Maatregelen van de programmawet om zwartwerk tegen te gaan


44449

1) Ook officieren van de gerechtelijke politie kunnen voortaan inbreuken op de Dimona-verplichtingen vaststellen!

Ingevolge de programmawet van 23 december 2009 kunnen ook de officieren van de gerechtelijke politie, naast de sociaal controleurs of inspecteurs, de niet-aangifte door werkgevers van een Dimona vaststellen en deze informatie doorgeven aan de RSZ. Deze bepaling treedt in werking op 1 januari 2010.

Ter herinnering: sinds 1 januari 2009 moet een werkgever een solidariteitsbijdrage betalen wanneer hij nalaat een Dimona-aangifte te verrichten voor één van zijn werknemers.

Het bedrag van deze bijdrage wordt berekend op een forfaitaire basis die gelijk is aan het drievoud van de basisbijdragen op het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen.

Het resultaat van de bijdrage mag echter nooit minder zijn dan 2.500 euro (te indexeren basisbedrag).

Een vermindering van de bijdrage is mogelijk wanneer de werkgever de materiële onmogelijkheid om voltijdse arbeidsprestaties uit te voeren, inroept, en elementen voorlegt die het mogelijk maken de door de werknemer werkelijk uitgevoerde prestaties vast te stellen. De solidariteitsbijdrage wordt dan verminderd met de bijdragen voor de daadwerkelijk aangegeven tewerkstelling voor de betrokken werknemer.

Het bedrag van de bijdrage moet worden aangerekend op het kwartaal tijdens hetwelk de prestaties van de werknemer werden vastgesteld en wordt aan de werkgever meegedeeld per aangetekende brief.

2) Nieuwe administratieve geldboete voor werknemers in geval van zwartwerk

De programmawet van 23 december 2009 voert een administratieve geldboete in van 500 tot 2.000 euro die kan worden opgelegd aan een persoon die een hoofdactiviteit uitoefent als werknemer, zelfstandige of ambtenaar en die naast die hoofdactiviteit arbeid verricht waarvoor de werkgever niet heeft voldaan aan de Dimona-verplichtingen.

Opdat deze sanctie kan worden opgelegd, is vereist dat de werknemer deze niet-aangegeven arbeid wetens en willens uitoefent en er tegen de betrokken werkgever een proces-verbaal werd opgesteld voor deze inbreuk.

Deze bepaling is niet van toepassing op werknemers die tegelijk vervangingsuitkeringen genieten en die ingevolge het zwartwerk deze vervangingsuitkeringen kunnen verliezen of een andere administratieve of strafrechtelijke sanctie kunnen oplopen.

Een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de Dimona-verplichtingen kan sinds 1 januari 2010 zowel worden opgesteld door een sociaal controleur of inspecteur als door een officier van de gerechtelijke politie (zie punt 1).

Dit proces-verbaal heeft enkel bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel op voorwaarde dat een afschrift ervan naar de werknemer wordt gestuurd binnen een termijn van 14 dagen die ingaat op de dag volgend op de vaststelling van de inbreuk. Een exemplaar van dit proces-verbaal wordt ook naar de door de Koning aangewezen ambtenaar gestuurd.

De werknemer krijgt de mogelijkheid zijn verweermiddelen naar voren te brengen. Vervolgens beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar of de administratieve geldboete moet worden opgelegd.

Een koninklijk besluit zal de termijn en de nadere regels voor de betaling van de administratieve geldboete bepalen, alsook wat onder verweermiddelen moet worden verstaan.

Deze bepaling treedt in werking op 1 april 2010.