Tijdskrediet : Het recht erop en de uitkeringen ervoor op één lijn gebracht


58834

Op 27 juni 2012 sloot de Nationale Arbeidsraad een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst over het tijdskrediet – de CAO nr. 103. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de discrepantie op die sedert 1 januari 2012 bestond tussen het recht op tijdskrediet en het recht op uitkeringen (zie ons artikel van 11 april 2012).

De CAO nr. 103 vervangt de CAO nr. 77 bis van 19 december 2001 betreffende het tijdskrediet.

De nieuwe CAO geeft de werknemers van de privésector:

  • een recht op voltijds tijdskrediet, halftijds of 1/5de tijdskrediet zonder motief;
  • een bijkomend recht op voltijds tijdskrediet, halftijds of 1/5de tijdskrediet met motief.

Werknemers 55+ behouden door de CAO hun recht om in te stappen op de zogenaamde landingsbaan.

Ook de principes betreffende de 5 % drempel en de bepalingen die betrekking hebben op de kennisgeving, het uitstel of de intrekking van het tijdskrediet blijven ongewijzigd.

Merken we nog op dat de oude CAO nr. 77bis in bepaalde gevallen uitwerking blijft hebben om de rechten van de werknemers die reeds tot het stelsel zijn toegetreden te vrijwaren en dit tot de inwerkingtreding van de nieuwe CAO nr. 103.

De CAO nr. 103 stelt volgende tijdskredietformules voor :

1. Aanvragen zonder motief

Werknemers in de privésector hebben tijdens de ganse loopbaan en zonder een motief te moeten inroepen, recht op:

  • of een voltijds tijdskrediet gedurende 12 maanden;
  • of een halftijdse loopbaanvermindering van de arbeidsprestaties gedurende 24 maanden;
  • of een loopbaanvermindering met 1/5de gedurende 60 maanden;
  • of een combinatie van die stelsels tot het beloop van een voltijds equivalent van 12 maanden.

Deze rechten zonder motief kunnen worden uitgeoefend zonder recht te hebben op een onderbrekingsuitkering.

Omwille van arbeidsorganisatorische redenen moeten het voltijds tijdskrediet en de halftijdse vermindering van de arbeidsprestaties worden opgenomen voor een minimumduur van 3 maanden, de 1/5de loopbaanvermindering voor een minimumduur van 6 maanden. Indien er deel van deze minimumperiode overblijft – dus respectievelijk 3 of 6 maanden – kan de werknemer toch nog zijn recht volledig benutten. Het resterende deel kan dan voor een kortere periode worden opgenomen.

De mogelijkheid die voorheen – door CAO nr. 77bis - bestond voor sectoren en ondernemingen om het recht op voltijds of halftijds tijdskrediet te verlengen tot 5 jaar over heel de loopbaan, wordt vervangen door de mogelijkheid om 36 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse vermindering van de arbeidsprestaties met motief op te nemen. Voor werknemers die nog uit het toepassingsgebied van CAO nr. 77bis rechten putten en vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe CAO nr. 103 hun recht op tijdskrediet of loopbaanvermindering hebben aangevraagd, worden er overgangsbepalingen voorzien. (zie infra).

Welke voorwaarden?

Anciënniteit en loopbaan

De werknemer moet een loopbaan van 5 jaar hebben en een anciënniteit van 24 maanden in de onderneming. Deze voorwaarden zijn niet van toepassing als het voltijds tijdskrediet of de loopbaanvermindering onmiddellijk aansluit op de uitoefening van het ouderschapsverlof wanneer de werknemer dit recht heeft uitgeput voor alle rechthebbende kinderen.

Arbeidsregime en tewerkstelling

Het voltijds tijdskrediet kan worden opgenomen ongeacht het arbeidsregime.

Voor de vermindering van de loopbaan tot een halftijdse tewerkstelling, moet de werknemer tijdens de 12 maanden die de aanvraag voorafgaan, minstens ¾ van een voltijdse tewerkstelling gewerkt hebben.

Ten slotte moet de werknemer om recht te hebben op de vermindering van de loopbaan met 1/5, in principe gewoonlijk voltijds gewerkt hebben in een arbeidsregime van 5 dagen of meer, gedurende de 12 maanden die de aanvraag voorafgaan.

2. Aanvragen met motief

Bijkomend recht op 36 maanden

Het recht op voltijds tijdskrediet, op halftijdse vermindering van de arbeidsprestaties of 1/5de loopbaanvermindering, wordt uitgebreid met een bijkomend recht op maximaal 36 maanden om volgende motieven:

  • om voor een kind te zorgen tot de leeftijd van acht jaar (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft en per minimumperiode van 6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft);
  • het verlenen van palliatieve verzorging (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van één maand en kan maximaal met één maand per patiënt worden verlengd);
  • het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid (deze periode kan enkel worden opgenomen per minimumperiode van één maand en een maximumperiode van drie maanden);
  • het volgen van een opleiding (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft en per minimumperiode van 6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft).

