Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk


43632

Principe

Elke werkgever is verplicht een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) in te richten.

Deze dienst moet de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bijstaan bij de toepassing van de regelgeving inzake het welzijn van de werknemers. Het gaat hier om de eerste-lijnspreventie, waarbij gestreefd wordt naar een multidisciplinaire benadering van de problemen.

Uitzondering : Gemeenschappelijke dienst voor meerdere werkgevers

De Koning kan de voorwaarden en de nadere regelen bepalen volgens welke een werkgever of een groep van werkgevers toegestaan kan worden een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten.

Het KB van 27 oktober 2009 legt de voorwaarden vast voor de creatie van dergelijke gemeenschappelijke dienst.

Voorwaarden

Een werkgever of groep van werkgevers, kan toegelaten worden een gemeenschappelijke interne dienst op te richten voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld:

1° er bestaat een juridische, economische, geografische of technische band tussen de betrokken werkgevers;

2° de gemeenschappelijke interne dienst biedt ten opzichte van de afzonderlijke interne diensten van de betrokken werkgevers één of meerdere voordelen. Deze voordelen betreffen inzonderheid :

  • er is een groter aantal preventieadviseurs aanwezig;
  • er is een groter aantal disciplines vertegenwoordigd;
  • er is een hoger niveau van aanvullende vorming aanwezig;
  • er is meer tijd beschikbaar om te besteden aan preventietaken;
  • er worden meer middelen ter beschikking gesteld;

3° een planning van de organisatie van de gemeenschappelijke interne dienst is uitgewerkt,

4° er bestaat een voorafgaand akkoord tussen de betrokken werkgevers ingeval ze :

  • de opname wensen in de gemeenschappelijke interne dienst van een bestaand departement belast met het medisch toezicht;
  • een beroep wensen te doen op de deskundigheden ergonomie, bedrijfshygiëne of psychosociale aspecten van de arbeid, waarvoor werknemers van één of meerdere betrokken werkgevers een vorming bezitten

5° de voorafgaande adviezen van de betrokken comités zijn gevraagd met betrekking tot de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst en de prestatieduur van de preventieadviseurs.

Procedure voor de aanvraag tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst

De aanvrager vult het formulier in dat als bijlage bij het KB van 27 oktober 2009 is gevoegd.
Hij maakt dit formulier, evenals de erbij horende stukken, over aan de Algemene directie HUA.

De Algemene directie HUA gaat na of de aanvraag volledig is en zendt deze vervolgens voor onderzoek en advies naar de Algemene directie TWW.

Deze houdt bij het geven van haar advies in het bijzonder rekening met :

  1. het aantal voorziene preventieadviseurs, hun niveau van aanvullende vorming evenals de tijd die voorgesteld wordt om te besteden aan preventietaken;
  2. het niveau van aanvullende vorming van de preventieadviseur belast met de leiding van de gemeenschappelijke interne dienst en de tijd die voorgesteld wordt om te besteden aan preventietaken;
  3. in voorkomend geval, het aantal contactpersonen tussen de gemeenschappelijke interne dienst en de betrokken werkgevers.

In geval van gunstig advies van de Algemene directie TWW maakt de Algemene directie HUA een ontwerp van ministerieel besluit houdende toelating tot het oprichten van een gemeenschappelijke interne dienst over aan de Minister.

In geval van ongunstig advies van de Algemene directie TWW brengt de Algemene directie HUA de Minister hiervan op de hoogte.

De Minister beslist de toelating tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst al dan niet te geven. Hij verleent de toelating bij wege van ministerieel besluit.

Dit ministerieel besluit kan, in voorkomend geval, bijkomende voorwaarden opleggen.

In geval van weigering tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst, motiveert de Minister zijn beslissing en wordt deze bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager.

Reeds bestaande gemeenschappelijke diensten

De machtigingsbesluiten tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst die voorheen werden genomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven rechtsgeldig mits naleving van de erin vermelde voorwaarden.

In werkingtreding

Het besluit treedt in werking op 26 november 2009.