Wijziging van de socialezekerheidsregels voor mobiele werknemers in de Europese Unie


46046

Medio 2009 heeft de Europese Raad van Ministers, na een periode van jarenlange onderhandeling, de nieuwe Verordening 883/04 en de nieuwe toepassingsverordening goedgekeurd. Deze nieuwe Europese regelgeving, die op 1 mei 2010 van kracht zal worden en  die de Verordening 1408/71 vervangt, brengt een aantal belangrijke wijzigingen met zich mee voor werknemers die in meerdere landen actief zijn, of regelmatig naar het buitenland worden gedetacheerd. 

Op wie zijn de nieuwe regels van toepassing?

Alle EU-onderdanen die vallen onder de socialezekerheidswetgeving in een lidstaat. Dat houdt in dat niet alleen werknemers, zelfstandigen, ambtenaren, studenten en gepensioneerden maar ook niet-actieve personen beschermd zijn door de coördinatieregels. 

Welke socialezekerheidsprestaties worden geviseerd?

De bepalingen van deze nieuwe verordening zijn van toepassing op alle klassieke takken van de sociale zekerheid: ziekte, moederschap, arbeidsongevallen, beroepsziekten, invaliditeitsuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, gezinsbijslagen, pensioenen en uitkeringen bij overlijden. De werkingssfeer is uitgebreid tot wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding en vaderschapsuitkeringen. 

Hoe wordt de toepasselijke wetgeving vastgesteld?

Voor werknemers geldt als algemeen principe ‘lex loci laboris’. Dit wil zeggen dat de toepasselijke wetgeving diegene is, waar werkzaamheden in loondienst worden verricht.

Voorbeeld

Een Belg die uitsluitend in Nederland werkt, zal onderworpen zijn aan de socialezekerheidswetgeving van Nederland, en dit voor zowel uitkeringen als prestaties.

Op dit principe zijn er een aantal uitzonderingen: ambtenaren (wetgeving van de tewerkstellende dienst), zeelieden (in principe vlagstaat), niet-actieven (woonstaat). Voor grensarbeiders die werkloos worden, brengt de Verordening 883/2004 ook enige verduidelijking. Voor hen geldt voortaan onbetwist het woonland als bevoegde lidstaat. Vooral in relatie met Duitsland waren hieromtrent punten van discussie.

Voorbeeld

Een Belg werkt in Duitsland, maar keert elke avond terug naar België. Indien deze persoon zijn werk verliest, zal België niet alleen bevoegd zijn voor de werkloosheidsreglementering, maar voor de volledige toepasselijke socialezekerheidswetgeving. 

Veranderen de detacheringsregels?

Bij een detachering wordt het gewoonlijke socialezekerheidsstelsel in de zendstaat van de betrokkene behouden tijdens de tijdelijke opdracht in het buitenland. Er geldt met andere woorden een vrijstelling in het tijdelijke werkland.

Waar in de oude Verordening 1408/71 een initiële detacheringsduur van twaalf maanden bestond, eventueel verlengbaar met nog eens twaalf maanden, wordt deze nu opgetrokken tot 24 maanden (niet verlengbaar). Dit heeft meteen ook tot gevolg dat er voor een detacheringsaanvraag van 24 maanden geen tussenkomst meer vereist is van de bevoegde autoriteiten van het gastland. Een detacheringsaanvraag van meer dan twaalf maanden zal dus sneller kunnen worden afgehandeld. Ook het formulier E 102 verdwijnt.

Een akkoord dat afwijkt van de maximale duur van 24 maanden, behoort nog steeds tot de mogelijkheden. Zulk een akkoord vereist nog steeds de onderlinge overeenstemming tussen de twee betrokken lidstaten en wordt bij voorkeur vooraf ingediend bij de bevoegde autoriteit waarvan de werknemer toepassing van de wetgeving wenst.

De inhoudelijke voorwaarden van de detachering blijven grosso modo bestaan, maar ook hier worden de regels verduidelijkt.

