Tijdelijke crisispremie voor ontslagen arbeiders wordt permanente ontslaguitkering


51334

De IPA-wet, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 april 2011, voorziet in een eerste fase in de verlenging van de crisismaatregelen crisiswerkloosheid voor bedienden en crisispremie voor ontslagen arbeiders tot en met 31 december 2011.

Daarna zorgt een tweede fase voorzien in deze wet ervoor dat deze maatregelen in een aangepaste vorm behouden blijven voor onbepaalde duur. De crisispremie wordt daarbij omgevormd tot een ontslaguitkering en de economische werkloosheid voor bedienden wordt opgenomen in de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

Dit artikel behandelt enkel de ontslaguitkering. Voor meer informatie betreffende de economische werkloosheid voor bedienden verwijzen wij u naar het artikel “Economische werkloosheid voor bedienden wordt definitief vanaf 1 januari 2012” dat u eveneens kan terugvinden op onze site.

Tot 31 december 2011 blijft het bestaande stelsel van de eenmalige forfaitaire crisispremie voor ontslagen arbeiders van 1.666 euro behouden. Vanaf 1 januari 2012 wordt deze tijdelijke regeling vervangen door een permanente ontslaguitkering die eveneens vrijgesteld is van belastingen.

Deze nieuwe regeling is van toepassing op werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst voor werklieden, een arbeidsovereenkomst dienstencheques en een arbeidsovereenkomst voor dienstboden.

De werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door ontslag gegeven door de werkgever, met of zonder het respecteren van een opzeggingstermijn, en ter kennis gebracht vanaf 1 januari 2012, heeft recht op een ontslaguitkering die volledig wordt betaald door de RVA (in tegenstelling tot de crisispremie waarbij de werkgever één derde van de premie zelf moest betalen).

Het bedrag van de premie varieert naargelang het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst aanvangt. Voor werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst aanvangt vanaf 1 januari 2012, bedraagt het bedrag van de ontslaguitkering 1.250 euro. Is dit niet het geval, dan stijgt het bedrag van de uitkering in functie van de anciënniteit van de werknemer:

  • 1.250 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minder dan 5 jaar;
  • 2.500 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minstens 5 jaar maar minder dan 10 jaar;
  • 3.750 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minstens 10 jaar.

Onder anciënniteit in de onderneming moet worden begrepen, de periode gedurende welke de werknemer ononderbroken in dienst is gebleven in dezelfde onderneming.

Opgelet: voor werknemers wiens arbeidsovereenkomst aanvangt na 1 januari 2012 maar die vóór deze datum al een andere arbeidsovereenkomst hadden bij dezelfde werkgever en er tussen deze beide arbeidsovereenkomsten een onderbreking is geweest die korter is dan 7 dagen, zal de ontslaguitkering alsnog worden berekend alsof hun arbeidsovereenkomst niet na 1 januari 2012 is aangevangen (dus volgens de anciënniteit).

Voor deeltijdse werknemers zal het bedrag van de uitkering worden verminderd in verhouding tot hun arbeidsprestaties voorzien in de arbeidsovereenkomst. Deze verhouding wordt berekend in functie van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie.

In een aantal gevallen is er geen recht op de betaling van de ontslaguitkering. Zo zal de ontslaguitkering niet verschuldigd zijn wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever :

  • om dringende reden;
  • tijdens de proefperiode;
  • met het oog op pensionering;
  • met het oog op brugpensioen;
  • voordat de werknemer een anciënniteit van 6 maanden in de onderneming verworven heeft.

De ontslaguitkering is ook niet verschuldigd wanneer de werkgever recht heeft op een terugbetaling van een deel van de inschakelingsvergoeding door de RVA. In dit geval heeft de werknemer immers reeds een vergoeding gekregen die groter is dan de opzeggingsvergoeding waarop hij recht zou hebben in toepassing van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

Bovendien kan de ontslaguitkering naar aanleiding van een ontslag bij dezelfde werkgever slechts één keer per kalenderjaar aan de werknemer worden betaald.
De ontslaguitkering wordt beschouwd als een werkloosheidsuitkering tenzij de Koning hiervan afwijkt. De Koning moet nog de nadere regels en modaliteiten voor de toekenning van de ontslaguitkering bepalen. De ontslaguitkering zal dus niet onderworpen zijn aan de RSZ. Zij zal evenmin belastbaar zijn.