04010303 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming - Vergunde kinderopvang - Trap 2B

(Sous-)Commission paritaire n°:
331.00.10-00.00

Mise à jour: 30/04/2019
Début de validité: 01/12/2018

CAO 1/07/1975

Werknemer die, voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen" en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan 1 jaar bedraagt:

- gedurende de eerste 3 maanden na zijn indienstneming: aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld

- vanaf de 4de tot en met de 12de maand tewerkstelling: anciënniteit vastgesteld op de 1/2 van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld (gedurende ten minste 13 maanden)

- vanaf de 13de maand tewerkstelling: de resterende helft van het aantal jaren dienst kan al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen" of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan 1 jaar bedraagt:

- gedurende de eerste 6 maanden na zijn indienstneming: aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld

- vanaf de 7de tot en met de 12de maand tewerkstelling: anciënniteit vastgesteld op de 1/2 van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld (gedurende ten minste 13 maanden)

- vanaf de 13de maand tewerkstelling:  de resterende helft van het aantal jaren dienst kan al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Begrip "instelling van een andere aard" / "instelling van dezelfde aard"

De "instellingen van dezelfde aard of een andere aard " zijn de instellingen of diensten die bedoeld worden in het toepassingsgebied van het Paritair Comité" voor gezondheidsinstellingen en -diensten.

Onder instelling van dezelfde aard verstaat men bv ander kinderdagverblijf of dienst voor opvanggezinnen.

Onder instellingen van een andere aard verstaat men bv kinderdagverblijf en centra voor geestelijke gezondheidszorg.

CAO 11/03/2019

De opgebouwde anciënniteitsrechten bijven behouden.

De anciënniteit wordt overgenomen ongeacht de aard van de uitgeoefende functie.

Hetzelfde principe geldt bij een functiewijziging in de organisatie.

Een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 22 december 2014 verduidelijkt de loon- en arbeidsvoorwaarden die moeten toegepast worden in de vergunde kinderopvang van baby's en peuters.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 6 november 2016 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 december 2016.

Ingevolge deze bijzondere CAO is de CAO van 1 juli 1975 tot vaststelling van de berekening van de anciënniteit bij de indienstneming van bepaalde werknemers, algemeen verbindend verklaard door een KB van 27 april 1977, Belgisch Staatsblad van 17 mei 1977, van toepassing op de vergunde kinderopvang - Trap 2B.

In uitvoering van een collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2019 heeft de volgende fase (fase 3) in het harmoniseringsproces tussen Trap 2B en Trap 2A uitwerking vanaf 1 december 2018: de opgebouwde anciënniteitrechten blijven behouden.

Op 11 maart 2019 werd een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 22 december 2014 inzake de loon- en arbeidsvoorwaarden in de vergunde kinderopvang van baby's en peuters.  Zij werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 8 april 2019 onder het nr. 151287/CO/331; het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 10 mei 2019.

U vindt hieronder de nuttige bepalingen van beide CAO's en vervolgens enige commentaar en enkele praktische voorbeelden.

 A. CAO van 1/07/1975

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op het werklieden- en bediendepersoneel van de instellingen welke onder het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten ressorteren, met uitsluiting van deze voor de tandprothese. 

Artikel 2

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst leggen de regels vast welke op alle werknemers van toepassing zijn, onverminderd de bepalingen van de hoofdstukken II, 2 en III, 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1971 van het Nationaal Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten tot vaststelling van de beloningsvoorwaarden van de werknemers der gezondheidsdiensten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1971 en van de hoofdstukken II, 2 en III, 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1974, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van sommige werknemers, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 28 mei 1971, 10 februari 1972 en 3 december 1974.

Artikel 3

De werknemer die, voor zijn indienstneming, was tewerkgesteld in een instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan een jaar bedraagt, ontvangt, gedurende de eerste drie maanden na zijn indienstneming, het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de vierde tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan, de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende ten minste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling, kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Artikel 4

De werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan een jaar bedraagt, ontvangt gedurende de eerste zes maanden na zijn indienstneming het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de zevende tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende ten minste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend. 

Artikel 5

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

Artikel 6

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1974 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten.

