Extra wettelijke kinderbijslag en grensbedrag opgelegd door de RSZ: wat zegt de rechtspraak?

Van 
83125

In een recent arrest heeft het Arbeidshof van Luik zich uitgesproken over het sociaal statuut (= sociale bijdragen) van extra wettelijke kinderbijslag toegekend aan slechts één werknemer en over het grensbedrag dat door de RSZ wordt opgelegd.

In het gamma van de alternatieve verloning bestaat voor de werkgever de mogelijkheid een aanvulling op de wettelijke kinderbijslag toe te kennen. Deze aanvulling wordt verschillend behandeld op fiscaal en sociaal vlak.

1. Fiscale behandeling

Op fiscaal vlak worden de aanvullingen op de kinderbijslag beschouwd als voordelen van alle aard en dus belastbaar in hoofde van de werknemer. Aangezien deze aanvullende vergoeding niet is vrijgesteld, is het volledige bedrag voor de werkgever aftrekbaar als loon.

 2. Aspecten van de sociale zekerheid

Over het algemeen worden de vergoedingen die rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever worden betaald als een aanvulling op de voordelen betaald door de verschillende takken van de sociale zekerheid (met name de kinderbijslag) niet als loon beschouwd.

Dit betekent dat een extra wettelijke aanvulling op de kinderbijslag niet als loon moet worden beschouwd en dus niet aan RSZ onderworpen is, noch in hoofde van de werknemer, noch in hoofde van de werkgever.

Het beheerscomité van de RSZ heeft ter zake een grensbedrag vastgesteld waarboven deze aanvullende vergoedingen niet meer mogen worden beschouwd als uitgesloten van het loonbegrip. Dit grensbedrag is op dit ogenblik vastgesteld op 50 EUR per maand en per kind. Volgens de RSZ kan de grens van 50 EUR ook op jaarbasis worden gewaardeerd (hetzij maximum 600 EUR per jaar).

2.1. Onderscheid tussen de werknemers: welke impact op de sociale vrijstelling?

In een artikel van 14 april 2016 deelden we u het standpunt van het Hof van Cassatie mee. Om van het loonbegrip te worden uitgesloten, volstaat het dat het gaat om een aanvulling op een wettelijk socialezekerheidsvoordeel (hier de kinderbijslag). De wettekst die deze uitsluiting bepaalt, legt geen andere voorwaarde op.

Een aanvulling op de wettelijke kinderbijslag is bijgevolg uitgesloten van het loonbegrip (en dus niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen), zelfs als deze aanvullende vergoeding voorbehouden is voor bepaalde werknemers en dit discriminatie tot gevolg zou kunnen hebben.

Het Arbeidshof van Luik heeft dit standpunt bevestigd. Een eventuele discriminatie bij dergelijke toekenning heeft geen invloed op het loonkarakter van het betreffende voordeel. In casu kende de werkgever deze aanvulling toe aan één werknemer (trouwens de enige in zijn categorie).

2.2. Bedrag opgelegd door de RSZ: oordeel van de rechtspraak

Sinds enkele jaren bestaat er in de rechtspraak een strekking die het door de RSZ opgelegde grensbedrag niet volgt om te bepalen of aanvullende kinderbijslag al dan niet als loon moet worden beschouwd.

In 2014 heeft het Arbeidshof van Luik een vonnis van de Arbeidsrechtbank van Luik bevestigt dat de administratieve handelwijze van de RSZ inzake extra wettelijke kinderbijslag had verworpen waarbij  het bedrag van het van bijdragen vrijgestelde voordeel werd begrensd tot 50 EUR per maand en per kind. De rechtbank was van oordeel dat de RSZ zich baseerde op een louter interne beslissing die niet wettelijk afdwingbaar is. Het Hof is hierin gevolgd en heeft vastgesteld dat geen enkel wettelijk voorschrift een bedrag bepaalt waarboven het voordeel als loon moet worden beschouwd. Bij gebrek aan wettelijke bepaling heeft deze handelwijze geen enkele bindende waarde in het rechtssysteem.

In 2015 heeft het Arbeidshof van Brussel geoordeeld dat de sociale rechtbanken bij stilzwijgen van de wet niet de bevoegdheid hadden om de vrijgestelde voordelen te beperken. Er is namelijk geen wettelijke grens voorzien. Deze rechtbanken zouden hooguit het onrechtmatig gebruik van de mogelijkheid om aanvullende voordelen toe te kennen, kunnen bestraffen. In casu betaalde de werkgever de oppas van zieke kinderen en de vakantiestages terug. Volgens het Hof wees niets erop dat het bedrag van de vrijgestelde kosten buitensporig of onredelijk was.

In 2016 wijst het Arbeidshof van Luik er nogmaals op dat de uitsluiting van deze vergoedingen (aanvullingen op een wettelijk socialezekerheidsvoordeel) uit het loonbegrip zonder beperking is geformuleerd. Dit type vergoeding moet bestemd zijn om het verlies van arbeidsinkomsten of de verhoging van kosten veroorzaakt door het zich voordoen van een van de risico’s die door de verschillende takken van de sociale zekerheid worden gedekt, te compenseren. In casu had de werkgever 250 EUR per maand toegekend voor drie kinderen (3 x 83 EUR). Volgens het Hof blijft dit bedrag lager dan de wettelijke kinderbijslag. Het toegekende bedrag is dan ook niet onredelijk of buitensporig. Het Hof oordeelt bijgevolg dat deze bovenwettelijke kinderbijslag geen loonkarakter heeft en dus niet onderworpen is aan de betaling van sociale bijdragen.

Wat onthouden uit wat voorafgaat?

De rechtspraak is van oordeel dat een eventuele discriminatie bij de toekenning van aanvullende voordelen op de wettelijke kinderbijslag geen impact heeft op de uitsluiting ervan uit het loonbegrip (buiten de duidelijke en beperkende criteria van de antidiscriminatiewetgeving). Bovendien is er in diezelfde rechtspraak een duidelijke strekking om het door de RSZ bepaalde grensbedrag niet te volgen bij stilzwijgen van de wet over dergelijke grensbedrag.

Mis de volgende editie van ons volledig naslagwerk over alternatieve verloning niet. De versie 2017 is  weldra beschikbaar!

Bronnen: Arbeidshof Luik, 21 maart 2014, R.G. 2013/AL/201; Arbeidshof Brussel, 20 mei 2015, R.G. 2013/AB/936; Arbeidshof Luik (afd. Namen),6 december 2016, R.G. 2015/AN/168.