5201 Aanvullend pensioen

Paritair (sub-)Comité nr.:
330.01.10-00.00

Bijwerking: 06/10/2016
Geldig vanaf: 01/01/2017

Inrichter

Het sectoraal spaarfonds van de federale sectoren, met maatschappelijke zetel gelegen te 1000 Brussel, Sainctelettesquare 13-15

Begunstigden

  • De begunstigde van de uitkering op de pensioenleeftijd

Indien de aangeslotene in leven is op de pensioenleeftijd, wordt het kapitaal leven uitgekeerd aan de aangeslotene zelf.

  • De begunstigde van de uitkering bij overlijden

Indien de aangeslotene overlijdt vóór de pensioenleeftijd, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde:

  1. de echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zover die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt.  De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben;
  2. bij ontstenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene;
  3. bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene;
  4. bij ontstentenis de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aan het pensioenfonds aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is;
  5. bij ontstentenis aan de ouders van de aangeslotene.  Bij overlijden van één van hen komt het kapitaal toe aan de langstlevende;
  6. bij ontstentenis het pensioenfonds.

Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt de voorziene uitkering bij overlijden in gelijke delen onder hen verdeeld, tenzij het document van aanduiding van begunstigde de grootte van de delen bepaalt.

In het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten werd op 13 december 2010 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 9 januari 2014 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 april 2014.

In hetzelfde paritair comité werd op 6 juli 2016 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel.  Zij werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 23 september 2016 onder het nr. 135009/CO/330; het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 19 oktober 2016.

Het pensioenreglement dat volgens de bepalingen van de CAO van 13 december 2010 als bijlage werd opgenomen wordt vervangen door het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij de CAO van 6 juli 2016.

Zij werd gewijzigd door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 11 mei 2015, algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 12 oktober 2015 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23  oktober 2015.

Wij geven u hierna de bepalingen betreffende het sectoraal aanvullend pensioenstelsel.

HOOFDSTUK I - Voorwerp van de overeenkomst

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 28 april 2003, artikel 8, betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, hierna "WAP" genoemd, en de beslissing van de representatieve werkgevers en werknemersorganisaties in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als voorwerp de invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel.  De pensioentoezegging maakt het voorwerp uit van het als bijlage opgenomen pensioenreglement, dat integraal deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK II - Toepassingsgebied

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en alle werknemers, met uitzondering van de categorieën voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en onder:

- de inrichtingen die aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn;

- de psychiatrische verzorgingstehuizen;

- de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen;

- de dagverzorgingscentra voor bejaarden;

- de revalidatiecentra;

- de diensten voor thuisverpleging;

- de diensten voor bloedtransfusie en bloedverwerking;

- de medisch-pediatrische centra;

- de wijkgezondheiscentra.

Onder werknemers wordt verstaan: het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.

Onder "sectoraal spaarfonds van de federale sectoren" wordt in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: het sectoraal spaarfonds van de federale sectoren, opgericht als fonds voor bestaanszekerheid bij collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2008.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op:

- werknemers met een contract van interimarbeid;

- werknemers met een vakantie-, studenten- of ibo-contract (individuele beroepsopleiding);

- arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's en een tewerkstelling in het kader van artikel 78 van het KB van 25.11.1991 tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst;

- werknemers die activiteiten uitoefenen terwij zij al een wettelijk rustpensioen genieten;

- geneesheren-bedienden die een opleiding volgen tot gesneesheer-specialist en die beperkt onderworpen zijn door werkgevers-ziekenhuizen uit de privé sector (RSZ-kengetal 072).

HOOFDSTUK III - Inrichter

Artikel 4

Het sectoraal spaarfonds van de federale sectoren, met maatschappelijke zetel gelegen te 1000 Brussel, Sainctelettesquare 13-15, treedt op als inrichter van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel.

