toeslag, bij overeenkomst vast te stellen op het vlak van de onderneming met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis in de ondernemingsraad. De bijzondere toeslag kan tevens vastgesteld worden bij collectieve arbeidsovereenkomst.

Bij ontstentenis van vernoemde overlegorganen, of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, en zonder afbreuk te doen aan de reglementaire bepalingen, dient de onderneming de omkaderingsmaatregelen ter kennis te brengen, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het paritair comité.

De voostellen van de onderneming kunnen worden ingevoerd na éénparige beslissing van de werkgroep algemene zaken van het paritair comité. De werkgroep algemene zaken van het paritair comité neemt kennis van de voorstellen van de onderneming, en deelt binnen de zestig dagen na ontvangst van het schrijven van de onderneming, haar beslissing mede aan de onderneming.

(* nota: artikel 2,2° wet van 17-03-1987 betreft nachtwerk, ingevoerd in het kader van een nieuwe arbeidsregeling)

Artikel 8

De bedienden die gunstiger voorwaarden hebben verworven dan deze vermeld in de artikelen 5, 6 en 7, blijven deze behouden.

HOOFDSTUK III - Arbeidsregeling in sommige ondernemingen

Artikel 9

In afwijking van hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de bijzondere arbeidsregeling vervat in artikel 10 toegestaan in de ondernemingen, wat betreft de bedienden die op bestendige wijze één of meer functies uitoefenen in de hierna vermelde diensten:

a)  bevrachtingen;

b)  verzendingen;

c)   manifest;

d)  laad- en losactiviteiten;

e)   systeembediening der informatica en telecommunicatie, noodzakelijk voor de werking van voormelde operationele diensten.

Artikel 10

§1        De normale arbeidsduur voor de diensten vermeld in artikel 9 kan vastgesteld worden op 1.976 uren per kalenderjaar (52 weken x 38 uren).

             Vanaf 1 januari 2000 wordt het grensbedrag vermeld in het eerste lid teruggebracht tot 1924 uren per kalenderjaar (52 weken x 37 uren).

§2        Bij de berekening van het aantal uren vermeld in §1 wordt rekening gehouden met:

-      de bezoldigde dagen of daarmee gelijkgestelde dagen;

-      de vakantie- en verlofdagen;

-      de feestdagen of hun vervangingsdagen;

-      alle dagen gedekt door een compenserende vergoeding betaald door de werkgever.

§3        In afwijking van de bepalingen in §1 wordt het aantal uren per kalenderjaar proportioneel herleid in volgende gevallen:

-      deeltijdse tewerkstelling;

-      indiensttredingen in de loop van het kalenderjaar;

-      ondernemingen waarin reeds een arbeidsregeling van minder dan 38 uren per week en, vanaf 1 januari 2000, 37 uren per week toepasselijk is.

§4        De normale arbeidsduur mag niet meer bedragen dan 10 uren per dag (bij continuarbeid 12 uren per dag) en 46 uren per week.

             Bij overschrijding van die grenzen of van de jaargrens vermeld in §1 is overloon verschuldigd. Het aantal overuren mag nooit meer bedragen dan 65 uren per kalenderkwartaal.

§5        De maandelijkse loonafrekening die aan de bediende overhandigd wordt, zal expliciet volgende gegevens vermelden:

-      het normaal aantal gewerkte uren (= tot 38 u/week, en vanaf 1 januari 2000, 37u/week.);

-      het aantal debeturen (= minder dan 38 u/week, en vanaf 1 januari 2000, 37u/week );

-      het aantal bijkomende uren (= boven de 38 u/week, en vanaf 1 januari 2000, 37u/week tot maximum 10 u/dag - 12 u/dag bij continuarbeid - of 46 u/week);

-      het aantal overuren (= boven de 10 u/dag -12 u/dag bij continuarbeid - of 46 u/week).

De invoering van de bijzondere arbeidsregeling evenals de concrete omkaderingsmaatregelen zullen, voorafgaandelijk aan de invoering ervan in de onderneming, worden uitgewerkt in overleg met de ondernemingsraad, en/of met de syndicale delegatie of bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak, en gevoegd worden bij het arbeidsreglement.

Deze omkaderingsmaatregelen betreffen o.a. de concrete uurroosters, de referteperiode van de gemiddelde arbeidstijd, de verwittigingtijd, eventuele toeslagen.

Bij ontstentenis van vernoemde overlegorganen, of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, en zonder afbreuk te doen aan de reglementaire bepalingen, dient de onderneming de omkaderingsmaatregelen ter kennis te brengen, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het paritair comité.

De voorstellen van de onderneming kunnen worden ingevoerd na éénparige beslissing van de werkgroep algemene zaken van het paritair comité. De werkgroep algemene zaken van het paritair comité neemt kennis van de voorstellen van de onderneming, en deelt binnen de zestig dagen na ontvangst van het schrijven van de onderneming, haar beslissing mede aan de onderneming.

HOOFDSTUK IV - Modaliteiten inzake de invoering van bijzondere arbeids­regelingen

Artikel 11

Arbeidsregelingen afwijkend van de algemene beginselen vervat in hoofdstuk II en van de bijzondere regeling vervat in hoofdstuk III, kunnen slechts ingevoerd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het vlak van de onderneming, ook als het afwijkingen betreft welke voorzien zijn in de wet van 17 maart 1987.