In de rand hiervan geven wij nog mee dat de detacheringsverplichtingen voor zelfstandigen strenger worden gemaakt, dan op grond van de huidige rechtspraak van het Hof van Justitie het geval was. Zo moet een zelfstandige die zichzelf detacheert deze werkzaamheden reeds enige tijd voorafgaand aan de detachering hebben uitgevoerd én moet hij in de uitzendende lidstaat de nodige voorwaarden blijven vervullen voor de uitoefening van zijn werkzaamheden zodat hij hiermee kan doorgaan na zijn terugkeer. 

Veranderen de formaliteiten bij de GOTOT-applicatie?

Zoals reeds hoger gesteld verdwijnt het formulier E 102, maar ook het formulier E 101 ondergaat een metamorfose. In de plaats komt het formulier A1 (applicable legislation - 1) dat er een stuk gebruiksvriendelijker zal uitzien. Of GOTOT zelf reeds aangepast zal zijn op 1 mei 2010, datum van inwerkingtreding van Verordening 883/2004, is koffiedik kijken. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal er nog gebruik kunnen worden gemaakt van het ‘oude’ formulier E 101.

Daarnaast zal een elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten tot stand worden gebracht via een Europees platform. Op termijn zullen de papieren E 101-verklaringen dan ook worden vervangen door een elektronische uitwisseling van documenten, maar dit systeem is nog niet meteen voor morgen.

E 101 verklaringen die voor 1 mei 2010 werden uitgereikt blijven geldig tot aan de vermelde vervaldatum, ook als die na 1 mei 2010 ligt, op voorwaarde natuurlijk dat er geen wijzigingen in de tewerkstellingssituatie zelf zijn. Wel zullen reeds verkregen detacheringsperiodes worden meegeteld onder de nieuwe regels.

Bijvoorbeeld:

Detachering van 1 januari 2010 tot 31 december 2010: E 101

Verlenging mogelijk van 1 januari 2011 tot 31 december 2011: A1

Merk dus op dat er geen nieuwe termijn van 24 maanden begint te lopen voor de verlengingsperiode, ondanks dat er reeds een A1 wordt afgeleverd. 

Veranderen de regels voor een gelijktijdige tewerkstelling in meerdere landen?

Op een werknemer die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten is de wetgeving van de lidstaat waar hij woont toepasselijk indien hij werkzaam is bij verschillende werkgevers die hun zetel op het grondgebied hebben van verschillende lidstaten.

Indien een werknemer voor één of voor meerdere werkgevers die in dezelfde lidstaat gevestigd zijn op het grondgebied van verschillende landen wordt tewerkgesteld, is het woonstaatprincipe pas van toepassing als er aan twee voorwaarden cumulatief wordt voldaan:

-         een deel van de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd in het woonland

-         het moet hier om een substantieel deel gaan

Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan zal de bevoegde lidstaat, de zetelstaat van de werkgever(s) zijn.

De voorwaarde dat het om een substantieel deel moet gaan, is nieuw en wordt verder uitgewerkt in de Toepassingsverordening 987/2009. Zo moet een aandeel van 25% of meer van de arbeidstijd en/of het loon gegenereerd worden in de woonstaat, en dit gedurende de volgende twaalf kalendermaanden. Opvallend is wel dat de Verordening spreekt van ‘indicatie’: mogelijk zullen andere elementen ook in rekening kunnen worden gebracht.

Voorbeeld 1:

Een werknemer woont in Nederland en werkt in België. Vanaf 1 juli 2010 wenst hij gedurende één dag telewerk te verrichten vanuit zijn woonplaats. Waar deze wijziging volgens de oude Verordening 1408/71 tot gevolg had dat het toepasselijke socialezekerheidsstelsel Nederlands werd, zal dit in de nieuwe Verordening niet meer het geval zijn, en blijft België de bevoegde lidstaat. Eén dag per week is immers lager dan 25% van zijn arbeidstijd.

Voorbeeld 2:

Een werknemer woont in Nederland. Hij werkt gedurende vier dagen bij een Belgische werkgever in België en gedurende één dag per week bij een Nederlandse werkgever. De bevoegde lidstaat is Nederland. De vereiste van een substantiële tewerkstelling wordt immers niet vereist wanneer er sprake is van verschillende werkgevers, die in verschillende landen hun zetel hebben.

