Elk jaar worden de loongrenzen uit de arbeidsovereenkomstenwet geïndexeerd. Hieronder volgen de bedragen die zullen gelden vanaf 1 januari 2015.
Bedrag uit de wet | Bedrag 2014 | Bedrag 2015 |
16.100 EUR | 32.886 EUR | 33.203 EUR |
19.300 EUR | 39.422 EUR | 39.802 EUR |
32.200 EUR | 65.771 EUR | 66.406 EUR |
De eerste loongrens is van belang bij het scholingsbeding en het concurrentiebeding, de tweede voor het vaststellen van het bedrag van de borgstelling. De derde loongrens is relevant voor het concurrentiebeding en het arbitragebeding.
In 2013 bedroeg de eerste loongrens 32.254 EUR. Dit bedrag is nog van belang wanneer de opzeggingstermijn berekend wordt voor een werknemer die reeds in dienst was vóór 1 januari 2014. Er dient dan te worden berekend of de betrokkene op 31 december 2013 meer of minder verdiende dan 32.254 EUR.
Ten gevolge van het eenheidsstatuut is de eerste loongrens niet langer van belang voor het sollicitatieverlof. Vanaf 1 januari 2014 is de duur van het sollicitatieverlof afhankelijk van de duur van de opzeggingstermijn en van het feit of de werknemer al dan niet recht heeft op outplacement.
De tweede loongrens beïnvloedde de toepassing van de proefperiode. Gelet op het feit dat er enkel nog een proefperiode mogelijk is voor studenten en voor tijdelijke –of uitzendkrachten, heeft deze loongrens met het oog op de proefperiode zijn belang verloren.
De derde loongrens is – naast zijn nut voor het concurrentiebeding en het arbitragebeding – nog relevant om na te gaan of er voor bedienden die vóór 1 januari 2014 reeds in dienst zijn getreden, een geldig beding werd afgesloten over de grootte van de opzeggingstermijn. Er moet dan rekening gehouden worden met het bedrag van deze loongrens in het jaar van indiensttreding.