HOOFDSTUK IV - Pensioentoezegging

Artikel 5

De regels en modaliteiten betreffende de uitvoering van de pensioentoezegging, en de rechten en verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers, van de aangeslotenen en van hun rechthebbenden zijn opgenomen in het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 6

Er wordt een pensioenfonds van de federale non-profit/social-profit sector OFP (Organisme voor de Financiering van Pensioenen), met maatschappelijke zetel in 1000 Brussel, Sainctelettesquare 13-15 en toegelaten op 8 mei 2012 onder nummer 50604, opgericht dat als pensioensinstelling gekozen wordt en waaraan het beheer en de uitvoering van de pensioentoezegging worden toevertrouwd.

HOOFDSTUK V - Inwerkingtreding van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel

Artikel 7

Het sectoraal aanvullend pensioenstelsel treedt in werking op 1 januari 2011.

HOOFDSTUK VI - Inwerkingtreding, duur en opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst

Artikel 8

§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op datum van de ondertekening en is gesloten voor onbepaalde tijd.

§2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de partijen worden opgezegd voor 30 juni van ieder kalenderjaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend kalenderjaar.  De opzegging moet betekend worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, die een kopie van de opzegging stuurt aan elke ondertekenende partij.

 

Organisme voor de financiering van pensioenen

"Pensioenfonds van de federale non-profit/social-profitsector"

Sainctelettesquare 13-15 te 1000 Brussel

PENSIOENREGLEMENT

(...)

 

HOOFDSTUK I - Voorwerp

Artikel 1

§1. Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel, gesloten in het Paritair Comité 330.

§2. De pensioentoezegging heeft tot doel om een pensioenkapitaal of een ermee overeenstemmende rente samen te stellen, dat aan de aangeslotene of in geval de aangeslotene overlijdt voor de pensionering aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt.

§3. Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de inrichter, de pensioeninstelling, de werkgevers, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden.

§4. Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2017 en vervangt het vorige reglement van 18 december 2013.

De verworven rechten van de aangeslotenen die uitgetreden zijn uit het pensioenstelsel van de inrichter voor de inwerkingtreding van dit reglement en/of van hun rechthebbenden blijven bepaald door het reglement dat van kracht was bij hun uittreding, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen.

HOOFDSTUK II - Begripsomschrijving

Artikel 2

In dit reglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben:

2.1. Inrichters

Het sectoraal spaarfonds van de federale sectoren.

2.2. Organisatie

Elke organisatie - al dan niet gesubsidieerd door de federale overheid - die personeelsleden tewerkstelt binnen het Paritair Comité 330, op wie de eerder genoemde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is.

2.3. Jaarloon

Het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, ten laste van de organisatie.

2.4. Pensioenfonds

Het pensioenfonds van de federale non-profit/social-profitsector OFP, met zetel te 1000 Brussel, Sainctelettesquare 13-15, toegelaten op 8 mei 2012 onder nummer 50604.

2.5. Wet betreffende de aanvullende pensioenen

Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

HOOFDSTUK III - Aansluiting

Artikel 3

§1. Elke werknemer ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst:

- die op of na 1 januari 2010 door een arbeidsovereenkomst verbonden is met een organisatie, 

- en op wie de collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel binnen het paritair comité, van toepassing is;

wordt verplicht aangesloten aan het pensioenstelsel.

§2. De datum van in dienst treden bij een werkgever op wie het reglement van toepassing is, is tegelijk de datum van aansluiting aan dit reglement.  Wie in dienst is op 1 januari 2010, wordt vanaf die datum aangesloten.

§3. Worden evenwel uitgesloten:

- werknemers met een contract van interimarbeid;

- werknemers met vakantie-, studenten- of IBO-contracten (individuele beroepsopleiding);

- leerlingen waarvoor geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald (erkende leerling van de middenstand, leerling met industrieel leercontract, leerling in opleiding tot ondernemingshoofd, leerling met een overeenkomst voor socioprofessionele inpassing, erkend door de gemeenschappen en gewesten, stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst);

- arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van art. 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de inrichting van OCMW's en tewerkgesteld in het kader van artikel 78 van het KB van 25 november 1991 tenzij ze sprake is van een arbeidsovereenkomst;

- werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten;

- geneesheren-bedienden die een opleiding volgen tot geneesheer-specialist en die beperkt onderworpen zijn door werkgevers-ziekenhuizen uit de privé-sector (code 072 RSZ).

