Fiscale maatregelen voor 2015

Van 
70285

Het Regeerakkoord van de Regering Michel I voorziet ook een aantal fiscale maatregelen die werkgevers kunnen aanbelangen. Een programmawet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 december 2014 bevat deze maatregelen. We overlopen deze maatregelen hieronder.

1. Verhoging van de forfaitaire aftrek voor beroepskosten op bezoldigingen van werknemers

Ter compensatie van de aangekondigde indexsprong kunnen werknemers die in hun belastingaangifte niet opteren om hun werkelijke beroepskosten te bewijzen, vanaf 2015 een hogere forfaitaire kostenaftrek genieten.

De geplande verhoging wordt in twee jaren doorgevoerd, namelijk in 2015 en 2016.

Inkomstenjaar 2014 - aanslagjaar 2015:

niet-geïndexeerde bedragen 

Inkomstenjaar 2014 - aanslagjaar 2015

Percentage  Inkomensgrenzen jaarbasis - schijf
 28,70 pct

 van 0 EUR tot 3.750 EUR

 10 pct

 van 3.750 EUR tot 7.450 EUR

 5 pct

 van 7.450 EUR tot 12.400 EUR

 3 pct

 boven 12.400 EUR

 Maximumbedrag forfaitaire beroepskosten: 2.592,50 EUR

geïndexeerde bedragen 

Inkomstenjaar 2014 - aanslagjaar 2015

Percentage  Inkomensgrenzen jaarbasis - schijf
 28,70 pct

 van 0 EUR tot 5.710 EUR

 10 pct

 van 5.710 EUR tot 11.340 EUR

 5 pct

 van 11.340 EUR tot 18.880 EUR

 3 pct

 boven 18.880 EUR

 Maximumbedrag forfaitaire beroepskosten: 3.950EUR

Inkomstenjaar 2015 - aanslagjaar 2016:

niet-geïndexeerde bedragen 

Inkomstenjaar 2015 - aanslagjaar 2016

Percentage

 Inkomensgrenzen jaarbasis - schiijf

29,35 pct

 van 0 EUR tot 3.775 EUR

 10,50 pct

 van 3.775 EUR tot 7.450 EUR

 8 pct

 van 7.450 EUR tot 12.700 EUR

 3 pct

 boven 12.700 EUR

 Maximumbedrag forfaitaire beroepskosten 2.676,25 EUR

 geïndexeerde bedragen 

Inkomstenjaar 2015 - aanslagjaar 2016

Percentage

 Inkomensgrenzen jaarbasis - schiijf

29,35 pct

 van 0 EUR tot 5.760 EUR

 10,50 pct

 van 5.760 EUR tot 11.380 EUR

 8 pct

 van 11.380 EUR tot 19.390 EUR

 3 pct

 boven 19.390 EUR

 Maximumbedrag forfaitaire beroepskosten 4.090 EUR

Inkomstenjaar 2016 - aanslagjaar 2017:

niet-geïndexeerde bedragen 

Inkomstenjaar 2016 - aanslagjaar 2017

Percentage

 Inkomensgrenzen jaarbasis - schijf

 30 pct

 van 0 EUR tot 3.800 EUR

 11 pct

 van 3.800 EUR tot 13.000 EUR

 3 pct

 boven 13.00 EUR

 Maximumbedrag forfaitaire beroepskosten 2.760 EUR

De verhoging van de forfaitaire aftrek zal al door gerekend worden in de verschuldigde bedrijfsvoorheffing waardoor het nettoloon van de werknemers zal verhogen.

2. Fiscale werkbonus

Werknemers met een laag loon en die bijgevolg recht hebben op een sociale werkbonus onder de vorm van een vermindering van hun persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen genieten een fiscale werkbonus die zich vertaalt in een vermindering van de bedrijfsvoorheffing. Deze vermindering bedraagt sinds 1 april 2014 14,40 % van het bedrag van de daadwerkelijk verleende sociale werkbonus.

De wet houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, voorzag een verhoging van het percentage van de fiscale werkbonus naar 20,15 % op 1 januari 2015 en naar 25,91 % op 1 januari 2017. Tevens werd het maximumbedrag van dat belastingkrediet verhoogd van 200 € naar 280 € op 1 januari 2015 en naar 360 € op 1 januari 2017.

De fiscale werkbonus zal maar op 1 januari 2016 verhoogd worden maar dan wel al tot 25,91 % en 360 €. Vanaf 1 januari 2019 zal ze worden verhoogd tot 31,66 % met een maximum van 440 EUR per inkomstenjaar.

De verhoging ervan zal ook al doorgerekend worden in de verschuldigde bedrijfsvoorheffing waardoor het nettoloon van de werknemers zal verhogen.

3. Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing ploegen- en/of nachtarbeid

De wet houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, voorzag de graduele verhoging van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werknemers in ploegen- en/of nachtarbeid tewerkstellen.

  • Vanaf 1 januari 2015: 18 %;
  • Vanaf 1 januari 2017: 20,4 %;
  • Vanaf 1 januari 2019: 22,8 %.

Voor werkgevers met een volcontinu arbeidssysteem betekent dat :

  • Vanaf 1 januari 2015: 20,2 %;
  • Vanaf 1 januari 2017: 22,6 %;
  • Vanaf 1 januari 2019: 24 %.

De op 1 januari 2015 voorziene verhoging zal maar op 1 januari 2016 verhoogd worden maar dan wel al met 20,4 % (+ 2,2% in geval van volcontinuarbeid). De voorziene verhoging op 1 januari 2019 naar 22,8 % blijft wel van toepassing.

4. Tijdelijke opschorting van de indexering van sommige fiscale uitgaven

De indexering van bepaalde belastingverminderingen zal tot en met 2018 worden opgeschort. Het gaat onder meer om de volgende bedragen:

  • de vermindering die wordt verleend wanneer het totale netto inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen, vervangingsinkomsten en werkloosheidsuitkeringen;
  • de vrijgestelde eerste schijf van de inkomsten uit spaardeposito's en gelijkgestelde inkomsten;de fiscale korf voor de belastingvermindering voor het lange termijnsparen;
  • de belastingverminderingen voor de aankoop van werkgeversaandelen en voor het pensioensparen;
  • de belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven of uitgaven voor de aankoop van een elektrisch voertuig of voor een ontwikkelingsfonds;
  • de in aanmerking te nemen uitgaven voor de aftrek voor de enige eigen woning;
  • de belastingvermindering voor giften;
  • de belastingvermindering voor de bezoldigingen van een huisbediende, voor wat betreft het maximale bedrag;
  • de belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen.
  • De bovenstaande bedragen zullen vanaf 2019 wel opnieuw worden geïndexeerd.

5. Grondige hervorming van de bijzondere aanslag voor ‘geheime commissielonen’

Wanneer vennootschappen en andere rechtspersonen beroepsmatige vergoedingen en voordelen van alle aard toekennen zonder die te verantwoorden op een fiscale fiche kan daarop de bijzondere aanslag voor ‘geheime commissielonen’ worden toegepast.

Die bijzondere aanslag werd door de Programmawet drastisch hervormd. Zo daalt het tarief van 309 % naar 103 % en in sommige gevallen zelfs 51,5 % (indien de genieter van het voordeel een rechtspersoon is). Hiermee wordt aangetoond dat het de bedoeling was dat de bijzondere aanslag voortaan alleen nog maar een ‘vergoedend karakter’ heeft voor het verlies voor de Belgische Schatkist. Nochtans wordt de bijzondere aanslag in de wet zelf niet uitgesloten indien er kan worden aangetoond dat er geen verlies is voor de Belgische Schatkist. 

Volgens de nieuwe wetgeving zal de bijzondere aanslag enkel niet worden toegepast wanneer:

  • de vennootschap aantoont dat de verkrijger het voordeel tijdig heeft aangegeven in zijn belastingaangifte of een in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte;
  • dergelijke aangifte niet is gebeurd maar wanneer de verkrijger op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd uiterlijk binnen twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het betreffende aanslagjaar. De belasting in hoofde van de genieter moet dus niet meer met zijn akkoord gebeuren. Maar de nieuwe termijn zal in bepaalde gevallen wel strenger zijn dan voorheen (belasting binnen driejarige aanslagtermijn t.o.v. identificatie van verkrijger binnen 2 jaar en 6 maanden vanaf het aanslagjaar).

Wanneer de bijzondere aanslag ingevolge een van bovenstaande redenen niet wordt toegepast, zullen de toegekende vergoedingen en voordelen voor de vennootschap ook aftrekbaar zijn als beroepskost. Indien de bijzondere aanslag wel wordt toegepast, is deze, alsook de vergoeding of het voordeel waarop ze wordt toegepast voor de vennootschappen als beroepskost aftrekbaar.

In de Memorie van toelichting heeft men nog toegevoegd dat bepaalde kleine kosten zoals restaurantkosten, receptiekosten, kleine ICT-kosten, klein kantoormaterieel, enz. uitgesloten zijn van de toepassing van de bijzondere aanslag. De Programmawet zelf heeft dat echter niet in wetgeving vastgelegd.

Deze nieuwe regeling trad in werking op 29 december 2014 en is van toepassing op alle geschillen die nog niet definitief afgesloten waren op die datum.