Verjaringstermijn in arbeidszaken : Mogelijkheid om hem te stuiten en dus te verlengen !


63090

Artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 stelt dat de vorderingen die uit de arbeidsovereenkomst ontstaan (bvb. betwisting van een ontslag om dringende reden, opeisen van een opzeggingsvergoeding, opeisen van een vergoeding wegens willekeurig ontslag, schadeloosstelling wegens diefstal van goederen van de werkgever) één jaar na het eindigen van deze arbeidsovereenkomst verjaren of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van deze arbeidsovereenkomst mag overschrijden. Een werknemer die langer dan een jaar uit dienst is, kan bijgevolg zijn rechten die voortvloeien uit zijn vroegere arbeidsovereenkomst niet meer opeisen. De vordering waarover hij beschikt om deze rechten op te eisen is namelijk verjaard. De werkgever moet hiermee ook rekening houden als hij iets wilt vorderen van een werknemer.  

Merk op dat deze regel niet geldt voor de werkgeversverplichtingen die ook strafrechtelijk sanctioneerbaar zijn (bvb. opeisen van loonachterstallen ingevolge niet-naleving van barema’s voorzien door CAO’s die algemeen verbindend verklaard zijn, opeisen van achterstallig loon, opeisen van achterstallig vakantiegeld). Hier geldt een verjaringstermijn van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.

De enige wijze om deze verjaringstermijnen te doen stoppen is overgaan tot dagvaarding voor de arbeidsrechtbank.

Sinds 11 juli 2013 kunnen voornoemde verjaringstermijnen van één en vijf jaar verlengd worden waardoor bijgevolg de periode tijdens dewelke een werknemer een vordering kan instellen tegen zijn (ex)werkgever langer wordt.

Het Burgerlijk Wetboek (artikel 2244) voorziet namelijk dat de advocaat of de vakorganisatie van de werknemer (of de gerechtsdeurwaarder aangesteld door de werknemer ) door het verzenden van een aangetekende ingebrekestelling naar de werkgever de verjaringstermijn van één of vijf jaar kan doen stuiten en dit met maximum één jaar. Dit betekent dat de ingebrekestelling een nieuwe termijn van maximum één jaar doet ingaan, evenwel zonder dat de vordering vóór de vervaldag van de initiële verjaringstermijn kan verjaren.

De stuitende werking van deze ingebrekestelling is slechts eenmalig. De verjaringstermijn zal gestuit worden op het ogenblik van de verzending van de ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs

Bijvoorbeeld, een werkgever ontslaat een werknemer om dringende reden op 29 juli 2013. De verjaringstermijn van één jaar loopt af op 29 juli 2014 en de vordering van de werknemer om het ontslag te betwisten verjaart op 30 juli 2014. Het verzenden van een ingebrekestelling op 20 juli 2014 verlengt de initiële verjaringstermijn met één jaar tot en met 20 juli 2015. De vordering zal, behoudens dagvaarding, verjaren op 21 juli 2015.  

Opdat de ingebrekestelling de verjaringstermijn zou kunnen stuiten, moet zij volledig en uitdrukkelijk de volgende vermeldingen bevatten:

1. de gegevens van de schuldeiser :

  • voor een natuurlijke persoon, de naam, de voornaam en het adres van de woonplaats, of, in voorkomend geval, van de verblijfplaats of van de gekozen woonplaats;
  • voor een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming en het adres van de maatschappelijke zetel of, in voorkomend geval, van de administratieve zetel.

2. de gegevens van de schuldenaar :

  • voor een natuurlijke persoon, de naam, de voornaam en het adres van de woonplaats, of, in voorkomend geval, van de verblijfplaats of van de gekozen woonplaats;
  • voor een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming en het adres van de maatschappelijke zetel of, in voorkomend geval, van de administratieve zetel.

3. de beschrijving van de verbintenis die de schuldvordering heeft doen ontstaan;

4. indien de schuldvordering betrekking heeft op een geldsom, de verantwoording van alle bedragen die van de schuldenaar worden geëist, met inbegrip van de schadevergoeding en de verwijlinteresten;

5. de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verbintenissen kan nakomen alvorens bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;

6. de mogelijkheid in rechte op te treden met het oog op de uitwerking van andere invorderingsmaatregelen indien de schuldenaar niet binnen de vastgestelde termijn reageert;

7. de verjaringsstuitende werking van deze ingebrekestelling;

8. de handtekening van de advocaat van de werknemer, van de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de werknemer of van de afgevaardigde van de vakorganisatie van de werknemer.

Deze nieuwe mogelijkheid biedt het voordeel dat de ene partij niet onmiddellijk zal moeten overgaan tot dagvaarding met de bijkomende kosten wanneer de initiële verjaringstermijn nadert en hij nog geen voldoening heeft gekregen van de andere partij maar via een ingebrekestelling deze verjaringstermijn met een jaar kan verlengen.