In het Belgisch Staatsblad van 7 december 2007 verscheen het koninklijk besluit van 6 november 2007 betreffende de zondagsrust en de arbeidsduur van sommige werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.

De CAO van de 17/09/2007 (nr 85841) bepaalt dat "Het artikel 6 §3 van het nationaal akkoord 1995-1996 van de 26 september 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten beloop van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 30 juni 2009.

Wij geven u hierna de bepalingen inzake de inhaalrust en het overschrijdingskrediet bij prestatie van overuren, aangevuld met enige commentaar ; de ondertitels werden door ons aangebracht.

K.B. van 6 november 2007

1. Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, en op hun werkgevers.

(...)

2. Inhaalrust

Artikel 3

In geval van toepassing van de artikelen 25 en 26, §1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de duur van de periode van een trimester, vastgesteld bij artikel 26bis, §1 van dezelfde wet, op zes maanden gebracht.

In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de duur van de periode van drie maanden, vastgesteld bij artikel 26bis, §3, van dezelfde wet, eveneens op zes maanden gebracht.

Commentaar :      De tekst van de artikelen 25 en 26 §1, 3° luidt als volgt :

"Artikel 25

Om het hoofd te bieden aan een buitengewone vermeerdering van werk, mogen de grenzen, vastgesteld bij of krachtens de bepalingen van deze afdeling overschreden worden ingevolge een toelating verleend door de door de Koning aangewezen ambtenaar, mits akkoord van de vakbondsafvaardiging van de onderneming wanneer er een bestaat."

"Artikel 26

§1. De grenzen vastgesteld bij of krachtens de bepalingen van deze afdeling mogen door de werknemers van de onderneming overschreden worden voor het verrichten van :

(...)

3° Arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist mits het voorafgaande akkoord van de vakbondsafvaardiging van de onderneming of indien men in de onmogelijkheid is om het akkoord te vragen, mits mededeling achteraf ; de door de Koning aangewezen ambtenaar wordt in beide gevallen op de hoogte gebracht."

In artikel 26bis §1 kan men m.b.t. voorgaande artikels dus lezen :

De overschrijdingen bedoeld bij de artikelen 25 en 26 §1, 3° (buitengewone vermeerdering van werk en onvoorziene noodzakelijkheid) zijn enkel toegelaten op voorwaarde dat in de loop van zes maanden gemiddeld niet langer wordt gewerkt dan de bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde wekelijkse arbeidsduur.

Voor artikel 26 bis §3, zie verder in punt 3.

3. Overschrijdingskrediet

Artikel 4

In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, §3, eerste lid, van dezelfde wet, op honderddertig uren gebracht.

Bijgevolg wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, §1, achtste lid van dezelfde wet, eveneens op honderddertig uren gebracht.

Commentaar  :     Voor de tekst van art.25, zie boven.

-Art.26bis §3 al 1 kan als volgt gelezen worden in geval van de prestatie van overuren bij buitengewone vermeerdering van werk (art.25) :

In geval van toepassing van artikel 25 en voor zover er niet gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijking bedoeld bij artikel 20bis (flexibele arbeidstijd), mag het gemiddelde over een periode van zes maanden overschreden worden ten belope van 130 uren, op voorwaarde dat de inhaalrust toegekend wordt binnen een periode van zes maanden volgend op de periode van zes maanden waarin de overschrijding is gebeurd.

-In art.26bis §1 al 8 kan als volgt gelezen worden in geval van de prestatie van overuren bij buitengewone vermeerdering van werk (art.25) :

In de loop van zes maanden mag op geen enkel ogenblik de totale duur van de verrichte arbeid de toegelaten gemiddelde duur over zes maanden, vermenigvuldigd met het aantal weken of delen van een week die reeds in die periode van zes maanden verlopen zijn, overschreden worden met meer dan 130 uren.

4. Geldigheidsduur

Artikel 5

Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 1 juli 2009.

(...)