Extralegale kinderbijslag toegekend aan bepaalde werknemers: een probleem?

Van 
78234

In een recent arrest heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over het sociaal statuut (= RSZ-bijdragen) van extralegale kinderbijslag die enkel aan bepaalde werknemers wordt toegekend.

In het gamma van de alternatieve verloning bestaat voor de werkgever de mogelijkheid om een aanvulling op de wettelijke kinderbijslag toe te kennen. Deze aanvulling wordt verschillend behandeld op fiscaal en sociaal vlak.

1. Fiscale behandeling

Op fiscaal vlak worden de aanvullingen op de kinderbijslag beschouwd als voordelen van alle aard en dus belastbaar in hoofde van de werknemer. Aangezien deze aanvullende vergoeding niet is vrijgesteld, is het volledige bedrag voor de werkgever aftrekbaar als loon.

2. Sociale zekerheid

Over het algemeen worden de vergoedingen die rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever worden betaald als een aanvulling op de voordelen betaald door de verschillende takken van de sociale zekerheid (met name de kinderbijslag) niet als loon beschouwd.

Dit betekent dat een extralegale aanvulling op de kinderbijslag niet als loon moet worden beschouwd en dus niet aan RSZ onderworpen is, noch in hoofde van de werknemer, noch in hoofde van de werkgever.

Het beheerscomité van de RSZ heeft ter zake een grensbedrag vastgesteld waarboven deze aanvullende vergoedingen niet meer mogen worden beschouwd als uitgesloten van het loonbegrip. Dit grensbedrag is op dit ogenblik vastgesteld op 50 EUR per maand en per kind. Volgens de RSZ kan de grens van 50 EUR ook op jaarbasis worden gewaardeerd (hetzij  maximum 600 EUR per jaar).

3. Onderscheid tussen de werknemers: welke impact op de sociale vrijstelling?

Het Hof van cassatie moest zich uitspreken over de sociale behandeling van extralegale aanvullingen op de kinderbijslag waarvan de toekenning aan voorwaarden onderworpen was.

In het betreffende geval kende de werkgever deze aanvullende vergoedingen toe, maar enkel aan werknemers die een bepaalde functie en een bepaalde anciënniteit hadden.

Volgens de RSZ hebben deze voorwaarden niets te maken met de toekenningsvoorwaarden voor wettelijke kinderbijslag. Het feit alleen dat de aanvulling op de kinderbijslag voorbehouden is voor werknemers met een bepaalde functie en een bepaalde anciënniteit toont aan dat dit voordeel geen aanvulling op de wettelijke kinderbijslag is maar een aanvullend loon voor het werk dat in de onderneming wordt uitgevoerd. Op dit voordeel zouden dan ook socialezekerheidsbijdragen verschuldigd moeten zijn.

Om het loonkarakter van de aanvullende vergoeding aan te tonen, baseerde de RSZ zich bovendien op de schending van het principe van objectieve en niet-discriminerende categorie.

Het Hof van cassatie heeft de argumentatie van de RSZ niet gevolgd. Om van het loonbegrip uitgesloten te worden, volstaat het dat het gaat om een aanvulling op een wettelijk socialezekerheidsvoordeel (hier de kinderbijslag) . De wettekst die deze uitsluiting bepaalt, legt geen andere voorwaarde op.

Een aanvulling op de wettelijke kinderbijslag is bijgevolg uitgesloten van het loonbegrip (en is dus niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen), zelfs indien deze aanvullende vergoeding voorbehouden is voor bepaalde werknemers en dit discriminatie tot gevolg zou kunnen hebben.

Mis de volgende editie van ons volledig naslagwerk over alternatieve verloning niet. De versie 2016 is  weldra beschikbaar!

Bron : H. cass., 15 februari 2016, S.14.0071/F1, http://jure.juridat.just.fgov.be