Naar een nieuwe (Europese) vakantieregeling


57081

België werd recentelijk door de Europese Commissie in gebreke gesteld voor de niet-correcte toepassing van de regels omtrent betaalde jaarlijkse vakantie. De Belgische vakantiewetgeving in de privé-sector maakt een onderscheid tussen vakantiedienstjaar en vakantiejaar. Het vakantiedienstjaar is het jaar waarin de prestaties worden verricht die in het daaropvolgende vakantiejaar recht geven op vakantie. In de praktijk heeft de werknemer in zijn eerste werkjaar dus geen recht op betaalde vakantie.

Volgens de Europese Commissie blijft België in gebreke de richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd om te zetten in nationale wetgeving. Volgens deze richtlijn heeft de werknemer reeds vanaf het eerste werkjaar recht op vakantie. België moet tegen 24 april 2012 zijn internationale verplichtingen op dit vlak nakomen.

Op 30 maart 2012 verscheen de wet diverse bepalingen van 29 maart 2010 in het Belgische Staatsblad. De Belgische wetgever probeert hiermee niet alleen de Belgische wetgeving inzake jaarlijkse vakantie te rijmen met de Europese wetgeving, bovendien voorziet deze wet, in navolging van het advies van de Raad voor de vakantiewetgeving, in een aanvulling van een nieuwe regeling “Europese” vakantie om vaste werknemers uit de privésector toe te laten vlugger gebruik te kunnen maken van de opgebouwde vakantierechten. Omdat er geen inwerkingsdatum vermeld staat in de wet, wordt deze regeling geacht in werking te treden  de tiende dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, namelijk 9 april 2012. De wet is wel vaag en bovendien is het nog wachten op uitvoeringsbesluiten die de praktische uitvoeringsmodaliteiten bepalen.

Hoe ziet de Europavakantie eruit ?

Naast de reguliere, bestaande vakantierechten wordt een aanvullend vakantierecht van één week per drie maanden prestatie toegekend. Deze aanvullende “Europese” vakantie zal het mogelijk maken dat werknemers effectief vakantie kunnen opnemen in de loop van hetzelfde kalenderjaar als dat waarin ze prestaties geleverd hebben, in verhouding tot die prestaties, wanneer de duur van hun vakantie, berekend in functie van de prestaties van het voorgaande dienstjaar, lager is dan de vakantieduur berekend in functie van de prestaties van het lopende jaar.

Het recht op Europese vakantie en op “Europees” vakantiegeld mag slechts uitgeoefend worden vanaf het ogenblik waarop de tewerkstellingsperiodes in een kalenderjaar minstens gelijk zijn aan drie maanden. Daarmee kan ook het normale recht op een ononderbroken vakantieperiode van minstens één week in de loop van het prestatiejaar gegarandeerd worden. Voor de berekening van de drie maanden wordt, ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst rekening gehouden met de totaliteit van de tewerkstellingsperiodes in het betrokken kalenderjaar. Zodra de werknemer een totaal van drie maanden aan prestaties binnen het kalenderjaar bereikt, mag hij aan het einde van deze periode van drie maanden zijn recht op “Europese” vakantie van één week opnemen.

Bovendien bestaat de mogelijkheid dat de werknemer zijn recht op “Europese” vakantie aanvraagt na uitputting van zijn normale vakantiedagen in functie van de prestaties van het voorgaande vakantiedienstjaar, dit met behoud van normaal loon (enkelvoudig vakantiegeld). Dit enkelvoudig vakantiegeld zal evenwel beschouwd worden als een vervroegde uitbetaling van een deel van het normaal opgebouwde recht op vakantiegeld. De door de nieuwe regelingen toegekende vakantiedagen worden ook op dezelfde wijze als de wettelijke vakantiedagen gelijkgesteld met arbeidsprestaties. Zoals we verder zullen zien zullen de modaliteiten van de verrekening van dit vakantiegeld enkele vragen oproepen.

Ten slotte zal deze nieuwe regeling geen afbreuk doen aan de bestaande regelingen van de jeugd- en seniorenvakantie. De betrokken werknemers krijgen voor eenzelfde jaar de keuze tussen deze regelingen en de “Europese” vakantie.

De nieuwe regeling roept wel een aantal vragen op, o.a:

  • Zal een voltijds tewerkgestelde werknemer die na een jaar deeltijds tijdskrediet het werk terug voltijds hervat ook recht hebben op Europavakantie aangezien hij geen volledige vier weken vakantie zal genieten?
  • Bepaalde inactiviteit- en schorsingsperiodes genieten in de Belgische vakantiewetgeving geen gelijkstelling of een gelijkstelling beperkt in duur (bvb. ziekte, max. 1 jaar gelijkstelling). Moet hier Europavakantie toegekend worden?
  • Zelfs tijdens het kalenderjaar van activiteits(her)aanvatting voorziet de Belgische “Europavakantieregeling” niet altijd in een recht op de vier volle weken jaarlijkse vakantie aangezien niet-volle blokken van drie maanden activiteit “afgekapt” worden. Nochtans heeft iedereen recht op jaarlijkse vakantie.
  • Wat met een verandering van werkgever? Zal een werknemer die zijn aanvullende vakantie bij een ex-werkgever niet volledig heeft opgebruikt, deze aanvullende vakantie kunnen verder opnemen bij zijn nieuwe werkgever?
  • Een laatste punt betreft de aftrek van het vakantiegeld, toegekend aan het begin of bij de hervatting van de activiteit. Deze aftrek wordt uitgevoerd op het gedeelte van het wettelijk vakantiegeld dat niet overeenstemt met het normale loon voor de vakantiedagen. De Koning bepaalt wanneer de aftrek gebeurt, het bedrag en de duur ervan. Ook hier zal een uitvoeringsbesluit soelaas moeten bieden doch is het niet ondenkbaar dat dit vakantiegeld na aftrek een negatief saldo zal geven.

We kunnen alvast maar hopen dat de betrokken actoren (werkgevers en hun, sociale secretariaten en de vakantiekassen) reeds klaar zijn om zich met dit nieuw systeem in te laden en dat de inbreukprocedure tegen België niet wordt verdergezet.

Wij houden u alleszins op de hoogte...