§4. De aangeslotene aanvaardt het pensioenreglement, en machtigt de inrichter om aan het pensioenfonds alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn voor de goede uitvoering van dit reglement.

§5. De aangeslotene zal alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat het pensioenfonds zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, op eenvoudige vraag overmaken.  Zolang de aangeslotenen deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, zullen de inrichter en het pensioenfonds hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in dit reglement beschreven wordt niet kunnen uitvoeren.  Er kan in dat geval geen sprake zijn van enige vorm van vergoeding of verwijlintrest voor een gebeurlijke late uitbetaling van rechten.

HOOFDSTUK IV - De pensioentoelage

Artikel 4 - Het bedrag van de pensioentoelage

§1. De uitkeringen bij pensionering en in geval van overlijden worden gefinancierd door jaarlijkse toelagen waarvan het niveau vastgesteld wordt bij collectieve arbeidsovereenkomst.

§2. In geval van toekenning van een opzeggingsvergoeding aan een rechthebbende wordt de pensioentoelage toegekend voor de volledige periode waarmee deze opzeggingsvergoeding overeenkomt op basis van de laatste pensioentoelage die op dat moment van kracht was.

Artikel 5 - De aanwending van de pensioentoelage

§1. De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort.  De valutadatum, dit is de datum vanaf wanneer de pensioentoelage opgerent wordt, wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst.

§2. De oprenting gebeurt:

- tot op de dag voorafgaand aan de pensionering;

- of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt.

Artikel 6 - Het rendement

§1. Het pensioenfonds beheert de verworven reserves van de aangeslotene, een vrije reserve en een rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten.  Indien de globale storting van de inrichter verschilt van de globale pensioentoelage, dan wordt het verschil gestort op, of afgehaald van de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten.

§2. Het rendement is gelijk aan het financieel rendement voortkomend uit de gedane beleggingen, verminderd met de beheerskosten, de voorzieningen voor risico's en lasten en de eventuele belastingen op het resultaat.  De verworven reserves, de vrije reserve en de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten ontvangen ieder een proportioneel deel van het rendement.

§3. Indien de rendementsvoet groter is dan de rendementsvoet die door de inrichter krachtens de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet gewaarborgd worden, kunnen de bevoegde organen van het pensioenfonds beslissen om in het geval dat de opgebouwde reserves op de individuele pensioenrekeningen onvoldoende zouden zijn ten overstaan van de verworven reserves waarop de aangeslotenen bij uittreding aanspraak zouden kunnen maken op het einde van het jaar, het geheel of een deel van de negatieve verschillen aan te zuiveren.

§4. Het geheel of een deel van het rendement kan door een beslissing van de bevoegde organen van het pensioenfonds toegewezen worden aan een vrije reserve die dient om een eventueel toekomstig tekort ten overstaan van de wettelijk vereiste verworven reserve te financieren.  Deze vrije reserve kan maximaal 25 % bedragen van de som van de verworven reserves waarop de aangeslotenen bij uittreding aanspraak zouden kunnen maken.

§5. Indien de individuele reserves het bedrag dat vereist is in uitvoering van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen niet bereiken, ontvangt de individuele pensioenrekening jaarlijks op 31 december  een rendement dat gelijk is aan een proportioneel deel van het rendement dat door het pensioenfonds in dat jaar behaald werd, in verhouding tot de belegde reserves.

§6. Wanneer bij uittreding, pensionering of bij opheffing van de pensioentoezegging er een tekort zou bestaan ten overstaan van wat vereist is op basis van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, wordt dit tekort aangezuiverd vanuit de vrije reserve.

Artikel 7 - Winstdeelname

Indien het vermogen van het fonds volstaat om de som te dekken van de verworven reserves krachtens de wet betreffende de aanvullende pensioenen, van een vrije reserve van 25 % van die verworven reserve en van de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten, kan het pensioenfonds overgaan tot het toekennen van een winstdeelname.  Deze winstdeelname neemt de vorm aan van een verhoging van de verworven rechten, en wordt daardoor definitief verworven door de aangeslotenen.  Een aan de individuele rekening van de aangeslotene toegekende winstdeelname wordt mee opgerent op basis van de hiervoor beschreven werkwijze.

