Nieuwe socialezekerheidsbijdragen en -inhoudingen op (pseudo)brugpensioenen. Deel I : conventioneel brugpensioen


45851

Na aangekondigd te zijn eind 2006 en na vele keren te zijn uitgesteld, wordt het nieuwe systeem van socialezekerheidsbijdragen en -inhoudingen op de brugpensioenen, pseudo-brugpensioenen en aanvullingen bij tijdskrediet (DECAVA) dan toch van kracht op 1 april 2010.

De wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) bevat de basisprincipes betreffende de inning van de patronale bijdragen die verschuldigd zijn op de brugpensioenvergoedingen. Deze wet werd gewijzigd door de programmawet van 30 december 2009 (B.S. van 30 december 2009) en door de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen (B.S. van 31 december 2009). Er zal ook een Koninklijk uitvoeringsbesluit voor die nieuwe maatregelen worden uitgevaardigd.

De analyse die volgt is gebaseerd op die wetten en dit ontwerp van Koninklijk besluit. Zij zal dus pas bevestigd zijn na de officiële publicatie van de nog te verwachten teksten.

Hieronder volgt het deel gewijd aan het conventioneel brugpensioen.

1. Bijzondere werkgeversbijdrage

Tot nu toe was de werkgever die brugpensioenvergoedingen betaalt, twee bijzondere sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd: de ene was bestemd voor de RVA (betaald aan de RSZ) en de andere voor de RVP. Het betreft forfaitaire bedragen.

Vanaf 1 april 2010, zijn deze werkgeversbijdragen samengevoegd, niet meer op een forfaitaire wijze uitgedrukt maar in een percentage berekend op het brutobedrag van de aanvullende vergoeding brugpensioen. De werkgeversbijdragen worden voortaan aangegeven en betaald aan de RSZ en dus geïntegreerd in de DmfA.

Het percentage staat in functie van de leeftijd van de betrokkene, van de datum van de betekening van de opzegging of de verbreking, van het begin van het brugpensioen en van de sector (profitsector of non-profitsector).

1.1. Oude brugpensioenen

= Bruggepensioneerden waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd vóór 15 oktober 2009 of waarvan het brugpensioen vóór 1 april 2010 ingaat + onderneming in herstructurering met collectief ontslag aangekondigd vóór 15 oktober 2009

Het percentage van de bijdrage is degressief en hangt af van de leeftijd van de bruggepensioneerde op het ogenblik van de betaling van de uitkering.

Leeftijd van de bruggepensioneerde op het tijdstip van betaling Percentage werkgeversbijdrage Minimum
- 52 jaar 30% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 24% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 18% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 12% 25 EUR
+ 60 jaar 6% 18,80 EUR

Voor de brugpensioenen in uitvoering (oude brugpensioenen) gaan de patronale bijdragen dus veranderen. Op 1 april 2010 moet er worden overgeschakeld van een forfaitair naar een percentagesysteem.

Opmerking: voor de oude brugpensioenen blijft de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage verschuldigd op de aanvullende vergoeding wanneer de oudere werknemer toegang tot het brugpensioen krijgt onder de volgende bijzondere voorwaarden: 56 jaar oud zijn, een loopbaan van 33 jaar bewijzen, gedurende minstens 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregeling met nachtwerk of blijvend arbeidsongeschikt verklaard zijn in de bouwsector. Deze bijdrage bedraagt 50 % (in sommige gevallen 33 %) en is verschuldigd tot de leeftijd van 58 jaar.

1.2. Nieuwe brugpensioenen

= Bruggepensioneerden waarvan de opzegging of de verbreking betekend werd na 15 oktober 2009 en waarvan het brugpensioen ten vroegste op 1 april 2010 ingaat 

Het percentage van de bijdrage is definitief vastgelegd (het evolueert dus niet) op basis van de leeftijd van de bruggepensioneerde bij aanvang van het brugpensioen.

Leeftijd van de bruggepensioneerden bij aanvang van het brugpensioen Percentage werkgeversbijdrage Minimum
- 52 jaar 50% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 40% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 30% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 20% 25 EUR
+ 60 jaar 10% 18,80 EUR

1.3. Nieuwe bruggepensioneerden van een onderneming erkend als onderneming in herstructurering vanaf 15 oktober 2009 (of in een onderneming in herstructurering met collectief ontslag aangekondigd vanaf 15 oktober 2009) en het brugpensioen begint te lopen tijdens de erkenningsperiode

Tijdens de erkenningsperiode

Leeftijd van de bruggepensioneerde bij aanvang van het brugpensioen Percentage werkgeversbijdrage

Minimum

 

- 52 jaar 50% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 30% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 20% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 20% 25 EUR
+ 60 jaar 10% 18,80 EUR

Na de erkenningsperiode (vanaf de maand die volgt)

Leeftijd op het einde van de periode van erkenning Percentage werkgeversbijdrage Minimum
- 52 jaar 50% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 40% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 30% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 20% 25 EUR
+ 60 jaar 10% 18,80 EUR

1.4. Onderneming erkend in moeilijkheden en het brugpensioen begint te lopen tijdens de erkenningsperiode

Tijdens de erkenningsperiode

Leeftijd van de bruggepensioneerde bij aanvang van het brugpensioen Percentage werkgeversbijdrage

Minimum

 

- 52 jaar 17,50% 8 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 13,50% 8 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 10% 8 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 6,50% 8 EUR
+ 60 jaar 3,50% 6 EUR