Voorbeeld 3:

Een werknemer woont in Nederland. Hij werkt voor een Belgische werkgever gedurende vier dagen per week in België. Daarnaast werkt hij ook gedurende één dag voor een andere Belgische werkgever in Nederland. Hier zal de nieuwe Verordening 883/2004 dus wel vereisen dat een substantieel deel van de werkzaamheden wordt uitgeoefend in de woonstaat. Dit is in het voorbeeld niet het geval, en de bevoegde Lidstaat zal dus België zijn. 

Wat als een persoon werknemer in de ene lidstaat is en zelfstandige in de andere lidstaat?

Indien een persoon in de  ene EU-lidstaat het statuut van  werknemer bezit en in de andere lidstaat activiteiten als zelfstandige uitoefent, kan op grond van de oude Verordening 1408/71 onderworpenheid aan twee socialezekerheidsstelsels ontstaan (de zogenaamde Bijlage VII – situaties).  Onder de nieuwe verordening zal er altijd onderworpenheid zijn aan één socialezekerheidsstelsel, met name het stelsel dat reeds bevoegd is voor de activiteiten als werknemer. 

Veranderen de formaliteiten bij gelijktijdige tewerkstelling in meerdere landen?

Wie gelijktijdig tewerkgesteld wordt in twee landen dient eveneens in het bezit te zijn van een formulier E 101. Dit formulier kon evenwel niet elektronisch worden aangevraagd, maar diende via een vragenlijst te worden bekomen. Hoewel een gelijktijdige tewerkstelling niet onderworpen is aan termijnen diende dit document jaarlijks te worden hernieuwd. Dit verandert niet. Wel zal er ook hier een formulier A1 worden uitgereikt, in plaats van het formulier E 101. 

Verandert er iets voor de werknemers, tewerkgesteld in het internationaal transport?

In de Verordening 1408/71 bestonden er nog specifieke regels voor werknemers tewerkgesteld in de sector van het internationaal transport. De nieuwe Verordening 883/2004 maakt komaf met deze aparte categorie van werknemers. Hoewel er overgangsmaatregelen zijn voorzien (zie beneden), is het mogelijk dat er hier problemen zouden kunnen rijzen voor een aantal werknemers, zeker wanneer het onmogelijk blijkt om het traject gedurende de komende twaalf maanden te voorspellen. Nadere instructies door de Europese autoriteiten zullen meer klaarheid moeten scheppen. 

Vanaf wanneer treedt de nieuwe reglementering in voege?

De Europese Verordening 883/2004 treedt in werking op 1 mei 2010.

Indien een persoon op grond van de nieuwe verordening onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan hij onderworpen is ingevolge de oude Verordening 1408/71, blijft de betrokkene onderworpen aan deze ‘oude’ wetgeving, zolang de desbetreffende situatie voortduurt, en dit voor een maximumperiode van tien jaar.

Wel kan de werknemer een aanvraag indienen om onderworpen te worden aan de wetgeving die krachtens Verordening 883/2004 van toepassing is. Deze aanvraag bindt de werkgever en is onherroepelijk. Het is dus sterk aan te raden een grondige vergelijking te maken tussen beide rechtsstelsels alvorens men deze aanvraag doet, temeer daar deze aanvraag op elk moment tijdens deze periode van tien jaar kan gebeuren.

Vanaf 1 januari 2011 zijn de Europese sociale zekerheidsregels zoals voorzien in de Verordening 883/2004 ook van toepassing op onderdanen van derde landen die zich binnen de Europese Unie verplaatsen. Deze wijziging werd ingevoerd door Verordening 1231/2010 van 24 november 2010. Deze uitbreiding van de Verordeningen nrs. 883/2004 en 987/2009 is niet van toepassing voor het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Voor het Verenigd Koninkrijk blijft verder de Verordening nr. 1408/71 van toepassing op onderdanen van derde landen. Voor Denemarken geldt de interne wetgeving of eventuele bilaterale overeenkomsten.
Belangrijk om op te merken is dat de bepalingen van Verordening 1408/71 verder van toepassing zullen blijven op onderdanen van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland. 

