Handelsvertegenwoordiger: wanneer wordt het recht op een uitwinningsvergoeding beoordeeld?

Van 
98027

De handelsvertegenwoordiger heeft recht op een uitwinningsvergoeding, mits de naleving van bepaalde voorwaarden. De hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger moet beoordeeld worden op het moment van de effectieve beëindiging van de overeenkomst.

Op 22 februari 2019 heeft de Arbeidshof van Brussel zich uitgesproken over het moment waarop de hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger moet beoordeeld worden om de werknemer recht te geven op een uitwinningvergoeding.

In dit artikel kijken we terug naar de principes die van toepassing zijn.

Wat is een uitwinningsvergoeding?

De uitwinningsvergoeding is een speciale vergoeding voor een handelsvertegenwoordiger die een cliënteel heeft aangebracht. Het doel van een uitwinningsvergoeding is – volgens het Hof van Cassatie - schade te vergoeden die aan de vertegenwoordiger wordt toegebracht door het verlies aan cliënteel als gevolg van de verbreking van de arbeidsovereenkomst door de werkgever.

Verschillende cumulatieve voorwaarden moeten vervuld zijn:

  • verbreking door de werkgever;
  • tewerkstelling van minstens een jaar;
  • aanbreng van cliënteel, die een vermoeden is, ingeval een concurrentiebeding werd voorzien;
  • geleden nadeel door de vertegenwoordiger.

Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, moet de werkgever een uitwinningsvergoeding aan de handelsvertegenwoordiger betalen. Het bedrag van deze vergoeding is gelijk aan 3 maanden loon. In voorkomend geval wordt dit bedrag verhoogd met 1 maand per bijkomende begonnen periode van 5 dienstjaren bij dezelfde werkgever.

Wat is er gebeurd?

In dit geval werd de werknemer aangeworven met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als handelsvertegenwoordiger. Hij voldeed echter niet aan de verwachtingen van zijn functie. De werkgever gaf hem verschillende waarschuwingen, maar zonder verbetering. Vervolgens wordt hij ontslagen met een opzegtermijn van vier maanden en tien weken.

Tijdens de opzeggingstermijn ondervond de werknemer moeilijkheden om nog zijn functie van handelsvertegenwoordiger uit te voeren en de partijen kwamen dus overeen dat hij voortaan als tele-verkoper zal werken. De werkgever besloot uiteindelijk om de arbeidsovereenkomst te verbreken en de resterende opzeggingstermijn uit te betalen, maar geen uitwinningsvergoeding.

De werknemer was van mening dat hij recht had op deze vergoeding. Hij dagvaardde zijn werkgever en eiste de betaling van een uitwinningsvergoeding.

Wat heeft het Hof beslist?

In dit arrest herinnert het Hof eraan dat de werknemer moet aantonen dat hij handelsvertegenwoordiger was op het moment van de definitieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en niet op de dag van kennisgeving van de opzegging.

Een werknemer die bij het sluiten van zijn overeenkomst handelsvertegenwoordiger was, maar nadien een andere functie uitoefent, kan geen aanspraak maken op een uitwinningsvergoeding. Hetzelfde geldt als de functie tijdens de opzegtermijn wordt gewijzigd.

In dit geval heeft de werknemer aanvaard om tijdens de duur van zijn opzeggingstermijn de functie van tele-verkoper uit te oefenen, waardoor hij niet langer handelsvertegenwoordiger was op het ogenblik van de verbreking van de arbeidsovereenkomst.

Wat te onthouden?

De hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger moet op het moment van de effectieve beëindiging van de overeenkomst beoordeeld worden. Met andere woorden: een werknemer die tijdens de uitvoering van zijn overeenkomst (ook tijdens de opzegtermijn) de hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger verliest en een nieuwe functie uitoefent, verliest ook zijn recht op een uitwinningsvergoeding.

 

Bronnen

Artikel 101 van de wet van 3 juli 1978, BS. 22 augustus 1978.

Arbeidshof. Brussel, 22 februari 2019, J.T.T., 2019, p. 348 - 350.