Artikel 12

Nieuwe arbeidsregelingen zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 17 maart 1987, kunnen slechts worden ingevoerd indien er een positieve weerslag is op de werkgelegenheid. Deze positieve weerslag wordt als verwezenlijkt beschouwd indien de onderneming het economisch voordeel van de maatregel aantoont en deze niet te baat neemt om over te gaan tot personeelsvermindering.

Artikel 13

De werkgever die voornemens is nieuwe arbeidsregelingen in te voeren, bedoeld in dit hoofdstuk, moet voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het arbeidssysteem en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen.

Wanneer er een ondernemingsraad bestaat, ontvangt deze die informatie. Bij ontstentenis van ondernemingsraad wordt de informatie aan de vakbondsafvaardiging gegeven. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging wordt de informatie aan elke werknemer individueel verstrekt.

Bovendien wordt deze informatie eveneens voorafgaandelijk verstrekt aan de representatieve werknemersorganisaties van de sector.

Artikel 14

De bepalingen vervat in de ondernemings-CAO bedoeld in artikel 11 wijzigen automatisch het arbeidsreglement van de onderneming.

HOOFDSTUK V - Slotbepalingen

Artikel 15

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 1999 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen geheel of gedeeltelijk worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken en aan de daarin vertegenwoordigde organisaties.  Deze opzegging kan ten vroegste ingaan op 1 oktober 2001.

 

Commentaren

Toepassingsgebied 

Het Paritair Comité nr. 226 voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken werd opgericht op 01/01/1998.

Vanaf die datum hield het Paritair Comité voor import, export, doorvoer en buitenlandse handel en voor de maritieme en expeditiekantoren (213) op te bestaan.

Een deel van de werkgevers die vielen onder het toepassingsgebied van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (218), vallen sinds 1 januari 1998 ook onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité nr. 226.

Anders gezegd, alle werkgevers die voor hun bedienden afhingen van deze paritaire comités, vallen sinds 1 januari 1998 onder het toepassingsgebied van het paritair comité nr. 226.

De CAO van 30/06/1998 betreffende de arbeidsduur, afgesloten in het PC nr. 226, beoogde oorspronkelijk enkel de bedienden die voorheen onder het toepassingsgebied van het vroegere PC nr. 213 vielen (artikel 1 van de CAO).

Als gevolg van deze CAO was de arbeidsduur voor deze bedienden sinds 01/01/1998 38 uren/week.

De bepalingen van de CAO van 30/06/1998 was pas vanaf 01/01/1999 van toepassing op de bedienden die voorheen onder het toepassingsgebied van het PC nr. 218 vielen (artikel 15 van de  CAO).

Hierdoor was de arbeidsduur, voor ALLE bedienden die onder het PC nr. 226 vallen, 38 uur vanaf 01/01/1999.

Hoewel zij niet uitdrukkelijk de tekst van artikel 1 van de CAO van 30/06/1998 wijzigt, heeft de CAO van 21/05/1999, gesloten in het PC nr. 226, de arbeidsduur tot 37 uren/week verminderd voor de bedienden die onder de toepassing van de CAO van 30/06/1998 vallen, dus ook voor de bedienden die voorheen afhingen van het PC nr. 218, op wie de CAO van 30/06/1998 sinds 01/01/1999 van toepassing was.

Berekening van de loontoeslag in geval van overuren

Artikel 6 bis van de CAO van 30/06/1998, ingevoerd door de CAO van 21/05/1999, bepaalt dat de weekgrens voor de loontoeslag in geval van overuren 39 uren per week is.

Deze bepaling zou tot gevolg hebben dat, ondanks de arbeidsduurvermindering tot 37 uur (of lager voor ondernemingen die al minder dan 38 uur/week werkten op 31/12/1999), er pas een loontoeslag  betaald zou worden vanaf het 39ste uur.

Wij vestigen de aandacht van onze leden op de nietigheid van dergelijke bepaling ingeval de werkgever gekozen heeft voor een effectieve arbeidsduurvermindering (ttz. 37 uren per week zonder toekenning van compensatieverlof). Inderdaad, in dit geval is elk uur dat boven de 37 uren gewerkt wordt, in principe een overuur en moet er een loontoeslag betaald worden bij toepassing van de geldende wettelijke bepalingen (artikelen 28, § 4 en 29, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971). De sociale partners zijn immers niet bevoegd om een andere regel voor de berekening van de loontoeslag vast te leggen.

Artikel 6 bis van de CAO kan echter wel toegepast worden indien de onderneming gekozen heeft voor een arbeidsduurvermindering tot een gemiddelde van 37 uren per week door middel van de toekenning van compensatieverlof: in dit geval is er slechts een loontoeslag verschuldigd voor de uren die boven de werkelijke arbeidsduur gepresteerd worden, namelijk boven 38 uren per week.


Historiek
07/09/2009 31/12/2999 0701 Arbeidsduur
01/01/2003 06/09/2009 0701 Arbeidsduur
07/05/2001 31/12/2002 0701 07 Arbeidsduur
01/06/1999 06/05/2001 0701 07 Arbeidsduur