Artikel 8 - Uitbetaling

§1. Het pensioenfonds zal de voorziene bedragen zo snel mogelijk uitbetalen.

§2. Indien het pensioenfonds nog niet beschikt over de tewerkstellingsgegevens die nodig zijn om het juiste bedrag uit te betalen, zal de laatst gekende pensioentoelage proportioneel toegepast worden in verhouding met het aantal volledige maanden tewerkstelling bij een organisatie zoals omschreven in artikel 2.2, en met de laatst gekende tewerkstellingsgraad.

HOOFDSTUK V - Pensioen

Artikel 9 - De pensioenleeftijd

§1. De pensioenleeftijd waarop het kapitaal dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de normale wettelijke pensioenleeftijd dat van kracht is op de berekeeningsdatum.

§2. Het kapitaal is echter opeisbaar van zodra de aangeslotene een wettelijk pensioen verkrijgt.

§3. Indien de aangeslotene in dienst blijft van een organisatie na de pensioenleeftijd en nog niet geniet van een wettelijk pensioen blijft de pensioentoelage verschuldigd.

§4. De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen wanneer hij zijn wettelijk pensioen opneemt.

HOOFDSTUK VI - Overlijden

Artikel 10

Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening.

HOOFDSTUK VII - Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves

Artikel 11

§1. De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn eigendom van de aangeslotene.

§2. De aangeslotene kan echter pas na een ononderbroken periode van twee trimesters aansluiting aan dit pensioenreglement, rechten opeisen met betrekking tot die reserves.

§3. Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van een organisatie die behoort tot een sector waarop het reglement van toepassing is, wordt niet als een nieuwe aangeslotene beschouwd.

§4. De pensioenrekening kan niet in pand gegeven worden, en de begunstiging ervan kan niet overgedragen worden.  Er kan geen voorschot op toegekend worden.

HOOFDSTUK VIII - Uitkeringen

Artikel 12

§1. De aangeslotene of de begunstigde(n) worden verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van een kapitaal.

§2. De begunstigde(n) kan(kunnen) evenwel vragen om het kapitaal dat aan hem(n) toekomt, om te vormen in een lijfrente.  Een keuze voor een vereffening als lijfrente moet uiterlijk een maand voor de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan het pensioenfonds meegedeeld worden.

§3. Het kan volgens de keuze van de begunstigde gaan om een lijfrente die enkel aan hem betaald wordt, of om een lijfrente die in geval van overlijden van de begunstigde overdraagbaar is op de overlevende echtgeno(o)t(e) of op de partner waarmee hij wettelijk samenwoont.  De rente kan geïndexeerd worden.

§4. De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n).

§5. Wanneer het jaarbedrag van de rente de 499,99 EUR niet overschrijdt, kan de voorziene uitkering niet onder vorm van rente gebeuren, maar enkel onder vorm van een eenmalig kapitaal.

§6. Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 499,99 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke trimestriële delen op het einde van ieder trimester.

§7. De hiervoor vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden.

HOOFDSTUK IX - Begunstigden

Artikel 13 - De begunstigde van de uitkering op de pensioenleeftijd

Indien de aangeslotene in leven is op de pensioenleeftijd, wordt het kapitaal leven uitgekeerd aan de aangeslotene zelf.

Artikel 14 - De begunstigde van de uitkering bij overlijden

§1. Indien de aangeslotene overlijdt vóór de pensioenleeftijd, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde:

- de echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zover die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt.  De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben;

- bij ontstenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene;

- bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene;

- bij ontstentenis de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aan het pensioenfonds aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is;

- bij ontstentenis aan de ouders van de aangeslotene.  Bij overlijden van één van hen komt het kapitaal toe aan de langstlevende;

- bij ontstentenis het pensioenfonds.

§2. Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt de voorziene uitkering bij overlijden in gelijke delen onder hen verdeeld, tenzij het document van aanduiding van begunstigde de grootte van de delen bepaalt.