Na de erkenningsperiode (vanaf de maand die volgt) : zie de datum van de berekening en de datum van het begin van brugpensioen

a. Oude brugpensioen

Leeftijd van de bruggepensioneerde op het tijdstip van betaling (degressief) Percentage werkgeversbijdrage Minimum
- 52 jaar 30% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 24% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 18% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 12% 25 EUR
+ 60 jaar 6% 18,80 EUR

b. Nieuwe brugpensioen

Leeftijd van de bruggepensioneerde op het einde van de periode van erkenning Percentage werkgeversbijdrage Minima
- 52 jaar 50% 25 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 40% 25 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 30% 25 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 20% 25 EUR
+ 60 jaar 10% 18,80 EUR

Voor de nieuwe brugpensioenen (die aanvang hebben genomen vanaf 01/04/2010) is de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage die moet betaald worden op de aanvullende vergoeding wanneer de oudere werknemer toegang tot het brugpensioen krijgt onder volgende bijzondere voorwaarden, niet meer verschuldigd. Het betreft het brugpensioen op 56 jaar oud op basis van een loopbaan van 33 jaar waarvan er minstens 20 jaar gewerkt zijn in een arbeidsregeling met nachtwerk of op basis van een blijvende arbeidsongeschiktheid in de bouwsector. 

1.5. Non-profitsector

 

Leeftijd van de bruggepensioneerde op het tijdstip van betaling Percentage werkgeversbijdrage (degressief) Minimum (enkel voor de oude brugpensioenen)
- 52 jaar 5% 6,20 EUR
52 jaar – dan 55 jaar 4% 6,20 EUR
55 jaar – dan 58 jaar 3% 6,20 EUR
58 jaar – dan 60 jaar 2% 6,20 EUR
+ 60 jaar 0% 0 EUR

 

2. Inhouding voor de bruggepensioneerde

Tot 31 maart 2010 gebeuren er twee inhoudingen:

  • een inhouding van 3,5 % ten gunste van de RVP door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding;
  • een bijdrage van 3% door de RVA op de werkloosheidsuitkering.

Vanaf 1 april 2010 zullen die twee inhoudingen worden samengevoegd in één enkele inhouding van 6,5% (4,5 % voor de conventionele brugpensioenen die zijn ingegaan tussen 1 mei 1994 en 31 december 1996 en voor de conventionele brugpensioenen die zijn ingegaan vanaf 1 januari 1997 indien de werknemers ofwel vóór 1 november 1996, ofwel na 31 oktober 1996 op de hoogte werden gebracht van hun ontslag, maar ontslagen werden door een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en de erkenning daarvoor werd bekomen vóór 1 november 2006).

Deze inhouding voor de bruggepensioneerde zal berekend worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding op de som van de werkloosheidsuitkering en de (wettelijke en eventueel extrawettelijke) brugpensioenvergoeding.

Het totaal bedrag van het brugpensioen (d.w.z. werkloosheidsuitkeringen + brugpensioenvergoeding) mag door deze inhouding echter niet verminderd worden tot een bedrag lager dan een bepaalde drempel.

De persoonlijke inhouding word elk kwartaal aangegeven en betaald aan de RSZ via de DmfA.

3. Geval bij werkhervatting

Sedert begin 2007 moet de aanvullende vergoeding behouden worden in geval van werkhervatting (zie nationale CAO nr. 17 in verband met brugpensioen). Aangezien dit een superieure norm is, moet elke overeenkomst zich ernaar schikken.

Indien de betaling behouden blijft in geval van werkhervatting, dan zijn er twee situaties mogelijk:

  • of het werk wordt hervat bij een andere werkgever : in die situatie zijn de bijzondere werkgeversbijdrage alsook de inhouding ten laste van de bruggepensioneerde niet meer verschuldigd tijdens die werkhervatting;
  • of het werk wordt hervat bij dezelfde werkgever: in die situatie wordt de aanvullende vergoeding (tijdens die periode) beschouwd als een gewoon loon dat onderhevig is aan de normale patronale bijdragen en persoonlijke RSZ-inhoudingen.

Moest de overeenkomst evenwel afwijken van de superieure norm, d.w.z. moest ze stellen dat de aanvullende vergoeding niet wordt doorbetaald tijdens de werkhervatting dan zullen zowel de werknemer als de werkgever gesanctioneerd worden.

De sanctie bestaat in het verdubbelen van de bedragen die als berekeningsbasis dienen voor de werkgevers- en werknemersbijdragen, en dit tijdens de maanden dat de werknemer een werkloosheidsuitkering ontvangt (met andere woorden, buiten de periodes van werkhervatting). Indien de overeenkomst niet conform is, zal deze sanctie dus van toepassing zijn vanaf de 1ste dag van het brugpensioen en tijdens de hele duur van het brugpensioen indien er nooit een werkhervatting plaatsvindt.

4. Wie betaalt de bijdragen en de inhoudingen ?

De werkgeversbijdragen en de persoonlijke inhoudingen moeten aan de RSZ betaald en aangegeven worden door de schuldenaar van de aanvullende vergoeding.

Wanneer de aanvullende vergoeding door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald (bijvoorbeeld omdat het sociaal fonds een deel van de vergoeding voor zijn rekening neemt), dan is de hoofdschuldenaar verantwoordelijk voor het aangeven en betalen van de bijdragen en inhoudingen berekend op de som van alle uitbetaalde aanvullende vergoedingen. De hoofdschuldenaar is diegene die de hoogste aanvullende vergoeding betaalt (behalve sectorale afwijking wat betreft de werkgeversbijdrage).

Wanneer de aanvullende vergoeding echter door meerdere schuldenaars wordt uitbetaald, omdat de bruggepensioneerde deeltijds tewerkgesteld was bij verschillende werkgevers en deze elke een aanvullende vergoeding verschuldigd zijn, zal elk van deze werkgevers zelf voor de aangifte en betaling van zijn deel van de bijdragen en inhoudingen dienen te zorgen.

 Bijzondere regels werden voorzien ingeval van kapitalisatie van de brugpensioenvergoeding.