Verkorte opzeggingstermijn pensioen: leeftijd voor het vliegend personeel wordt opgetrokken


63105

De arbeidsovereenkomst eindigt niet automatisch bij het bereiken van de pensioenleeftijd. De arbeidsovereenkomst moet beëindigd worden door de werkgever of de werknemer. Omdat bedienden met een hoge anciënniteit lange opzeggingstermijnen hebben, werd een bijzondere regeling voorzien zodat ze vroeger met pensioen kunnen gaan.

Indien het ontslag gegeven wordt om aan de voor onbepaalde tijd gesloten arbeidsovereenkomst een einde te maken vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de bediende de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op zes maanden wanneer het ontslag van de werkgever uitgaat.

Deze leeftijd wordt tot 60 jaar* teruggebracht en de opzeggingstermijn wordt tot drie maanden herleid wanneer het ontslag van de bediende uitgaat.

De opzeggingstermijn die de werkgever of de bediende moet eerbiedigen, wordt tot de helft teruggebracht indien de bediende minder dan vijf jaar dienst telt in de onderneming.

 

Leeftijd Anciënniteit Werkgever Werknemer
60 jaar* 5 jaar normale termijn 1,5 maand
  5 jaar normale termijn 3 maand
65 jaar 5 jaar 3 maand 1,5 maand
  5 jaar 6 maand 3 maand

 

De pensioenleeftijd van de leden van het stuurpersoneel (piloten) of het cabinepersoneel van de burgerlijke luchtvaart (vliegend personeel) was aanvankelijk 55 jaar.  Onlangs heeft de regering de voorwaarden voor vervroegd pensioen van het vliegend personeel geleidelijk gelijkgeschakeld met de verstrengde pensioenvoorwaarden van het algemeen stelsel. De pensioenleeftijd voor het vliegend personeel bedraagt nu 65 jaar. De regering heeft overgangsmaatregelen voorzien, uitzonderlijk kan het pensioen vroeger worden opgenomen.

De mogelijkheid om een verkorte opzeggingstermijn toe te passen voor pensioengerechtigde leden van het vliegend personeel blijft bestaan maar zal voortaan pas op een latere leeftijd kunnen toegepast worden.

*de pensioenleeftijd van 60 jaar waarop werknemers met vervroegd pensioen kunnen gaan, wordt vanaf 2013 jaarlijks met 6 maanden verhoogd, om in 2016 op 62 jaar te komen.

Bron: art 2-4 Wet houdende diverse bepalingen van 30 juli 2013, B.S. 1 augustus 2013