2201 Historiek SWT 58 jaar - Kliksysteem

Paritair (sub-)Comité nr.:
111.03.00-00.00

Bijwerking: 08/01/2015
Geldig vanaf: 01/01/2014
Geldig tot: 31/12/2014

Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar mits een lange loopbaan dat door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst of een bedrijfs-cao moest worden voorzien, is sinds 1 januari 2015 afgeschaft.

De toegang tot dit type SWT is dus niet meer mogelijk, behalve als het  kliksysteem wordt toegepast:

De werknemer kan het SWT genieten als voornoemde voorwaarden vervuld zijn.

In deze sector bestaat een collectieve arbeidsovereenkomst die een SWT vanaf 58 jaar voorziet.

 

In het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw werd op 4 februari 1991 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het brugpensioen na ontslag in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.  Ingevolge deze CAO bedroeg de minimumleeftijd voor het brugpensioen sinds 1 januari 1991 57 jaar.  Die CAO werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 15 april 1991 onder het nummer 26.831/CO/111.3.  Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 25 juni 1991.

In het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw werd op 17 maart 2014 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten houdende het nationaal akkoord 2013-2014 voor de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.  Zij maakt daarnaast tot 31 december 2014 SWT mogelijk voor arbeiders met noodzakelijke beroepsverleden vanaf de leeftijd van 58 jaar. Deze CAO werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 18 december 2014 onder het nr. 124612/CO/111.03.  Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 16 januari 2015.

Een aantal regels inzake SWT vindt men ook terug in de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid", bepaald door een collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 2014, neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 17 juni 2014 onder het nr. 121756/CO/111; het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 2014.

Wij geven u hierna de integrale tekst van de CAO van 4 februari 1991, evenals de regels inzake SWT uit het nationaal akkoord 2013-2014 en uit de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkdende nijverheid".  

Voor de reglementering inzake stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag verwijzen wij u naar onze brochure.

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren.

Onder ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, wordt verstaan : de ondernemingen die gespecialiseerd zijn in het monteren en het demonteren, afbreken op openluchtwerven van metalen gebinten en onderdelen van bruggen, reservoirs, gashouders, zwaar ketelwerk, bestanddelen van zware machinebouw, petroleum-installaties, alsmede in het hanteren van zware stukken en het optrekken van metalen stellingen.

Deze ondernemingen werken doorgaans voor rekening van deze welke het in het vorig lid vermelde materiaal hebben vervaardigd of voor deze welke het gekocht hebben en het gebruik ervan hebben.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is eveneens van toepassing op buitenlandse ondernemingen die in België montagewerken verrichten met buitenlands personeel.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert de volgende bepalingen :

1) artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 1981 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juni 1982;

2) de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1989 betreffende het brugpensioen na ontslag in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 augustus 1990

en verlengt de bestaande brugpensioenregeling.

Artikel 3

Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden en gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen wordt de leeftijd verlaagd tot 57 jaar voor de werklieden en de werksters. Het ontslag gebeurt door de werkgever. Wanneer zich daaromtrent problemen voordoen, zullen deze paritair op ondernemingsvlak overlegd worden.

Artikel 4

De leeftijd bedoeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ten laatste bereikt zijn bij het effectief verstrijken van de opzeggingstermijn of op de einddatum van de theoretische periode gedekt door de toegekende verbrekingsvergoeding.

Artikel 5

Het fonds voor bestaanszekerheid voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw neemt de betaling van de bijkomende hoofdelijke bijdrage, ten laste van de werkgever, op zich volgens door het fonds bepaalde modaliteiten.

Artikel 6

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1991 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 1994.

(...)

Artikel 1 - Toepassingsgebied

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die tot de sector van de metaalverwerking behoren.

Onder werklieden wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.

(...)

(...)

Artikel 18 - Verlenging akkoorden van de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

(...)

§3. Het SWT voor werklieden voorzien in artikel 23 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001 (registratienummer 57911/CO/111), met betrekking tot het brugpensioen op 58 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de SWTreglementering het noodzakelijke beroepsverleden kan rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014.

(...)

Artikel 24

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2014 tot 31 december 2014, behoudens waar anders vermeld (...)

(...)

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.

Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.

(...)

Artikel 5

§1. Deze statuten, evenals de wijze van uitvoering, bepaald door het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw zijn toepasselijk op de werkgevers die door hun activiteit in België ressorteren onder het bovenvermeld paritair comité, evenals op de door hen in België tewerkgestelde werklieden, werksters en industriële leerlingen.