B. Commentaar CAO 1/07/1975

a)   Werknemer die, voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen" en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan 1 jaar bedraagt:

De werknemer die, voor zijn indienstneming, was tewerkgesteld in een instelling van dezelfde aard als deze welke hem in dienst heeft genomen en waarvan de arbeidsonderbreking minder dan een jaar bedraagt, ontvangt, gedurende de eerste drie maanden na zijn indienstneming, het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de vierde tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waarbij hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan, de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende ten minste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling, kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

b)   Werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een "instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen" of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan 1 jaar bedraagt:

De werknemer die voor zijn indienstneming was tewerkgesteld in een instelling van een andere aard dan deze welke hem in dienst heeft genomen of waarvan de arbeidsonderbreking meer dan een jaar bedraagt, ontvangt gedurende de eerste zes maanden na zijn indienstneming het aanvangsminimumloon van de categorie waarbij hij is ingedeeld.

Vanaf de zevende tot en met de twaalfde maand tewerkstelling, wordt de werknemer een anciënniteit toegekend vastgesteld op de helft van het aantal jaren dienst in de instelling waar hij laatst was tewerkgesteld. Voor de toepassing van dit lid moet onder "laatste instelling" worden verstaan de instelling waar de werknemer voor het laatst gedurende ten minste dertien maanden was tewerkgesteld.

Vanaf de dertiende maand tewerkstelling kan de resterende helft van het aantal jaren dienst al dan niet gedeeltelijk of volledig worden aangerekend.

Indien het resultaat van de deling, bij de berekening van de helft van het aantal jaren dienst bedoeld in de artikelen 3 en 4, een breuk is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.

c)   Opmerking:

Het Arbeidshof van Brussel sprak zich in een arrest van 20 april 2012 uit over de interpretatie van het begrip "instelling van een andere aard".

Volgens het Hof zijn de "instellingen van dezelfde aard of een andere aard "de instellingen of diensten die bedoeld worden in het toepassingsgebied van het Paritair Comité" voor gezondheidsinstellingen en -diensten.

In het besproken arrest eist een werkneemster van een kinderopvang (PC 331) een overname van anciënniteit die ze bij een inrichting van Bijzonder Jeugdzorg (PC 319) had verworven.  Volgens het Hof is een inrichting van Bijzondere Jeugdzorg die onder het Paritair Comité 319 ressorteerd geen instelling van een andere aard zoals bedoeld wordt in de CAO voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.  De vordering om de anciënniteit over te nemen, werd afgewezen.

Onder instelling van dezelfde aard verstaat men bv ander kinderdagverblijf of dienst voor opvanggezinnen.

Onder instelling van een andere aard verstaat men bv kinderdagverblijf en centra voor geestelijke gezondheidszorg.

C. Praktische voorbeelden

Aanwerving op 1 december 1994.

1)   Geen vroegere tewerkstelling in een instelling van dezelfde aard of in een instelling van een andere aard

·       Anciënniteit op het ogenblik van de aanwerving: 0.

·       Voor de toepassing van de loonschalen moet de werkgever rekening houden met het aantal volledige jaren prestatie in zijn instelling.

2)   Eerdere tewerkstelling in een andere instelling van dezelfde aard

*     Arbeidsonderbreking > 1 jaar:     zie voorbeeld punt 3 (wordt gelijkgesteld met een eerdere tewerkstelling in een instelling van een andere aard).

*     Arbeidsonderbreking < 1 jaar en ten minste 13 maanden dienst in een instelling van dezelfde aard.

a)   Eerdere tewerkstelling van 2 jaar.

·       Eerste drie maanden: loonschaal anciënniteit 0.

·       Vanaf de 4de tot en met de 12de maand: samenvoeging van de helft van het aantal dienstjaren in de vorige instelling (2 jaar: 2 = 1 jaar) met de overeenstemmende loonschaal (0 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 1 jaar.

·       Vanaf de 13de maand, samenvoeging van de anciënniteit verworven bij de huidige werkgever (1 jaar) met de helft van de anciënniteit verworven in de vorige instelling (1 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 2 jaar.

b)   Eerdere tewerkstelling van 14 maanden.

·       Oplossing zoals in a) maar met de volgende afrondingsregel vanaf de 4de maand:

Aangezien de helft van de dienstjaren 7 maanden bedraagt en dat 7/12 een breuk is, dient men het resultaat af te ronden op 1.

3)   Eerdere tewerkstelling in een instelling van een andere aard of in een instelling van dezelfde aard met een onderbreking van één jaar of meer

·       Wij herinneren eraan dat een tewerkstelling van minstens 13 maanden vereist is voor de toepassing van deze regel.

