Terbeschikkingstelling van personeel : Informatieplicht en na te leven procedure door de gebruiker


63156

De programmawet van 27 december 2012 legt ingeval van terbeschikkingstelling van personeel aan de gebruiker nieuwe verplichtingen op.

Hij moet bij overeenkomst nader omschrijven welke instructies hij zal geven aan het betrokken personeel zonder dat daardoor het gezag wordt verplaatst naar hem. Dit werd reed uitgevoerd door een K.B. en hierover verscheen er dan ook al een artikel op onze site op 15 januari 2013 dat u kan raadplegen door hier te klikken.

Een andere verplichting betreft een informatieplicht aan zijn personeelsvertegenwoordigers. Deze informatieplicht werd nu ook uitgevoerd door een K.B. van 17 juli 2013 dat de procedure uitwerkt om aan deze informatieplicht te voldoen.

1. Informatieplicht opgelegd aan de gebruiker

We herinneren u eraan dat de gebruiker zijn ondernemingsraad zo snel mogelijk op de hoogte moet brengen van het bestaan van een overeenkomst die hij heeft afgesloten met de werkgever waarin het instructierecht nader wordt bepaald. Indien de leden van de ondernemingsraad hierom verzoeken, dient de gebruiker ook een afschrift van het gedeelte van de overeenkomst waarin de instructies zijn bepaald, te bezorgen.

Indien er binnen de onderneming geen ondernemingsraad is, dient deze informatie te worden bezorgd aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk en, bij ontstentenis daarvan, aan de leden van de vakbondsafvaardiging.

Ook de sanctie werd reeds bepaald door de programmawet: indien de gebruiker weigert om het bedoelde afschrift van het gedeelte van de overeenkomst over te maken, dan wordt de geschreven overeenkomst geacht niet te bestaan. Het gevolg hiervan is dat, wanneer er een instructie wordt gegeven, er een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zal ontstaan tussen de gebruiker en de werknemer (tenzij de instructie betrekking heeft op de naleving door de gebruiker van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk).

2. De na te leven procedure

Het K.B. van 17 juli 2013 bepaalt dat de gebruiker de secretaris van de ondernemingsraad op de hoogte dient te brengen van het bestaan van de overeenkomst middels een eenvoudige schriftelijke of elektronische mededeling. Dit kan met andere woorden per e-mail gebeuren. Een mondelinge mededeling volstaat echter niet.

Het is dan aan de secretaris om de andere leden van de ondernemingsraad op de hoogte te brengen van het bestaan van deze overeenkomst.

Indien er geen ondernemingsraad in de firma aanwezig is, dan dient de gebruiker de persoon in te lichten die daartoe werd aangeduid in het huishoudelijk reglement van het CPBW. Op zijn beurt brengt deze persoon de leden van het CPBW op de hoogte.

Indien er geen CPBW bestaat, dient de gebruiker rechtstreeks de leden van de vakbondsafvaardiging in te lichten.

Daarnaast bepaalt het K.B. nog dat de gebruiker het gedeelte van de overeenkomst die de desbetreffende instructies bevat aan de leden van de ondernemingsraad, het CPBW of nog, de vakbondsafvaardiging die daarom verzoeken, moet bezorgen binnen veertien kalenderdagen of sneller indien de overeenkomst van kortere duur is.

Bovenstaande procedure treedt in werking op 8 augustus 2013.