Nieuwe socialezekerheidsbijdragen en -inhoudingen op (pseudo)brugpensioenen. Deel II : pseudobrugpensioen


45852

Na aangekondigd te zijn eind 2006 en na vele keren te zijn uitgesteld, wordt het nieuwe systeem van socialezekerheidsbijdragen en -inhoudingen op de brugpensioenen, pseudobrugpensioenen en tijdskredietaanvullingen (DECAVA) dan toch van kracht op 1 april 2010.

De wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) bevat de basisprincipes betreffende de inning van de patronale bijdragen die verschuldigd zijn op de brugpensioenvergoedingen. Deze wet werd gewijzigd door de programmawet van 30 december 2009 (B.S. van 30 december 2009) en door de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen (B.S. van 31 december 2009). Er zal ook een Koninklijk uitvoeringsbesluit voor die nieuwe maatregelen worden uitgevaardigd.

De analyse die volgt is gebaseerd op die wetten en dit ontwerp van Koninklijk besluit. Zij zal dus pas bevestigd zijn na de officiële publicatie van de nog te verwachten teksten.

Hieronder volgt het deel gewijd aan het pseudobrugpensioen (canada dry).

1. Bijzondere werkgeversbijdrage

Tot nu toe was de werkgever die pseudo-brugpensioenvergoedingen (vergoedingen die door een werkgever betaald worden aan een werknemer van 50 jaar in aanvulling op volledige werkloosheidsuitkeringen) een werkgeversbijdrage van 32,25 % verschuldigd

Voor de oude pseudobrugpensioenen (= bruggepensioneerden waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd vóór 15 oktober 2009 of waarvan het brugpensioen vóór 1 april 2010 ingaat), wordt deze werkgeversbijdrage van 32,25% niet gewijzigd. Dit percentage van 32,25% blijft dus bestaan na 1 april 2010.

Voor de nieuwe pseudobrugpensioenen (= bruggepensioneerden waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd na 15 oktober 2009 EN waarvan het brugpensioen ten vroegste op 1 april 2010 ingaat), wordt de werkgeversbijdrage gewijzigd en in een percentage uitgedrukt.

Profitsector

Het percentage van de bijdrage is definitief vastgelegd (het evolueert dus niet) op basis van de leeftijd bij aanvang van het pseudobrugpensioen.

Leeftijd van de pseudo-bruggepensioneerde bij aanvang van het pseudobrugpensioen Percentage werkgeversbijdrage
- 52 jaar 50%
52 jaar – dan 55 jaar 40%
55 jaar – dan 58 jaar 30%
58 jaar – dan 60 jaar 20%
+ 60 jaar 10%

Non-profitsector

 

Leeftijd van de pseudo-bruggepensioneerde op het tijdstip van betaling (degressief) Percentage werkgeversbijdrage
- 52 jaar 5%
52 jaar – dan 55 jaar 4%
55 jaar – dan 58 jaar 3%
58 jaar – dan 60 jaar 2%
+ 60 jaar 0%

Opmerking : volledigheidshalve vermelden we dat de nieuwe regeling een aantal vrijstellingen voorziet, anders gezegd, het zijn gevallen waarin geen enkele bijdrage of inhouding wordt toegepast:

  • de aanvullende vergoeding wordt reeds toegekend vóór 45 jaar;
  • de aanvullende vergoeding wordt reeds toegekend vóór 1 januari 2006;
  • ontslag vóór 1 oktober 2005;
  • Paritair Comité voor het stads- en streekvervoer;
  • Eindeloopbaanmaatregel non-profitsector is van toepassing;
  • Gesubsidieerd vrij onderwijs;
  • voorzien door een sectorale of nationale CAO voor onbepaalde duur die reeds geldig was op 30 september 2005;
  • voorzien door een sectorale of nationale CAO voor bepaalde duur die reeds geldig was op 30 september 2005 en ononderbroken verlengd werd en de aanvulling werd niet gewijzigd tenzij door CAOindexatie of NAR-herwaardering;
  • CAO ploegenarbeid met nachtprestaties.

2. Inhouding voor de pseudobruggepensioneerde

Tot 31 maart 2010 gebeuren er twee inhoudingen:

  • een inhouding van 3,5 % ten gunste van de RVP door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding;
  • een bijdrage van 3% door de RVA op de werkloosheidsuitkering.

Vanaf 1 april 2010 zullen die twee inhoudingen worden samengevoegd in één enkele inhouding gelijk aan 6,5%.

Deze inhouding voor de pseudobruggepensioneerde zal berekend worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding op de som van de werkloosheidsuitkering en de (wettelijke en eventueel buitenwettelijke) pseudobrugpensioenvergoeding.

Het totaal bedrag van het brugpensioen (d.w.z. werkloosheidsuitkeringen + pseudobrugpensioenvergoeding) mag door deze inhouding echter niet verminderd worden tot een bedrag lager dan een bepaalde drempel.

De persoonlijke inhouding word elk kwartaal aangegeven en betaald aan de RSZ via de DmfA.

3. Geval bij werkhervatting

De overeenkomst moet expliciet vermelden dat de aanvullende vergoeding wordt doorbetaald tijdens de werkhervatting.

Indien de betaling behouden blijft in geval van werkhervatting, dan zijn er twee situaties mogelijk:

  • of het werk wordt hervat bij een andere werkgever : in die situatie zijn de bijzondere werkgeversbijdrage alsook de inhouding van 6,5 % ten laste van de bruggepensioneerde niet meer verschuldigd tijdens die werkhervatting;
  • of het werk wordt hervat bij dezelfde werkgever: in die situatie wordt de aanvullende vergoeding (tijdens die periode) beschouwd als een gewoon loon dat onderhevig is aan de normale patronale bijdragen en persoonlijke RSZ-inhoudingen.

Als de overeenkomst niet expliciet voorziet dat de aanvullende vergoeding wordt doorbetaald tijdens de werkhervatting, dan zullen zowel de werknemer als de werkgever gesanctioneerd worden.

De sanctie bestaat in het verdubbelen van de bedragen die als berekeningsbasis dienen voor de werkgevers- en werknemersbijdragen, en dit tijdens de maanden dat de werknemer een werkloosheidsuitkering ontvangt (met andere woorden, buiten de periodes van werkhervatting).

4. Wie betaalt de bijdragen en verricht de inhoudingen ?

De werkgeversbijdragen en de persoonlijke inhoudingen moeten aan de RSZ betaald en aangegeven worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding.

Wanneer de aanvullende vergoeding door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald (bijvoorbeeld omdat het sociaal fonds een deel van de vergoeding voor zijn rekening neemt), dan is de hoofdschuldenaar verantwoordelijk voor het aangeven en betalen van de bijdragen en inhoudingen. De hoofdschuldenaar is diegene die de hoogste aanvullende vergoeding betaalt (behalve sectorale afwijking uitsluitend voor de werkgeversbijdrage).

Wanneer de aanvullende vergoeding echter door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald, omdat de bruggepensioneerde deeltijds tewerkgesteld was bij verschillende werkgevers en deze elke een aanvullende vergoeding verschuldigd zijn, zal elk van deze werkgevers zelf voor de aangifte en betaling van zijn deel van de bijdragen en inhoudingen dienen te zorgen.

Specifieke regels zijn voorzien in geval van kapitalisatie van de pseudobrugpensioenvergoeding.