·       Eerdere tewerkstelling van 2 jaar.

·       Eerste zes maanden: loonschaal anciënniteit 0.

·       Vanaf de 7de tot en met de 12de maand: samenvoeging van de helft van het aantal dienstjaren in de vroegere instelling (2 jaar: 2 = 1 jaar) met de overeenstemmende loonschaal (0 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 1 jaar.

 ·       Vanaf de 13de maand, samenvoeging van de anciënniteit verworven bij de huidige werkgever (1 jaar) met de helft van de anciënniteit verworven in de vorige instelling (1 jaar).

Resultaat: loonschaal anciënniteit 2 jaar.

D. CAO van 11/03/2019

Toepassingsgebied

Deze bepalingen zijn van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de organisatoren van kinderopvang voor baby's en peuters die vergund zijn door de bevoegde instelling van de Vlaamse Gemeenschap en ressorteren onder het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector.

Toepassing artikel 15 van de CAO van 28 februari 2001

Vanaf fase 3 tot en met fase 7 (op 1 december 2018 bevinden we ons in fase 3 van het harmoniseringsproces) vinden volgende bepalingen uit volgende CAO's toepassing op de werknemers van de organisatoren

- gesubsidieerd in toepassing van artikel 8 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang voor baby's en peuters (BS 15/06/2012)

- en gesubsidieerd in toepassing van artikel 59 §2, tweede lid, 3° fase 3 t.e.m. 7° fase 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22/11/2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters (BS 13/01/2014), laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 30/11/2018

  • artikel 15 (anciënniteit) van de CAO van 28/02/2001 betreffende de loonvoorwaarden in uitvoering van het Vlaamse Intersectoraal Akkoord (nr. 58037/CO/305.02 - KB 11/11/2002 - BS 06/01/2003) overgenomen door het PC 331 door de bijzondere CAO van 16/10/2007 (nr. 85879/CO/331 - KB 29/06/2008 - BS 03/09/2008) gewijzigd bij de CAO van 03/12/2007 (nr. 86248/CO/331 - KB 12/08/2008 - BS 24/09/2008) en de CAO van 10/02/2014 betreffende de actualisering van de loonvoorwaarden (nr. 132068/CO/331 - KB 12/12/2016 - BS 26/01/2017)

======>  "De opgebouwde anciënniteitsrechten blijven behouden.  Voor nieuwe aanwervingen vanaf 1 januari 2001 wordt rekening gehouden met de periode gedekt door een arbeidsovereenkomst in de diverse deelsectoren als genoemd in het Vlaams intersectoraal voorakkoord voor de social-profitsectoren (zie bijlage IV). 

Bijlage IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001

  • Sectoren onder de bevoegdheid van minster Vogels

    - Maatschappelijk opbouwwerk

    - Algemeen welzijnswerk

    - Gezinszorg (privaat en openbaar)

    - Centra voor ontwikkelingsstoornissen

    - Centra voor integrale gezinszorg

    - RVT-ROB

    - Bijzondere jeugdzorg

    - Integratiecentra

    - Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (privaat en openbaar)

    - Diensten voor private gezinsplaatsing

    - Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning

    - Vertrouwenscentra kindermishandeling

    - Ambulante en residentiële voorzieningen uit de gehandicaptenzorg

    - Geestelijke gezondheidszorg

    - Beschutte werkplaatsen (omkaderd personeel, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald)

    - Revalidatiecentra

    Sectoren onder de bevoegdheid van Minister Anciaux

    De sectoren, vallend onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, en ressorterend onder de bevoegheden van Minister Anciaux

    - Verenigingen

    - Landelijke migrantenverenigingen

    - Instellingen

    - Erkende diensten

    - Landelijk georganiseerd jeugdwerk

    - Deeltijdse vorming

    - Amateuristische kunstbeoefening

    - Volkscultuur

    - Archief en documentatiecentra

    - De Rand van Brussel

    - Koepels

    - Culturele centra, V.Z.W.

    - Steunpunten

    Sector onder de bevoegdheid van Minister Landuyt

    - Sociale werkplaatsen."

