Betere bescherming van het vaderschapsverlof


52547

Twee wetten van 11 juni 2011, in werking getreden op 30 juli 2011, zorgen ervoor dat vaders beter beschermd worden tegen ontslag: 

  1. de ene regelt de ontslagbescherming van het vaderschapsverlof (wet van 11 juni 2011 tot wijziging van de wetgeving wat de bescherming van het vaderschapsverlof betreft, BS 20 juli 2011); 
  2. de andere regelt de ontslagbescherming bij omzetting van moederschapsverlof in vaderschapsverlof (wet van 11 juni 2011 tot wijziging van de arbeidswet van 16 maart 1971 in verband met de bescherming tegen ontslag in geval van omzetting van moederschapsverlof in vaderschapsverlof).

1. De ontslagbescherming bij vaderschapsverlof

Ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind, heeft de vader recht op een vaderschapsverlof van 10 dagen. De eerste 3 dagen van het vaderschapsverlof moeten door de werkgever betaald worden. Daartoe moet de werknemer de werkgever voorafgaandelijk informeren over de bevalling. In de loop van de 7 volgende dagen, ontvangt de werknemer een uitkering ten laste van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Door de wet van 11 juni 2011 mag de vader tijdens het vaderschapsverlof niet worden ontslagen door de werkgever, behalve om redenen die vreemd zijn aan het vaderschapsverlof. De werkgever draagt de bewijslast van deze redenen. De bescherming tegen ontslag ontstaat vanaf het ogenblik van de schriftelijke verwittiging aan de werkgever en eindigt 3 maanden na die kennisgeving.

Indien de reden die wordt aangehaald ter staving van het ontslag verband houdt met het vaderschapsverlof of bij ontstentenis van reden, zal de werkgever aan de werknemer in geval van ontslag een forfaitaire beschermingsvergoeding moeten betalen gelijk aan het brutoloon voor 3 maanden.

De beschermingsvergoeding is verschuldigd onverminderd de opzeggingsvergoeding die aan de werknemer wordt betaald wegens de verbreking van de arbeidsovereenkomst. De beschermingsvergoeding in geval van vaderschapsverlof is niet verschuldigd wanneer de werknemer een vergoeding ontvangt in het kader van een bijzondere beschermingsprocedure tegen ontslag (tijdskrediet, willekeurig ontslag, ...)

2. De ontslagbescherming bij omzetting van moederschapsverlof in vaderschapsverlof

Bij het overlijden of de hospitalisatie van de moeder gedurende de periode van moederschapsrust kan de vader op zijn verzoek vaderschapsverlof nemen om de opvang van het kind te verzekeren. 

De vader mag tijdens deze periode niet worden ontslagen door de werkgever, behalve om redenen die vreemd zijn aan het vaderschapsverlof. De werkgever draagt de bewijslast van deze redenen. De bescherming tegen ontslag ontstaat vanaf het ogenblik van verwittiging door de werknemer van de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof.

De wet van 11 juni 2011 zorgt ervoor dat de ontslagbescherming voortaan één maand na het einde van het vaderschapsverlof eindigt. 

Indien de reden die wordt aangehaald ter staving van het ontslag verband houdt met het vaderschapsverlof of bij ontstentenis van reden, zal de werkgever aan de werknemer in geval van ontslag een forfaitaire beschermingsvergoeding moeten betalen. Vroeger was deze vergoeding gelijk aan het brutoloon voor 3 maanden. De nieuwe wet trekt deze vergoeding op tot 6 maanden loon.

De beschermingsvergoeding is verschuldigd onverminderd de opzeggingsvergoeding die aan de werknemer wordt betaald wegens de verbreking van de arbeidsovereenkomst.