Werkgelegenheidsplan voor werknemers van 45 jaar en ouder


57351

De programmawet van 29 maart 2012 legt aan werkgevers met meer dan 20 werknemers de verplichting op om jaarlijks een werkgelegenheidsplan voor 45-plussers op te stellen.

Dit plan bevat maatregelen die tijdens het kalenderjaar zullen worden genomen ten gunste van het behoud of de verhoging van het aantal werknemers van 45 jaar en ouder. De wet geeft een aantal voorbeelden van dergelijke maatregelen:

  • de selectie en aanwerving van nieuwe werknemers;
  • de ontwikkeling van competenties en kwalificaties, inclusief toegang tot opleidingen;
  • de loopbaanontwikkeling en loopbaanbegeleiding binnen de onderneming;
  • de mogelijkheden om via interne mutatie een functie te verwerven aangepast aan de evolutie van de mogelijkheden en competenties van de werknemer;
  • de aanpassing van de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden;
  • aandacht voor de gezondheid van de werknemer, de preventie en het wegwerken van fysieke en psychosociale belemmeringen om aan het werk te blijven;
  • systemen van erkenning van verworven competenties.

Deze lijst kan verder bij koninklijk besluit worden aangevuld. 

Ook het bepalen van bijkomende vereisten met betrekking tot de inhoud van het plan en het opmaken van een model van plan worden overgelaten aan de Koning.

Het plan bevat eveneens een evaluatie van het werkgelegenheidsplan oudere werknemers van het voorgaande jaar.

Uiterlijk op 31 maart van elk jaar dient het plan te worden voorgelegd aan de ondernemingsraad. De ondernemingsraad kan binnen een maand advies uitbrengen over het plan, op basis waarvan de werkgever het plan kan aanpassen. De punten van het advies waaraan de werkgever geen gevolg geeft, worden als bijlage aan het werkgelegenheidsplan toegevoegd.

Bij ontstentenis van een ondernemingsraad, wordt het werkgelegenheidsplan uiterlijk op 31 maart van elk jaar voorgelegd aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk of, bij gebreke daaraan, aan de vakbondsafvaardiging.

Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging houdt de werkgever dit plan elk jaar gedurende minstens 4 weken ter inzage van het personeel op iedere plaats waar werknemers worden tewerkgesteld. Binnen deze termijn kunnen de personeelsleden om aanvullende inlichtingen verzoeken, vragen stellen, kritiek uitbrengen, voorstellen doen en meningen naar voren brengen met betrekking tot dit plan.

De onderneming houdt het werkgelegenheidsplan van het lopende jaar en de vier voorgaande jaren ter beschikking van de bevoegde directie en de bevoegde sociale inspecteurs en maakt deze aan hen over op eenvoudig verzoek. Een koninklijk besluit dient nog te bepalen aan welke diensten deze bevoegdheid zal worden toegekend.

Ondernemingen met niet meer dan 20 werknemers zijn vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen van een werkgelegenheidsplan. Een koninklijk besluit zal nog bepalen wat moet verstaan worden onder onderneming met niet meer dan 20 werknemers. Bovendien kan de Koning ook voorzien in afwijkingen voor ondernemingen met 20 of meer maar met minder dan 50 werknemers.

In principe treedt deze nieuwe regeling in werking op 1 juli 2012, tenzij de sociale partners vóór deze datum een CAO afsluiten in de Nationale Arbeidsraad die algemeen verbindend wordt verklaard bij koninklijk besluit en voorziet in een alternatief systeem.