 

Werknemers die lonen, haard- of standplaatstoelage en eindejaarspremie in uitvoering van de artikelen 5 tot en met 9 van de CAO van 22 december 2014 (fase 3 tot en met 7) ontvangen, hebben gedurende een overgangsperiode van 6 maanden vanaf  11 maart 2019 de mogelijkheid om hun tewerkstelling en relevante anciënniteit bij eerdere werkgevers aan te tonen.

Duur van de CAO

Deze bepalingen hebben uitwerking met ingang van 1/12/2018 en zijn gesloten voor onbepaalde tijd.

Convention collective de travail applicable: (pour lire le texte intégral, cliquez sur le n° d'enregistrement).

Date CCT
11/03/2019
N° d'enregistrement
151287
Début de validité
01/12/2018
Fin validité
-
Date de dépôt
03/04/2019
Date d'enregistrement
08/04/2019
Sujet
conditions de travail et de rémunération dans l'accueil autorisé de bébés et bambins
MB Avis Dépôt
10/05/2019
Force obligatoire
-
CCT rendue obligatoire par Arrêté Royal du
23/06/2019
Publié au Moniteur Belge du
22/07/2019
Mots clés
SALAIRES, PRIME DE FIN D'ANNÉE, TRAVAILLEURS AGÉS-EXCL.PENSIONS COMPL, PRÉPENSION(RCC), CRÉDIT-TEMPS, CCT PARTICULIÈRE EN CAS DE MODIFICATION DE LA COMPÉTENCE D'UNE CP

Date CCT
22/12/2014
N° d'enregistrement
127324
Début de validité
01/01/2014
Fin validité
-
Date de dépôt
13/01/2015
Date d'enregistrement
09/06/2015
Sujet
convention collective du travail particulière relative aux conditionsde travail et de rémunération
MB Avis Dépôt
17/06/2015
Force obligatoire
-
CCT rendue obligatoire par Arrêté Royal du
06/11/2016
Publié au Moniteur Belge du
06/12/2016
Mots clés
SALAIRES, TRAVAIL EN ÉQUIPE ET DE NUIT, TRAVAIL PENDANT LE WEEKEND ET LES JOURS FÉRIÉS, PRIME DE FIN D'ANNÉE, PRIME D'ANCIENNETÉ, PRIME DE DÉPART, PENSIONS COMPÉMENTAIRES ET ASSURANCES GROUPES, INDEMNITÉS POUR FRAIS DE DÉPLACEMENT, CLASSIFICATION DES FONCTIONS, RÉDUCTION DE LA DURÉE DE TRAVAIL, JOUR DE CONGÉ PAYÉ (PAS DE JOUR RTT OU DE COMPENSATION) ET JOUR FERIÉ, MODALITÉS DE LA DURÉE DE TRAVAIL, TRAVAIL À TEMPS PARTIEL, INTERRUPTION DE CARRIÈRE, CRÉDIT-TEMPS/DIMINUTION DE CARRIÈRE, EMPLOI FIN DE CARRIÈRE, CONGÉ POUR RAISONS IMPÉRIEUSES, CONGÉ PARENTAL ET CONGÉ POUR DES RAISONS PERSONNELLES, RECRUTEMENT, FORMATION (EXCL. FORMATION SYNDICALE), TRAVAILLEURS AGÉS-EXCL.PENSIONS COMPL, PRÉPENSION(RCC), CRÉDIT-TEMPS, GROUPES À RISQUE, MARIBEL SOCIAL, MALADIE/ACCIDENT/DÉCÈS, PRÉPENSION, RÉGIME DE CHÔMAGE AVEC COMPLÉMENT D'ENTREPRISE (RCC), PRÉAVIS/LICENCIEMENT, LICENCIEMENT DES TRAVAILLEURS PROTÉGÉS, DÉLÉGATION SYNDICALE, FORMATION SYNDICALE, PRIME SYNDICALE, FONDS DE SÉCURITÉ D'EXISTENCE, FONDS SOCIAUX, AUTRE QUE LES FONDS DE SÉCURITÉ D'EXISTENCE, FONCTIONNEMENT AU SEIN DE L'ENTREPRISE/DES ORGANES DE CONCERTATION, CCT PARTICULIÈRE EN CAS DE MODIFICATION DE LA COMPÉTENCE D'UNE CP

Historique
01/12/2018 31/12/2999 04010303 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming - Vergunde kinderopvang - Trap 2B
01/04/2014 30/11/2018 04010303 Berekening van de anciënniteit bij de indienstneming - Vergunde kinderopvang - Trap 2B