Arbeidstijd in het medisch korps eindelijk geregeld


49593

Een wet van 12 december 2010 regelt voortaan de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.

Tot op heden bestond er voor deze categorieën geen wettelijk kader, aangezien zij expliciet werden uitgesloten uit de arbeidswet. Op Europees vlak bestond er een Richtlijn 2003/88 die de arbeidstijd vastpinde op 48 uren gemiddeld per week. België had tot op heden verzuimd om deze richtlijn om te zetten in zijn rechtsorde. Met de hier besproken wet komt daar nu verandering in. Wij overlopen de belangrijkste punten van deze wet. 

Toepassingsgebied

De nieuwe wet is van toepassing op:

  • de geneesheren en tandartsen die aan de voorwaarden voldoen van het KB nr. 78 van 10 november 1967 en die gezondheidsprestaties verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst of in statutair verband;
  • dierenartsen, zoals omschreven in de wet van 28 augustus 1991, die gezondheidsprestaties verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst of in statutair verband;
  • kandidaat-geneesheren in opleiding die gezondheidsprestaties verrichten in het kader van hun opleiding;
  • kandidaat-tandartsen in opleiding die gezondheidsprestaties verrichten in het kader van hun opleiding;
  • studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.

Deze wet is niet van toepassing  op:

  • Personen die tewerkgesteld zijn door het Rijk, de provincies, de gemeenten of binnen de openbare instellingen die er onder ressorteren, of binnen de instellingen van openbaar nut. Uitzondering: de wet telt wel voor het personeel dat tewerkgesteld is via instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
  • Militair personeel;
  • Personen die een leidende functie uitoefenen, zoals omschreven in de Europese reglementering.

Grenzen van de arbeidsduur

De wekelijkse arbeidsduur mag niet meer bedragen dan gemiddeld 48 uren over een referteperiode van 13 weken. Bovendien geldt een absolute grens van 60 uren tijdens elke arbeidsweek. Deze grens van 60 uren kan slechts overschreden worden in de volgende gevallen:

  • arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
  • arbeid die door een onvoorzienbare noodzakelijkheid wordt vereist, op voorwaarde dat de bevoegde ambtenaar hiervan op de hoogte wordt gebracht.

Werkperiode

De duur van elke werkperiode bedraagt maximaal 24 uren, behoudens de volgende uitzonderingsgevallen:

  • arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeva;l
  • arbeid die door een onvoorzienbare noodzakelijkheid wordt vereist, op voorwaarde dat de bevoegde ambtenaar hiervan op de hoogte wordt gebracht.

Elke arbeidsprestatie tussen 12 en 24 uren moet gevolgd worden door een rustperiode van minimum 12 opeenvolgende uren. Voor de kandidaat-geneesheren en kandidaat-tandartsen in opleiding worden de uren verplicht wetenschappelijk werk meegeteld als arbeidstijd (dit voor maximum 4 uren per week waarvan 2 uren op de werkplek).

Vrijwillig wachtsysteem

Bovenop de absolute grens van 60 uur kan een bijkomende arbeidstijd van maximum 12 uren per week worden gepresteerd om onder meer elk type wachtdienst te verzekeren op de werkplek.

Deze bijkomende prestaties kunnen slechts verricht worden na een akkoord tussen de betrokken partijen. Dit akkoord moet schriftelijk worden vastgelegd vóór de aanvang van de prestatie.

Het akkoord mag op elektronische wijze worden vastgelegd, maar het document moet wel gescheiden zijn van het geschrift dat de arbeids- of opleidingsrelatie vaststelt. Het moet bovendien het aanvullend loon vermelden dat verbonden is aan de bijkomende uren.

De werkgever moet het akkoord 5 jaren bewaren op de werkplek. Iedere partij kan dit akkoord beëindigen door een schriftelijk betekende opzegging van een maand.

Verder schrijft de wet ook uitdrukkelijk voor dat werknemers die geen bijkomende arbeidstijd willen presteren, niet benadeeld mogen worden. 

Register

De werkgever moet op de werkplek een register bijhouden dat de door de werknemers geleverde dagelijkse prestaties chronologisch bijhoudt. Dit register mag eveneens op elektronische wijze worden bijgehouden.

Toezicht

De sociale inspecteurs houden toezicht op de naleving van de nieuwe wet. Dit zal in de toekomst gebeuren volgens de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek. Zolang dit Sociaal Strafwetboek nog niet in voege is, gelden de strafbepalingen uit de arbeidswet en de ‘wet administratieve geldboeten’.

In werkingtreding

De wet van 12 december 2010 treedt in werking op 1 februari 2011.