Samenvatting:

 

 

 

Verordening 1408/71

 

 

Verordening 883/2004

 

Basisregels

 

De wetgeving van 1 lidstaat

Werkland (lex loci laboris)

 

 

De wetgeving van 1 lidstaat

Werkland (lex loci laboris)

 

Uitzondering op basisregels

 

Ambtenaren en met hen gelijkgestelden (wetgeving van de tewerkstellende dienst)

 

 

Ambtenaren (wetgeving van de tewerkstellende dienst)

 

Zeelieden (vlagstaat of lidstaat woonplaats wanneer loonbetaler daar ook is gevestigd)

 

 

Zeelieden (vlagstaat of lidstaat woonplaats wanneer loonbetaler daar ook is gevestigd)

 

Post-actieven (woonstaat)

 

 

Niet-actieven (woonstaat)

 

 

Werkloosheidsuitkering  volgens wetgeving van woonstaat.

Woonstaat bevoegd voor de ganse sociale zekerheid (art. 11 Vo. 883/2004)

 

 

Detachering

 

 

 

 

 

 

Kwalificatie

 

 

 

 

 

 

Duurtijd

 

 

 

 

 

Formulieren en documenten

 

 

 

 

Werknemers (art. 14 §1)

Zelfstandigen (art. 14 bis §1)

Zeelieden (art. 14 ter § 1)

 

Werknemers (art. 12 §1)

Zelfstandigen (art. 12 §2)

Zeelieden (al naargelang WN of zelfst.)

 

 

Kwalificatie volgens het socialezekerheidsrecht van de zendstaat. Het is het uitzendende land dat bepaalt of men werknemer of zelfstandige is.

 

 

12 maanden + 12 maanden verlenging, mits toelating door de andere lidstaat (E102)

 

 

24 maanden

 

 

 

Verklaring E101

Verklaring E102

 

 

Portable document A1 voor werkgever en/of werknemer

 

 

Werken als werknemer in twee of meerdere lidstaten

 

Woonstaatprincipe

 

 

 

 

Werken als werknemer én zelfstandige in twee of meer lidstaten

 

 

 

 

 

 Formaliteiten

 

 

Indien een deel van de werkzaamheden daar uitgeoefend wordt.

 

--> Zoniet zetelstaat van de werkgever

 

 

Indien een substantieel deel van de werkzaamheden daar uitgeoefend wordt.

 

--> Zoniet: zetelstaat van de werkgever

 

 

Lidstaat bevoegd voor de werkzaamheden in loondienst

Tenzij: gesplitste wetgeving indien lidstaat waar zelfstandige activiteit in Bijlage VII (17 lidstaten, inc. België)

 

 

 

Lidstaat bevoegd voor de werkzaamheden in loondienst

 

 Formulier E101

  

Portable document A1 voor werkgever en/of werknemer

 

 

 

 

 

Internationaal Transport

 

Zetelstaat

 

Lidstaat van het filiaal/vaste vertegenwoordiging indien hij hier werkzaam is

 

Woonstaat indien hij hier in hoofdzaak werkzaam is. Wordt in verschillende landen anders geïnterpreteerd

 

 

 

 

 

Geen specifieke regels. Met andere woorden de gewone regels voor werknemers.

 

 

Uitzonderingsartikel

 

Uitzonderingen voor bepaalde personen of groepen (art. 17 Vo. 1408/71)

 

 

 

 

 

Uitzonderingen voor bepaalde personen of groepen personen (art. 16 §1 Vo. 883/2004)

 

Verzoek moet, indien mogelijk vooraf, ingediend worden door werkgever of betrokkene bij instelling van de lidstaat waarvan hij de toepassing van de wetgeving wenst (art. 18 Vo 987/2009)

 

 

 

Voor de werkgever is het dus essentieel om te weten of de werknemer in meerdere landen actief is, omdat dit een verregaande impact kan hebben op de toepasselijke wetgeving. Het is derhalve sterk aan te raden om de nodige garanties te voorzien in de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement opdat de werknemer zijn werkgever op de hoogte houdt van wijzigingen in zijn tewerkstellingssituatie.