§3. In geval de aangeslotene en de begunstigde overlijden zonder dat de volgorde van overlijden kan bepaald worden, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de volgende in de voorrangsorde van begunstigden.

§4. Indien er zich geen begunstigden aanmelden binnen een periode van 5 jaar na het overlijden wordt de voorziene uitkering bij overlijden vereffend ten voordele van het pensioenfonds.

HOOFDSTUK X - Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen

Artikel 15

§1. De inrichter zal de verschuldigde pensioentoelagen aan het pensioenfonds overmaken.

§2. De inrichter kan de inning van de pensioentoelage laten gebeuren door de RSZ.

§3. Wanneer de pensioentoelage niet langer betaald wordt, worden de pensioenrekeningen premievrij gemaakt.  Het pensioenfonds zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 2 maanden volgend op de datum waarop het kennis kreeg van het stopzetten van de betaling, door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen.

HOOFDSTUK XI - Informatie

Artikel 16 - Het pensioenreglement

De tekst van het pensioenreglement is beschikbaar op de website van het pensioenfonds.

Artikel 17 - De pensioenfiche

Ieder jaar brengt het pensioenfonds elke actieve aangeslotene door middel van een pensioenfiche op de hoogte van:

- het bedrag van de pensioentoelagen;

- de verworven reserve;

- de verworven prestatie en de datum van opeisbaarheid;

- het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar;

- de rente die overeenstemt met het pensioenkapitaal;

- de methode van de berekeningswijze van de rendementsgarantie.

De pensioenfiche wordt beschikbaar gesteld in de e-box van de aangeslotenen op de website www.mybenefit.be

Artikel 18 - Beheersverslag

Het pensioenfonds stelt jaarlijks een verslag op over het beheer van de pensioentoezegging ter beschikking van de aangeslotenen.  Daarin is onder meer de volgende informatie opgenomen:

- de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering;

- de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt behouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;

- het rendement van de beleggingen en de kostenstructuur;

- de verdeling van de winst.

Dit verslag wordt op schriftelijk verzoek van de aangeslotene aan hem overgemaakt.

HOOFDSTUK XII - De aangeslotene verlaat de organisatie vóór de pensioenleeftijd

Artikel 19

§1. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotene beëindigd wordt en bij binnen drie maanden het werk hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassing is, blijft de aangeslotene deelnemer aan het sectorale pensioenstelsel voor zover hij aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet. 

§2. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotenen beëindigd wordt om een andere reden dan het overlijden of de pensionering, en hij het werk niet hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassings is, heeft de aangeslotene de keuze tussen de volgende mogelijkheden, voor zover hij rechten kan opeisen op de reserves:

- hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioenbelofte laten bij het pensioenfonds en op de pensioenleeftijd of bij overlijden een kapitaal of een rente ontvangen;

- hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidscontract sloot, indien hij aan de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt;

- hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioensinstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels overeenkomstig artikel 22 van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden.

§3. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij het pensioenfonds zonder wijziging van de pensioenbelofte.

HOOFDSTUK XIII - Fiscale bepalingen

Artikel 20 - Welke fiscale wetgeving is van toepassing ?

Wanneer de aangeslotene en de begunstigde hun woon- en/of werkplaats in België hebben, en de organisatie gevestigd is in België, is de Belgische fiscale wetgeving van toepassing zowel op de pensioenbijdragen als op de uitkeringen.  Is dit niet het geval, dan zouden fiscale en/of sociale lasten kunnen verschuldigd zijn op basis van een buitenlandse wetgeving, in uitvoering van de internationale verdragen die in dat verband gelden.

Artikel 21 - Belastingsstatuut van de pensioentoelage

§1. Op basis van de Belgische fiscale wetgeving van kracht op de ingangsdatum van dit pensioenreglement, vormen de werkgeverstoelagen in principe aftrekbare beroepskosten in de vennootschapsbelasting, en geven geen aanleiding tot bijkomende heffing in de rechtspersonenbelasting, noch tot een dadelijk belastbaar voordeel voor de aangeslotene.

