Arbeidstijd : binnenkort een grotere flexibiliteit


63644

De wet van 17 augustus 2013 betreffende de modernisering van het arbeidsrecht en houdende diverse bepalingen (B.S. 29 augustus 2013) geeft uitvoering aan het eerste luik van de akkoorden van de sociale partners over de flexibiliteit in de arbeidstijd. Het tweede luik dat gewijd is aan de glijdende uurroosters en de deeltijdse arbeid zal in de herfst in de Nationale Arbeidsraad besproken worden. 

De nieuwe wet van 17 augustus 2013 vergroot de flexibiliteit van de arbeidstijd door :

  • een verhoging van de interne grens van 65 uren;
  • een verhoging van het aantal niet-recupereerbare overuren in geval van buitengewone vermeerdering van werk of van een onvoorzienbare noodzakelijkheid;
  • een automatische invoeging in het arbeidsreglement van de verlenging van de referteperiode van de arbeidstijd door een CAO. 

1. Verhoging van de interne grens

Welke is de huidige interne grens ?

De wekelijkse arbeidsduur moet gemiddeld nageleefd worden over een referteperiode van een kwartaal. Die referteperiode kan worden verlengd tot hoogstens een jaar bij koninklijk besluit, bij collectieve arbeidsovereenkomst of door het arbeidsreglement. Het naleven van de gemiddelde arbeidsduur houdt voor de werkgever de verplichting in om uiterlijk op het einde van de referteperiode een inhaalrust toe te kennen voor de gepresteerde overuren.

Bovendien moet de werkgever die overuren laat presteren een interne grens van 65 uren naleven. Die interne grens kan bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst op 130 uren worden gebracht of ook nog door een ondernemingsakkoord dat is goedgekeurd door het paritair comité.

Deze interne grens is geen quotum van overuren in de referteperiode maar een grens die herhaaldelijk mag worden bereikt. Dat wil zeggen dat binnen een zelfde referteperiode een werknemer niet meer dan 65 of 130 uren opeenvolgend mag presteren zonder inhaalrust. Van zodra een werknemer dit aantal overuren gepresteerd heeft binnen de referteperiode, moet de werkgever de werknemer eerst inhaalrust toekennen alvorens dat deze opnieuw overuren mag presteren binnen diezelfde referteperiode.

De interne grens waarborgt de werknemers dus de regelmatige toekenning van inhaalrust en verhindert dat de werkgever een te groot aantal opeenvolgende overuren kan laten presteren gedurende een lange periode, waarbij alle inhaalrust in één keer wordt toegekend op het einde van de referteperiode. Anders gezegd, de interne grens van 65 uren beperkt de flexibiliteit in de werkorganisatie. Zij belet immers de toepassing van arbeidscycli met lange perioden van grotere activiteit die worden gecompenseerd door lange perioden van inhaalrust.

Wat zal de nieuwe interne grens zijn ?

De nieuwe wet:

  • brengt de interne grens van 65 uren op 78 uren wanneer de referteperiode geen jaar duurt (bijvoorbeeld een referteperiode van een kwartaal) ;
  • brengt  de interne grens van 65 uren op 91 uren wanneer de referteperiode op een jaar wordt gebracht. Tijdens de eerste drie maanden van de referteperiode zal de grens echter 78 uren zijn;
  • verhoogt de nieuwe interne grens tot 130 of  tot 143 uren volgens procedures die nog moeten bepaald worden bij koninklijk besluit.   

Volgens de parlementaire werkzaamheden zou het koninklijk besluit de optrekking van de interne grens tot 130 uren mogelijk maken via een sectorale cao of een ondernemingsakkoord, terwijl er voor de verhoging tot 143 uren altijd een sectorale cao zou nodig zijn.  

2. Verhoging van het aantal niet-recupereerbare overuren

Wat is het huidige krediet aan niet-recupereerbare overuren ?

Wanneer een werknemer overuren presteert ten gevolge van een buitengewone vermeerdering van werk of van een onvoorzienbare noodzakelijkheid dan kan hij vóór het verstrijken van de loonperiode vragen om die gepresteerde overuren niet te moeten recupereren. In plaats van hem dan inhaalrust toe te kennen, moet de werkgever hem op het einde van de loonperiode deze overuren uitbetalen bovenop het gewone loon.

Niet recupereren kan gevraagd worden voor 65 overuren per kalenderjaar. Dat krediet aan uren die niet gerecupereerd kunnen worden kan door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst of door een door het paritair comité goedgekeurd ondernemingsakkoord op 130 uren per kalenderjaar worden gebracht.

Wat zal het nieuwe krediet aan niet-recupereerbare overuren zijn?

De nieuwe wet:

  • brengt  het krediet aan niet-recupereerbare overuren van 65 uren op 91 uren per kalenderjaar;
  • verhoogt het krediet aan niet-recupereerbare overuren tot 130 uren of tot  143 uren per kalenderjaar volgens procedures die nog moeten bepaald worden bij koninklijk besluit. Volgens de parlementaire werkzaamheden zou het koninklijk besluit de optrekking van het krediet aan niet-recupereerbare overuren tot 130 uren mogelijk maken via een sectorale cao of een ondernemingsakkoord terwijl er voor de verhoging tot 143 uren altijd een sectorale C.A.O. zou nodig zijn.  

3. Automatische invoeging in het arbeidsreglement van de verlenging van de referteperiode door een C.A.O.

In geval van verlenging van de referteperiode  waarover de gemiddelde arbeidsduur moet worden nageleefd door de voltijdse weknemers door een collectieve arbeidsovereenkomst zal het voortaan niet meer nodig zijn de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement toe te passen. De verlenging zal automatisch in het arbeidsreglement worden ingevoegd.

Dat zal ook het geval zijn voor de verlenging door een cao van de referteperiode waarover de gemiddelde arbeidsduur moet worden nageleefd  door deeltijdse werknemers die werken in een flexibele arbeidsregeling met een veranderlijke uurregeling. Deze verlenging van de referteperiode zal automatisch in het arbeidsreglement worden ingevoegd.

4. Inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen

De nieuwe bepalingen van de wet van 17 augustus 2013 zullen in werking treden van zodra de procedures voor de verhoging van de interne grens en van het krediet aan  niet-recupereerbare overuren bij koninklijk besluit zullen zijn bepaald.