§2. De statuten zijn echter voor wat betreft het artikel 14, §2, en de bepalingen onder hoofdstuk V, A, B en C niet van toepassing op de ondernemingen en hun werklieden en werksters die bij de oprichting van het fonds vrijgesteld waren van de betaling van de bijdragen voor bestaanszekerheid, bepaald in artikel 14, §2, door het bestaan op ondernemingsvlak van een overeenkomst die gelijkwaardige voordelen toekent aan de werklieden en werksters en voor zover deze overeenkomst nog steeds van kracht blijft en door het college van de voorzitters van het fonds als dusdanig erkend is.

De statuten zijn evenmin van toepassing, voor wat betreft het artikel 14, §2 en de bepalingen onder hoofdstuk V, A, B en C, op de ondernemingen en hun werklieden en werksters, die ontstaan zijn na de oprichting van het fonds als gevolg van een afsplitsing van de in vorige alinea bedoelde ondernemingen voor zover door een overeenkomst op ondernemingsvlak gelijkwaardige voordelen worden toegekend aan de werklieden en werksters en voor zolang deze overeenkomst van kracht blijft en door het college van voorzitters van het fonds als dusdanig erkend wordt.

(...)

Artikel 5bis

§1. Deze statuten, evenals de wijze van uitvoering, bepaald door het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, zijn eveneens toepasselijk op de buiten België gevestigde werkgevers die door hun activiteit in België ressorteren onder het bovenvermeld paritair comité, evenals op hun werklieden en werksters, voor zover deze minstens 15 dagen door hen in België tewerkgesteld zijn.

(...)

(...)

Artikel 19ter

§1. Voor de toepassing van dit artikel, wordt verstaan onder:

a) werknemers in SWT: de in artikel 5, §1, bedoelde werklieden en werksters die werkloosheidsuitkeringen genieten en die ontslagen worden door de in artikel 5, §1, bedoelde werkgever binnen het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975, of in het raam van een collectieve arbeidsovereenkomst waarbij gelijkaardige voordelen worden toegekend als deze voorzien in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, voor zover zij onmiddellijk voorafagaand aan hun ontslag minstens 1 jaar anciënniteit als werkman of werkster hebben in de onderneming;

b) ingaan van het SWT: de dag vanaf dewelke de werknemer in SWT recht heeft op werkloosheidsuitkeringen.

§2. De werklieden en werksters die op SWT gesteld werden hebben recht, vanaf hun zestigste verjaardag, op de vergoedingen vastgesteld in artikel 20bis, voor zover het SWT ingaat ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar.

§3. De werklieden waarvan het SWT ingaat vanaf 1 juni 1984, hebben eveneens recht op de vergoedingen zoals bepaald in artikel 20bis, indien het SWT ingaat ten vroegste op de leeftijd van 50 jaar.

§4. In afwijking van de §§ 2 en 3, hebben de werklieden waarvan het SWT ingaat tussen 1 januari 1985 en 30 juni 2009 vanaf hun zevenenvijftigste verjaardag recht op de vergoeding voorzien in artikel 20bis.  Dit recht wordt verkregen ongeacht de leeftijd waarop het SWT ingaat, met dien verstande dat de minimumleeftijd van 50 jaar dient nageleefd te worden.

In afwijking van de vorige alinea, hebben de werklieden waarvan het ontslag met het oog op SWT betekend werd tussen 1 juli 2009 en 31 december 2014 slechts vanaf hun 58ste verjaardag recht op de vergoeding voorzien in artikel 20bis.

Dit recht wordt verkregen ongeacht de leeftijd waarop het SWT ingaat, met dien verstande dat de minimumleeftijd van 50 jaar dient nageleefd te worden.

§5. Het college van de voorzitters kan indien zich bijzondere randgevallen voordoen met betrekking tot werklieden of werksters die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de §§ 2, 3 of 4, de toekenningsmodaliteiten preciseren van de vergoeding vastgesteld in artikel 20bis.

§6. Voor werklieden en werksters, bedoeld in artikel 5bis, §6, en voor de grensarbeiders van in België gevestigde ondernemingen, die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de §§ 2, 3 of 4, kan het college van de voorzitters de toekenningsmodaliteiten preciseren van een gelijkwaardige forfaitaire vergoedingen zoals bepaald in artikel 20bis.