§2. Het bedrag, uitgedrukt in jaarlijkse rente:

- van de voorziene uitkeringen naar aanleiding van pensionering in uitvoering van dit pensioenreglement;

- van het wettelijk pensioen;

- van andere aanvullende pensioenuitkeringen waarop de aangeslotene recht heeft;

- mag evenwel 80 % van de laatste normale bruto bezoldiging niet overschrijden, rekening houdend met de normale duur van een beroepswerkzaamheid, en met een overdraagbaarheid van de rente ten gunste van de overlevende echtgeno(o)t(e) van 80 %, en met een indexatie van de rente.

§3. Indien een organisatie voor een aangeslotene nog andere aanvullende pensioenvoordelen zou voorzien dan diegene die voortkomen uit dit pensioenreglement, zal een gebeurlijke overschrijding van de fiscaal toegelaten grens aangerekend worden op de financiering van die andere pensioenvoordelen.

HOOFDSTUK XIV - Verplichtingen van de inrichter

Artikel 22

§1. De inrichter zal tijdig alle vereiste gegevens voor de uitvoering van dit pensioenreglement aan het pensioenfonds overmaken.  De verplichtingen van het pensioenfonds worden gevestigd op basis van de tijdig overgedragen gegevens.

§2. De inrichter zal alle vragen van de aangeslotenen over het pensioenreglement in het algemeen, of over de individuele rekeningen, meedelen aan het pensioenfonds.

HOOFDSTUK XV - Toepassing van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Artikel 23

§1. De inrichter verstrekt een aantal persoonsgegevens aan het pensioenfonds om het sectorale pensioenstelsel te beheren.  Het pensioenfonds behandelt deze gegevens vertrouwelijk.  Ze mogen uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het sectorale pensioenstelsel, met uitsluiting van elk ander al dan niet commercieel oogmerk.

§2. Iedere persoon van wie persoonlijke gegevens bewaard worden, heeft het recht om inzage en verbetering ervan te verkrijgen.  Hij moet zich in dat geval schriftelijk tot het pensioenfonds richten, en daarbij een kopie van zijn identiteiskaart voegen.

HOOFDSTUK XVI- Wijziging van dit reglement

Artikel 24

Dit pensioenreglement kan gewijzigd of stopgezet worden door een collectieve arbeidsovereenkomst die in het bevoegde paritair comité gesloten wordt.

HOOFDSTUK XVII - Geschillen en toepasselijk recht

Artikel 25

Het Belgische recht is van toepassing op dit pensioenreglement.  Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
06/07/2016
Registratienr
135009
Geldig van
01/01/2017
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
24/08/2016
Registratiedatum
23/09/2016
Onderwerp
wijziging van het reglement van het aanvullend pensioenstelsel '330'
BS Bericht van neerlegging
19/10/2016
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
02/05/2017
Gepubliceerd in het B.St. van
26/05/2017
Keywords
-

Datum CAO
11/05/2015
Registratienr
127323
Geldig van
15/12/2014
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
26/05/2015
Registratiedatum
09/06/2015
Onderwerp
wijziging van de cao van 13 december 2010 tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel
BS Bericht van neerlegging
17/06/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
12/10/2015
Gepubliceerd in het B.St. van
23/10/2015
Keywords
AANVULLENDE PENSIOENEN EN GROEPSVERZEKERINGEN

Datum CAO
13/12/2010
Registratienr
103537
Geldig van
13/12/2010
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
21/02/2011
Registratiedatum
17/03/2011
Onderwerp
aanvullend pensioenstelsel
BS Bericht van neerlegging
29/03/2011
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
09/01/2014
Gepubliceerd in het B.St. van
02/04/2014
Keywords
AANVULLENDE PENSIOENEN EN GROEPSVERZEKERINGEN

Historiek
01/01/2017 31/12/2999 5201 Aanvullend pensioen
15/12/2014 31/12/2016 5201 Aanvullend pensioen
01/01/2014 14/12/2014 5201 Aanvullend pensioen
26/06/2012 31/12/2013 5201 Aanvullend pensioen
26/06/2012 25/06/2012 5201 52 Aanvullend pensioen
01/01/2012 25/06/2012 5201 52 Invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel
01/01/2011 31/12/2011 5201 Invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel