Bedrijfswagens en georganiseerd collectief vervoer


57665

In zijn  FAQ-rubriek geeft de fiscus verduidelijkingen over de berekeningswijze van het voordeel van alle aard met betrekking tot het georganiseerd collectief vervoer.

We herhalen hieronder nog eens de reglementering terzake.

Fiscaal aspect :

Vanaf 1 januari  2012 is het voordeel in natura dat ontstaat door de terbeschikkingstelling van een voertuig door de werkgever niet langer gebaseerd op het aantal afgelegde kilometer in de woon-werkverplaatsingen.

Tot dan werden de gezamenlijk afgelegde kilometers afgetrokken van het voordeel in natura.

Aangezien het aantal afgelegde kilometers uit de berekeningsformule werd gelicht, verdwijnt ook de vrijstelling van de collectief afgelegde kilometers.

De regels voor het uitsplitsen van het voordeel in functie  van de verschillende gebruikswijzen van het voertuig (individuele verplaatsingen woon-werk en georganiseerd vervoer woon-werk) zoals zij bestonden voor de invoering van de nieuwe regels, mogen dus niet meer toegepast worden.

De fiscus heeft dan ook via zijn FAQ-rubriek gereageerd op de algemeen heersende onzekerheid.

De fiscus zegt dat het voordeel dat  voor de werknemer-chauffeur ontstaat door het gebruik van de bedrijfswagen op het volledige traject woon-werk (dus met inbegrip van het trajectdeel van de individuele woon-werkverplaatsing) en dat wordt afgelegd met het « georganiseerd collectief vervoer », vrijgesteld is als sociaal voordeel voor zover een aantal voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :

  •  enerzijds moet de werkgever de gebruiksregels en –wijzen van het collectief vervoer bepalen  en anderzijds toezien op het gebruik ervan door de werknemers. Bovendien moeten de gebruiksregels van het georganiseerd collectief vervoer alsook de voorwaarden in verband met de vergoedingen, vastgelegd worden in een collectieve overeenkomst of in schriftelijke individuele overeenkomsten tussen de werkgever of de groep van werkgevers en elke werknemer;
  •   het aandeel van carpooling (zijnde het traject  van de woon- naar de werkplaats door verscheidene personen  samen afgelegd in één en dezelfde wagen ) in het  totale traject woon- werkplaats, moet essentieel zijn. Concreet wil dat zeggen dat carpooling in het totale traject woon-werkplaats, voor de werknemer chauffeur minstens 80 % moet bedragen;
  •  bovendien mag het betreffende voertuig niet worden gebruikt voor loutere privéverplaatsingen.

In alle andere gevallen wordt er gesteld dat carpooling met een wagen van de werkgever, geen georganiseerd collectief vervoer is voor de werknemer-chauffeur zodat de vrijstelling als sociaal voordeel niet kan worden toegepast. In dat geval zal een voordeel van alle aard moeten worden opgelegd.

De nieuwe richtlijn kritisch bekeken :

De omzendbrief Ci.RH.241/550.265 van 18 juli 2002 regelt de kwestie van het georganiseerd collectief vervoer. Deze omzendbrief bepaalt de voorwaarden die moeten vervuld zijn om carpooling als georganiseerd collectief vervoer te beschouwen.

Maar, in zijn FAQ-rubriek stelt de fiscus andere voorwaarden en lijkt hij de zienswijze van de RSZ bij te treden.

Immers :

Carpooling wordt beschouwd als georganiseerd collectief vervoer (G.C.V.) als de onderstaande voorwaarden vervuld zijn:

 

Omzendbrief Ci.RH.241/550.265 van  18 juli 2002  FAQ
  • het gemeenschappelijk vervoer moet georganiseerd zijn door de werkgever of door een groep van werkgevers. Dat houdt in dat de werkgever de GCV-regels moet vastleggen in een reglement dat voor de onderneming wordt opgesteld, dat hij de gebruikswijze van het GCV moet beheren en toezien op het gebruik door de werknemers;

 

  • bovendien moeten de gebruiksregels van het georganiseerd collectief vervoer alsook de voorwaarden in verband met de vergoedingen, vastgelegd worden in een collectieve overeenkomst of in schriftelijke individuele overeenkomsten tussen de werkgever of de groep van werkgevers en elke werknemer
  • carpooling wordt uitsluitend als GCV beschouwd voor de kilometers die minstens door twee werknemers samen worden afgelegd;

 

  • het aandeel van carpooling (zijnde het traject  van de woon- naar de werkplaats door verscheidene personen  samen afgelegd in één en dezelfde wagen) in het  totale traject woon- werkplaats, moet essentieel zijn. Concreet wil dat zeggen dat carpooling in het totale traject woon-werkplaats, voor de werknemer chauffeur minstens 80 % moet bedragen;
  •  bovendien mag het betreffende voertuig niet worden gebruikt voor loutere privéverplaatsingen.

 

 

Dit leidt tot verwarring in de toepassing van deze nieuwe richtlijn, in het bijzonder omdat de nieuwe richtlijn voortvloeit uit een FAQ en niet uit een omzendbrief. Er is dus geen wettelijk grondslag.

Het blijft afwachten of deze richtlijn in de toekomst zal worden bevestigd door een omzendbrief. Wij houden u op de hoogte.

Sociaal aspect

Wanneer verscheidene werknemers samen naar het werk gaan dan wordt de wagen feitelijk gebruikt voor collectief vervoer. In dat geval zal de CO2 - taks slechts niet verschuldigd zijn als bepaalde voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn:

  • Het vervoersysteem van de werknemers is overeengekomen door de sociale partners (anders gezegd, het moet het voorwerp zijn  van een CAO gesloten in de onderneming of in de sector of van een andere regeling overeengekomen tussen de werkgever en de werknemers).
  • Als er gebruik wordt gemaakt van een voertuig voor goederenvervoer (voertuig van categorie N1 = trekkers en lichte vrachtwagens van maximum 3,5 ton), dan moeten er naast de bestuurder minstens 2 andere werknemers van de onderneming aanwezig zijn in het voertuig gedurende minstens 80 % van de afstand van de woonplaats van de bestuurder tot de plaats van tewerkstelling. Als het gebruikte voertuig twee plaatsen heeft of indien de voor personenvervoer bestemde ruimte slechts een zitbank heeft  of een rij stoelen,  dan is het voldoende dat er naast de bestuurder, minstens één andere werknemer van de onderneming meerijdt over minstens 80 % van het bovengenoemde traject.
  • Als er gebruik wordt gemaakt van een voertuig dat bestemd is voor personenvervoer (voertuig van het  type M1 = breaks, minibus, wagens ), dan moet het voertuig gewoonlijk naast de stoel van de bestuurder, nog minstens vijf en hoogstens acht plaatsen bieden. Vervolgens moeten er minstens drie andere werknemers van de onderneming meerijden over minstens 80 % van de afstand tussen de woonplaats van de bestuurder en de plaats van tewerkstelling.
  • Vervolgens is het ook nodig dat het voertuig in de onderneming geboekt staat als bestemd voor het collectief vervoer van de werknemers.
  • De werkgever moet het bewijs leveren dat er geen ander privégebruik van dit voertuig is.