Internationale tewerkstelling binnen de EER en Zwitserland: nieuwe coördinatieregels betreffende de sociale zekerheid


58501

Sinds 1 mei 2010 geldt binnen de EU Verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de verschillende socialezekerheidsstelsels. Het toepassingsgebied werd nadien nog uitgebreid:

  • Sinds 1 januari 2011: voor onderdanen van derde landen die zich binnen de EU verplaatsen (niet voor het Verenigd Koninkrijk);
  • Sinds 1 april 2012: voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein;
  • Sinds 1 juni 2012: voor Zwitserland.

Deze Verordening wijst bij een tewerkstelling met een internationaal aanknopingspunt het toepasselijke socialezekerheidsstelsel aan. In principe zal dat het socialezekerheidsstelsel van de werkstaat zijn (lex loci laboris), maar hierop bestaan er uitzonderingen. Zo is het mogelijk dat een werknemer, hoewel (gedeeltelijk) werkzaam op het grondgebied van een andere lidstaat (of andere lidstaten), toch onderworpen blijft aan de sociale zekerheid van zijn woonland. Om misbruiken te voorkomen, gelden er hiervoor echter wel strikte voorwaarden.

Vanaf 28 juni 2012 worden die toewijzingsregels gewijzigd voor drie categorieën van personen wiens tewerkstelling een internationaal aanknopingspunt heeft. Het gaat omwerknemers die gelijktijdig werkzaam zijn in twee of meer lidstaten, het vliegpersoneel van de burgerluchtvaart en de zelfstandige grensarbeiders. Er zijn voor deze categorieën echter ook overgangsmaatregelen van toepassing. We zullen de verschillende nieuwigheden hieronder afzonderlijk bespreken.

1. Gelijktijdige tewerkstelling in twee of meer lidstaten

Tot vóór 28 juni 2012 werd er een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van werknemers die tegelijkertijd werkzaamheden verrichten in twee of meer lidstaten: werknemers die dat doen voor verschillende werkgevers die hun zetel op het grondgebied van verschillende lidstaten hebben en werknemers die dat doen voor een of meerdere werkgevers die in dezelfde lidstaat gevestigd zijn.

Voor de eerstgenoemde categorie gold dat zij automatisch onderworpen waren aan de sociale zekerheid van hun woonland, zonder enige bijkomende voorwaarde en zelfs indien zij daar niet eens werden tewerkgesteld. Voor de tweede categorie gold dat zij maar onderworpen waren aan de sociale zekerheid van hun woonland voor zover zij daar een substantieel gedeelte van hun werkzaamheden uitoefenden.

Vanaf 28 juni 2012 geldt nu echter ook voor de eerste categorie dat zij maar onderworpen zijn aan de sociale zekerheid van hun woonland voor zover zij daar een substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verrichten. Onder ‘substantieel gedeelte’ wordt begrepen dat minstens een aandeel van 25 % van hun loon moet worden gegenereerd in de woonstaat en/of dat minstens 25 % van hun arbeidstijd in de woonstaat wordt verkregen, en dat gedurende de volgende 12 kalendermaanden.

Samengevat: Voor de personen die gelijktijdig tewerkgesteld zijn in verschillende lidstaten geldt nu, ongeacht de situatie, dat zij maar onderworpen zijn aan de sociale zekerheid van hun woonstaat voor zover zij daar een substantieel gedeelte van hun werkzaamheden uitoefenen.

Indien er geen substantieel gedeelte van de werkzaamheden in het woonland wordt uitgeoefend, moet er wel nog een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende situaties, afhankelijk of de werknemer wordt tewerkgesteld op het grondgebied van verschillende lidstaten voor:

  • één werkgever: toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar de werkgever zijn zetel heeft;
  • verschillende werkgevers die hun de zetel hebben in dezelfde lidstaat: toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar de werkgever zijn zetel heeft;
  • verschillende werkgevers die hun zetel hebben in twee verschillende lidstaten, waarvan een de woonstaat is van de betrokkene: toepassing van de wetgeving van de lidstaat die niet de woonstaat is;
  • verschillende werkgevers waarvan minstens twee hun zetel hebben in verschillende lidstaten, andere dan de woonstaat van de betrokkene: toepassing van de wetgeving van de woonstaat.

Ook de definitie van een persoon die “in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten” (opgenomen in Vo. nr. 987/2009) werd gewijzigd. Daaronder wordt voortaan begrepen:

“…iemand die gelijktijdig of afwisselend, voor dezelfde onderneming of werkgever of voor verschillende ondernemingen of werkgevers, op het grondgebied van twee of meer lidstaten één of meer afzonderlijke werkzaamheden uitoefent.”

Dit is een vereenvoudiging ten opzichte van de vroegere definitie.

2. Vliegpersoneel van burgerluchtvaart

Vanaf 28 juni geldt er ook een zeer belangrijke aanpassing van de Verordening voor wat betreft het vliegpersoneel van de burgerluchtvaart. Voortaan worden werkzaamheden van een lid van het cockpit- of cabinepersoneel (piloten, stewardessen, …) beschouwd als werkzaamheden verricht in de lidstaat waar het lid zijn thuisbasis zich bevindt.

Onder de thuisbasis wordt begrepen:

“…de locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen en waar het bemanningslid in de regel een dienstperiode of een reeks dienstperioden aanvangt en beëindigt, en waar, onder normale omstandigheden de exploitant niet verantwoordelijk is voor de accommodatie van het bemanningslid in kwestie”.

Tot voor 28 juni gold dat het vliegpersoneel van de burgerluchtvaart in principe onderworpen was aan het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat waar de domicilie of de zetel van de werkgever gevestigd is. Door de voornoemde aanpassing van de Verordening zal het aanknopingspunt echter de lidstaat zijn waarin het personeel zijn arbeid gewoonlijk begint en eindigt.

3. Zelfstandige grensarbeiders

Inzake het socialezekerheidsrecht wordt onder grensarbeiders begrepen, diegenen die een werkzaamheid uitoefenen in een lidstaat die niet de woonstaat is, maar die wel minstens één keer per week naar die woonstaat terugkeren.

Indien een zelfstandige grensarbeider (dus niet in loondienst) zijn laatste activiteit uitoefende in een land dat een stelsel met werkloosheidsuitkeringen voor zelfstandigen voorziet en die woont in een lidstaat waar zulks niet voorzien is, zal die toch werkloosheidsuitkeringen kunnen ontvangen in het laatste land van tewerkstelling. Daartoe moeten uiteraard de voorwaarden voor die uitkering zoals die gelden in die laatste werkstaat worden vervuld. De betrokken grensarbeider dient zich in te schrijven als volledig werkzoekende in dat land. Zij kunnen zich echter ook nog aanvullend inschrijven in de woonstaat. In dat geval behouden zij het recht op werkloosheidsuitkeringen gedurende drie maanden. Eventueel kan de bevoegde instelling van de staat van de laatste activiteit die termijn nog verlengen.

4. Overgangsmaatregelen

Zoals hierboven reeds aangehaald, treden al deze nieuwe regels in werking op 28 juni 2012. Nochtans werd er ook in overgangsmaatregelen voorzien voor het geval dat de nieuwe regels tot gevolg zouden hebben dat een andere lidstaat bevoegd zou zijn als onder de oude regels. Het komt er dus op neer dat in die gevallen de betrokken personen onderworpen kunnen blijven aan de wet die op hen van toepassing was vóór 28 juni 2012, voor zover de relevante situatie ongewijzigd blijft en de personen zelf niet de toepassing van de nieuwe regels vragen. Bovendien kan die overgangsmaatregel maar maximaal tien jaar van toepassing blijven. Na die tien jaar moet men dus automatisch de nieuwe aanwijzingsregels toepassen en opnieuw kijken welk land er bevoegd is voor de sociale zekerheid.