Bijkomend recht op 48 maanden

Het recht op voltijds tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering, wordt uitgebreid met een bijkomend recht tot maximaal 48 maanden om volgende motieven:

  • om zorg te dragen voor een gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering betreft en per minimumperiode van 6 maanden als het een 1/5de loopbaanvermindering betreft);
  • voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van één maand en maximumperiode van drie maanden).

Gemeenschappelijke bepalingen

De werknemers die een bepaald motief kunnen inroepen, kunnen vrij bepalen of ze kiezen voor een voltijdse schorsing of een halftijdse of de 1/5de vermindering van hun prestaties. Ze kunnen ook vrij kiezen of zij de gemotiveerde schorsing wensen of de niet gemotiveerde schorsing.

Indien er een deel van de minimumperiode overblijft (1, 3 of 6 maand), kan de werknemer toch nog zijn recht volledig benutten. Het resterende deel kan dan toch nog voor een kortere periode worden opgenomen.

In tegenstelling tot de halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering zonder motief, wordt het bijkomend recht op halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering met motief niet proportioneel verrekend bij het opnemen er van in een deeltijdse regime.

Het recht met motief kan maar worden opgenomen indien de werknemer de daartoe voorgeschreven bewijsstukken verstrekt aan de werkgever. Het betreft een gelijkaardig bewijs zoals voorzien voor de thematische verloven. Voor het recht op uitkeringen moeten deze bewijsstukken eveneens worden overgemaakt aan de RVA.

De verschillende perioden van voltijds tijdskrediet, halftijds of 1/5de loopbaanvermindering met motief mogen samen de grens van 48 maanden niet overschrijden.

Welke voorwaarden ?

Afsluiting van een CAO

Het bijkomend recht met motief op 36 maanden voor een voltijds tijdskrediet of een halftijdse loopbaanvermindering kan slechts worden uitgeoefend als er binnen de sector of de onderneming een collectieve arbeidsovereenkomst bestaat die dat recht ook toelaat. Aan deze laatste voorwaarde is vervuld als de voor de sector of de onderneming aangegane collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten werden vóór de inwerkingtreding van de CAO nr. 103, op grond van de oude CAO nr. 77 bis tot uitbreiding van het recht op tijdskrediet.

Voor de uitoefening van het recht op 48 maand is er daarentegen geen CAO op ondernemingsniveau vereist.

Anciënniteit

Voor het tijdskrediet en de loopbaanvermindering met motief geldt er geen loopbaanvoorwaarde. De enige voorwaarde bestaat uit een anciënniteitsvoorwaarde van twee jaar dienst in de onderneming, behalve indien het voltijds tijdskrediet of de loopbaanvermindering onmiddellijk aansluit op de uitoefening van het ouderschapsverlof én wanneer de werknemer dit recht heeft uitgeput voor alle rechthebbende kinderen. In dit laatste geval is er ook geen anciënniteitsvoorwaarde nodig.

Arbeidsregime en tewerkstelling

Het voltijds tijdskrediet kan worden genomen ongeacht het arbeidsregime.

Voor de vermindering van de loopbaan tot halftijdse tewerkstelling, moet de werknemer tijdens de 12 maanden die de aanvraag voorafgaan, minstens ¾ van een voltijdse tewerkstelling gewerkt hebben.

Ten slotte moet de werknemer om recht te hebben op de vermindering van de loopbaan met 1/5, in principe gewoonlijk voltijds gewerkt hebben in een arbeidsregeling van 5 dagen of meer, gedurende de 12 maanden die de aanvraag voorafgaan.

3. Landingsbanen

De leeftijd om recht te hebben op onderbrekingsuitkeringen in het kader van de vermindering van tot een halftijdse arbeidsbetrekking of 1/5 loopbaanvermindering, wordt verhoogd tot 55 jaar en de loopbaanvoorwaarde wordt op 25 jaar gebracht.