§7. In afwijking van de §§ 2 en 3, hebben de werklieden waarvan het SWT ingaat vanaf 1 januari 2008 vanaf hun zesenvijfigste verjaardag recht op de vergoeding voorzien in artikel 20bis.  Dit recht wordt enkel verkregen indien de werklieden 56 jaar zijn op het moment waarop het SWT ingaat en zij minstens 40 jaar beroepsloopbaan tellen.

§8. Het fonds voor bestaanszekerheid blijft de vergoeding voorzien in artikel 20bis doorbetalen aan de werknemers in SWT in geval van werkhervatting als werknemer of zelfstandige.

De werkgever die een werknemer in SWT als werknemer of zelfstandige het werk laat hervatten, dient het fonds hiervan onverwijld op de hoogte te brengen, volgens de modaliteiten vastgelegd door het fonds.

In geval van werkhervatting als werknemer of zelfstandige bij de werkgever die ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde technische bedrijseenheid behoort als de werkgever die onslagen heeft, wordt de betaling van de bovengenoemde vergoeding stopgezet.  De werkgever die een dergelijke werknemer in SWT hertewerkstelt dient het fonds voor bestaanszekerheid hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen.  Doet hij dat niet dan zijn alle sociale en fiscale lasten op de uitkering bedoeld in artikel 20 bis, die aan de betrokken werknemer werden uitgekeerd, ten laste van de wekgever die de werknemer in SWT opnieuw tewerkstelt.

§9. De opening van recht op de vergoeding voorzien in artikel 20bis blijft behouden tot 31 december 2014 voor werklieden die op 30 juni 2013 voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden, maar die hun SWT effectief opnemen tussen 30 juni 2013 en 31 december 2014.

Artikel 19quater

Overeenkomstig artikel 9, derde lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, worden de uitkeringen bepaald bij de artikelen 19ter en 20bis afgetrokken van de bijkomende vergoeding toegekend krachtens de artikelen 4 en 5 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974.

Dezelfde regeling geldt in het raam van een collectieve arbeidsovereenkomst waarbij gelijkaardige voordelen worden toegekend als deze voorzien in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17.

Artikel 19quinquies

Aan werklieden en werksters, die op SWT gesteld waren of worden op het ogenblik van de sluiting van hun onderneming en die nog geen vergoeding ontvingen zoals bepaald in artikel 20bis, §§ 1 en 2, wordt deze vergoeding niet toegekend.

Het college van de voorzitters kan afwijkingen toestaan voor individuele gevallen voor welke de statuten en reglementen van het fonds voor sluiting van ondernemingen geen tussenkomst toelaten.

De leeftijd wordt behouden op 55, 56 of 57 jaar tot 30 juni 2007 voor zover de werklieden en werksters een beroepsverleden aantonen van 38 jaar zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van SWT.

Artikel 19sexies

(...)

Artikel 19septies

§1. De bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT, enerzijds deze ingesteld door de programmawet van 22 december 1989, te betalen aan de Rijksdienst voor pensioenen en anderzijds deze ingesteld door de programmawet van 19 december 1990, te betalen aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, gewijzigd door de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen en het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de bovengenoemde wet, worden vanaf 1 januari 1991 door het fonds ten laste genomen vanaf de leeftijd van 57 jaar, voor zover zij op SWT gesteld werden tussen 1 januari 1991 en 31 december 2014 en zij de vergoedingen bedoeld in artikel 20bis ontvangen, met uitzondering van alle werklieden en werksters waarvan de werkgever die de betrokken werklieden en werksters met SWT heeft geplaatst, vanaf 1 oktober 2000 in vereffening op faling is gesteld of sluit gedurende de looptijd van het SWT van de betrokken werklieden en werksters, en dit vanaf de maand waarin de vereffening of faling werd uitgesproken of vanaf het moment van de sluiting.

In afwijking van §1 zullen de bijzondere werkgeversbijdragen waarover sprake slechts ten laste worden genomen vanaf 58 jaar voor de werklieden waarvan het ontslag met het oog op SWT betekend werd tussen 1 juli 2009 en 31 december 2014.