De werknemers die aan deze voorwaarden voldoen hebben -tot aan het ogenblik dat zij hun ouderdomspensioen opnemen- recht op:

- een 1/5de loopbaanvermindering ten belope van een dag per week of twee halve dagen per week, voor zover ze tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over vijf of meer dagen (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 6 maanden);

- een loopbaanvermindering in de vorm van een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse arbeidsbetrekking (deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 3 maanden);

Een afwijking bestaat voor werknemer met een leeftijd vanaf 50 waarvoor de CAO nr. 103 volgende regeling voorziet:

  • een recht –tot aan de opname van het ouderdomspensioen- op een vermindering tot een halftijdse loopbaan op voorwaarde van een zwaar beroep te hebben uitgeoefend gedurende minstens 5 jaar in de 10 voorafgaande jaren of gedurende ten minste 7 jaar in de 15 voorafgaande jaren aan de kennisgeving aan de werkgever én op voorwaarde dat het zwaar beroep voorkomt op de lijst van de knelpuntberoepen (de Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt jaarlijks deze lijst, na unaniem advies te hebben gewonnen van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening);
  • een recht –tot aan de opname van het ouderdomspensioen- op een 1/5 loopbaanvermindering op voorwaarde van een zwaar beroep te hebben uitgeoefend gedurende minstens 5 jaar in de 10 voorafgaande jaren of gedurende ten minste 7 jaar in de 15  voorafgaande jaren aan de kennisgeving aan de werkgever of te minste voorafgaand een beroepsloopbaan 28 jaar hebben doorlopen, voor zover een recht op vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5  uitdrukkelijk  voorzien is  in een collectieve arbeidsovereenkomst op het niveau van de sector.

Deze rechten komen ook toe aan de werknemers 50+ wanneer de ingangsdatum van de vermindering tot een halftijdse loopbaan of de vermindering met 1/5 voorkomt in een periode waarin de onderneming wordt erkend als onderneming in herstructurering of onderneming in moeilijkheden door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.

In het kader van hogervermelde afwijkende regelingen, wordt onder zwaar beroep begrepen: het werk in wisselende ploegen, het werk in onderbroken diensten en het werk met nachtprestaties.

Welke voorwaarden ?

Loopbaan en anciënniteit

Naast de voorwaarde van het beroepsverleden, dat desgevallend van 25 op 28 jaar wordt gebracht, moet de werknemer verbonden zijn geweest met de werkgever met  een arbeidsovereenkomst gedurende een periode van 24 maanden die de aanvraag voorafgaan. Met akkoord van de werkgever kan deze termijn evenwel worden verminderd.

Arbeidsregime en tewerkstelling

Om 1/5de loopbaanvermindering te genieten moet de werknemer voltijds tewerkgesteld geweest zijn in een arbeidsregeling van 5 dagen of meer, gedurende de 24 maanden die de aanvraag voorafgaan (of 4/5de van een voltijdse tewerkstelling in het kader van een tijdskrediet met of zonder motief).

Om de halftijdse loopbaanvermindering te genieten moet de werknemer minstens 3/4de van een voltijdse tewerkstelling gewerkt hebben gedurende de 24 maanden die de aanvraag voorafgaan.

Overgangsmaatregelen

Eerdere aanvragen en verlengingsaanvragen waarvan de werkgever reeds in kennis werd gesteld vóór de datum van inwerkingtreding van de CAO nr. 103, blijven onder de toepassing vallen van de oude CAO nr. 77 bis. De nieuwe aanvragen en de verlengingsaanvragen waarvan de werkgever in kennis werd gesteld ná de inwerkingtredingsdatum van de CAO nr. 103, vallen onder de toepassing van de nieuwe CAO.

Na de inwerkingtredingsdatum kunnen werknemers van ten minste 50 jaar die reeds het stelsel van een landingsbaan –CAO nr. 77 bis gewijs- genoten, hun loopbaanvermindering nog éénmaal verlengen op basis van  de CAO nr. 77 bis.

Daarnaast kunnen werknemers die vóór de inwerkingtreding van CAO nr. 103 hun loopbaan reeds met 1/5de of halftijds hebben verminderd ingevolge de CAO nr. 77 bis, een beroep doen op de CAO nr. 77 bis voor een landingsbaan vanaf 50 jaar, voor zover hierover een akkoord is gesloten tussen de werkgever en werknemer en dit onder volgende cumulatieve voorwaarden:

  • de werkgever werd vóór 28 november 2011 schriftelijk op de hoogte gebracht van de loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking;
  • de loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking volgt onmiddellijk en aansluitend op eenzelfde vorm van loopbaanvermindering of vermindering van arbeidsprestaties.

De collectieve arbeidsovereenkomsten die in uitvoering van de CAO nr. 77 bis van 19 december 2001 met betrekking tot het toepassingsgebied, de organisatieregels en de drempel zijn afgesloten, blijven van toepassing.

Inwerkingtreding

De CAO nr. 103 treedt in werking op het tijdstip waarop een koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 dat het recht op de uitkeringen regelt, in werking treedt en uiterlijk op 1 september 2012.