§2. Vanaf 1 januari 2007 gelden echter bijzondere regels in verband met het gedeelte van de bijzondere werkgeversbijdragen die nog ten laste worden genomen door het fonds voor bestaanszekerheid:

Plafonnering van de ten laste neming door het fonds voor bestaanszekerheid van de bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT:

1° het fonds voor bestaanszekerheid neemt voor het SWT die ingegaan zijn vóór 1 juli 2007 de bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT ten laste tot maximum het bedrag van de forfaitaire bijzondere werkgeversbijdrage die vóór 1 juli 2007 op die SWT verschuldigd is;

2° voor het SWT die ingegaan zijn na 30 juni 2007 wordt de tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid in de bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT beperkt tot in het totaal maximum 75 EUR per maand;

3° Deze ten laste neming door het fonds voor bestaanszekerheid geldt eveneens voor de bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT vanaf 56 jaar waarvoor, conform artikel 19ter, §7, een vergoeding voorzien is van het fonds voor bestaanszekerheid.

§3. In afwijking van artikel 17 §1 van het KB van 29 maart 2010 tot invoering van Hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 betreffende de harmonisering van de bijdragen op de aanvullende vergoedingen bij SWT, wordt vanaf 1 april 2010 het fonds voor bestaanszekerheid beschouwd als de debiteur van de aanvullende vergoeding, voor zover het SWT is ingegaan na 30 juni 2007 en voor zover het bedrag van de bijzondere werkgeversbijdragen gelijk of lager is dan 75 EUR per maand.  In dat geval zal het fonds voor bestaanszekerheid instaan voor de aangifte en betaling van de bijzondere werkgeversbijdrage SWT voor de periode waarvoor hij een aanvullende vergoeding verschuldigd is conform artikel 19ter.  Voor het SWT ingegaan voor 1 juli 2007 wordt dit bedrag van 75 EUR aangepast aan het bedrag van de forfaitaire bijzondere werkgeversbijdrage die voor 1 juli 2007 op dit SWT verschuldigd waren.

Voor zover het SWT is ingegaan na 30 juni 2007 en voor zover het FBZ een aanvullende vergoeding verschuldigd is conform artikel 19ter, wordt de werkgever beschouwd als de debiteur van de aanvullende vergoeding, in geval de bijzondere werkgeversbijdrage SWT hoger is dan 75 EUR. In dat geval zal hij moeten instaan voor de volledige aangifte en betaling van de bijzondere werkgeversbijdragen.  Voor de brugpensioenen ingegaan voor 1 juli 2007 wordt dit bedrag van 75 EUR aangepast aan het bedrag van de forfaitaire bijzondere werkgeversbijdrage die voor 1 juli 2007 op dit SWT verschuldigd waren.

De werkgever wordt altijd geacht de debiteur van de aanvullende vergoeding te zijn in de gevallen waar het fonds voor bestaanszekerheid statutair geen aanvullende vergoeding verschuldigd is.

De werkgever is gehouden tot het tijdig en correct overmaken van de noodzakelijke inlichtingen volgens onderrichtingen opgesteld door het fonds voor bestaanszekerheid, die het fonds voor bestaanszekerheid in staat moeten stellen om enerzijds de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding te bepalen, zoals bepaald in alinea's 1 en 2, en anderzijds een tijdige en correcte aangifte en betaling van de bijzondere werkgeversbijdrage te kunnen doen, indien het fonds voor bestaanszkerheid zelf de voornaamste debiteur is.

De werkgever zal door de RSZ aansprakelijk gesteld worden voor alle verhogingen, boetes en/of interesten die het gevolg zijn van:

- het niet of niet tijdig of onvolledig aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangeven en/of betalen van de bijzondere werkgeversbijdragen op het SWT, waarvoor hij gehouden is zelf deze werkgeversbijdrage aan te geven en te betalen:

- het niet of laattijdig doorgeven van noodzakelijke inlichtingen aan het fonds voor bestaanszekerheid, zoals bepaald in vorige alinea;

- het doorgeven van foute of onvolledige inlichtingen aan het fonds voor bestaanszekerheid, zoals bepaald in vorige alinea.

Artikel 19octies

§1. De bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage op het SWT in uitvoering enerzijds van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 en anderzijds van artikel 11 van de wet van 3 april 1995, wordt, binnen de bestaande mogelijkheden, door het fonds voor bestaanszekerheid ten laste genomen voor de werklieden en werksters, die in het kader van deze regeling tussen 19 juni 1995 en 31 december 1996 in SWT worden gesteld.

§2. De bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdragen op het SWT, in uitvoering van het koninklijk besluit van 21 maart 1997, wordt, binnen de bestaande mogelijkheden, door het fonds ten laste genomen voor de werklieden en werksters, die in het kader van deze regeling tussen 13 mei 1997 en 31 december 2014 in SWT worden gesteld.

(...)

(...)

Artikel 20bis

§1. Het bedrag van de aanvullende vergoeding, uitgekeerd krachtens artikel 19ter, wordt bepaald op 64,45 EUR per maand voor de werklieden en werksters die tewerkgesteld waren in een voltijdse dienstbetrekking, die werkloosheidsuitkeringen genieten bij toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt bepaald op 76,85 EUR per maand voor de werklieden en werksters waarvan het SWT ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 31 december 2014 voor zover zij voldoen aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.

(...)

Vanaf 1 januari 2006 wordt het bedrag van 76,85 EUR van bovengenoemde aanvullende vergoedingen gebracht op 77 EUR.

(...)

Het college van de voorzitters bepaalt de berekeningsmodaliteiten in de gevallen waarin aan de gestelde voorwaarden niet gedurende de ganse maand voldaan wordt.

§2. Het bedrag van de aanvullende vergoeding, uitgekeerd krachtens artikel 19ter, wordt bepaald op 32,23 EUR per maand voor de werklieden en werksters die tewerkgesteld waren in een deeltijdse dienstbetrekking, die werkloosheidsuitkeringen genieten bij toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt bepaald op 38,42 EUR per maand voor de werklieden en werksters waarvan het SWT ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 31 december 2014 voor zover zij voldoen aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.

(...)

Vanaf 1 januari 2006 wordt het bedrag van 38,42 EUR van bovengenoemde aanvullende vergoedingen gebracht op 38,50 EUR.

(...)

Het college van de voorzitters bepaalt de berekeningsmodaliteiten in de gevallen waarin aan de gestelde voorwaarden niet gedurende de ganse maand voldaan wordt.

§3. De toekenning van de vergoeding, voorzien in de §§ 1 en 2, houdt op wanneer de werkman of de werkster volgens de wetgeving op de werkloosheidsverzekering verondersteld wordt met pensioen te zijn gegaan.

(...) 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
17/03/2014
Registratienr
124612
Geldig van
01/01/2014
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
21/03/2014
Registratiedatum
18/12/2014
Onderwerp
sectoraal akkoord 2013-2014
BS Bericht van neerlegging
16/01/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
25/03/2016
Gepubliceerd in het B.St. van
22/04/2016
Keywords
LONEN, ECOCHEQUES, EINDEJAARSPREMIE, ALTERNATIEF VOORDEEL/BELONINGSWIJZE (EXCL. PREMIE, CHEQUE, BONUS), AANVULLENDE PENSIOENEN EN GROEPSVERZEKERINGEN, ARBEIDSDUUR IN UREN, BETAALDE VERLOFDAG (GEEN ADV- OF COMPENSATIEDAG) EN FEESTDAG, TIJDELIJKE ARBEID EN UITZENDARBEID, LOOPBAANONDERBREKING, TIJDSKREDIET/LOOPBAANVERMINDERING, LANDINGSBANEN, OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET, RISICOGROEPEN, WERKLOOSHEID (ANDERE DAN ECONOMISCHE WERKLOOSHEID VOOR BEDIENDEN), BRUGPENSIOEN, STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT), OPZEGGING/ONTSLAG, SYNDICALE AFVAARDIGING, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID, WERKING ONDERNEMING/OVERLEGORGANEN, SOCIALE VREDE, HARMONISERING STATUUT ARBEIDERS/BEDIENDEN

Historiek
01/01/2014 31/12/2014 2201 Historiek SWT 58 jaar - Kliksysteem
01/01/2014 30/06/2014 2201 2101 Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58,57 en 56 jaar
01/01/2013 31/12/2013 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 56 jaar
01/01/2011 31/12/2012 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 56 jaar
01/01/2009 31/12/2010 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 56 jaar
01/01/2007 31/12/2008 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 56 jaar
01/01/2005 31/12/2006 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 55 jaar
01/01/2003 31/12/2004 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 55 jaar
01/01/2001 31/12/2002 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 55 jaar
15/05/2000 31/12/2000 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 55 jaar
01/01/1999 14/05/2000 2201 2101 Brugpensioen vanaf 58, 57 en 55 jaar